TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Duitse wortels

Titel: Duitse wortels - Mijn familie, de oorlog en Silezië
Schrijver: Laura Starink
Uitgever: Atlas Contact
Uitgebracht: 2013
Pagina's: 224
ISBN: 9789045022079
Omschrijving:

Elinor Cibis, de moeder van Slaviste en journaliste Laura Starink (1954), werd in 1924 geboren in Mikultschütz, een klein stadje in Silezië in het verre Oosten van het toenmalige Duitsland. Hier had Elinor als oudste van een gezin met zes kinderen tot eind 1944 een onbezorgde kindertijd en jeugd. Elinors vader Georg was leraar op de Pestalozzi Schule, tijdens het nationaalsocialisme omgedoopt in ‘Adolf Hitler Schule’. Mikultschütz kreeg de nóg Duitser klinkende naam Klausberg.Toen de twintigjarige Elinor het stadje in 1944 verliet, had ze haar gymnasiumdiploma op zak en haar leertijd bij de Hitlerjugend en de Arbeidsdienst achter de rug.

Pas vijftig jaar later zag Elinor de plaatsen van haar jeugd terug. Mikulczyce, zoals Klausberg nu heette, was een lelijk en vervallen mijnwerkersstadje in ‘de kolenpot van Kattowitz’, het Roergebied van Opper-Silezië in Polen. Weinig herinnerde aan het verzorgde Duitse stadje dat het ooit was. Kort na Elinors vertrek was ook in Klausberg de ellende van de Tweede Wereldoorlog doorgedrongen – met fatale gevolgen voor het gezin Cibis. Haar ouders had Elinor nooit teruggezien, haar jongere broer en vier zusjes pas in 1950, toen zij zich voorgoed in Kervenheim in West-Duitsland gevestigd hadden.

In haar boek 'Duitse wortels. Mijn familie, de oorlog en Silezië' vertelt Laura Starink het aangrijpende verhaal van haar moeders Duitse familie tussen 1933 en 1950. Tegelijk werpt zij licht op de roerige geschiedenis van Duitsers in Silezië, het gebied dat eeuwenlang heen en weer is geschoven tussen Pruisen, Rusland, Polen, Bohemen en Oostenrijk. Hier speelt de geschiedenis van haar katholieke Duitse voorouders zich af. Opa Georg Cibis (1889-1947) en oma Martha Cibis-Klose (1900-1945) werden geboren in het Hultschiner Ländchen, sinds het midden van de achttiende eeuw het zuidelijkste puntje van Pruisen. Na de Eerste Wereldoorlog en de ineenstorting van de drie grote keizerrijken, Duitsland, Rusland en Oostenrijk-Hongarije, kwam dat gebied in handen van de nieuwe republiek Tsjecho-Slowakije. Zobten, het plaatsje in Neder-Silezië waar de Kloses zich na 1918 vestigden, en Mikultschütz bleven nog net bij Duitsland horen en lagen niet ver van de grens met de nieuwe Poolse republiek.

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog liggen de wortels van de Cibissen en de Kloses in het huidige Polen en Tsjechië. Uitvoerig beschrijft Starink de dramatische ervaringen van haar familie in die periode. Zo lezen we hoe oma Martha in januari 1945 met haar jongste kinderen voor het Rode Leger naar het Reuzengebergte vlucht en aan de ontberingen overlijdt; hoe Elinors jongere zus Inge in Auschwitz een aantal maanden dwangarbeid voor de Russen moet verrichten en hoe opa Georg zich, ontdaan van al zijn bezit, met zijn jongste kinderen in het uiterst vijandige nieuwe Polen moet zien staande te houden. Net als zijn echtgenote sterft ook hij in beroerde omstandigheden, pas zevenenvijftig jaar oud.

Het vluchtverhaal van de Cibissen is exemplarisch voor dat van miljoenen andere Duitse Vertriebene, die tot 1950 ontredderd en ontheemd uit de Duitse Ostgebiete in de Bondsrepubliek terechtkwamen. Een treurzang wil de geschiedenis van de familie Cibis echter niet zijn. Haar familie klaagde nooit over het verlies van de Heimat. Met het Duitse slachtofferschap en het politieke activisme van de diverse Vertriebenenverbände in de Bondsrepubliek hebben ze nooit iets te maken willen hebben, benadrukt Starink in haar motivatie om het verhaal van een ‘gewoon Duits leraarsgezin’ te vertellen.

Wél zoekt Starink na haar moeders dood in 2008 opnieuw antwoorden op de prangende vraag hoe de familie Cibis zich in nazi-Duitsland eigenlijk gedragen had. Is het ‘Wir haben es nicht gewusst’ ook op hen van toepassing? Was opa Georg Cibis een Hitleraanhanger? Wat wisten haar moeder en haar familie van de Jodenvervolging, de Cibissen woonden immers slechts zestig kilometer van Auschwitz? En was het niet raar dat haar moeder in 1944 op kosten van het Hitlerregime in het Zwitserse Davos een langdurige tuberculosekuur mocht ondergaan? Daarover en over de oorlog in het algemeen was in huize Starink vroeger niet of nauwelijks gesproken. En de reis die zij in 1994 met haar moeder naar haar geboortestreek en Auschwitz maakte, had tot weinig meer dan ongemakkelijke gevoelens bij beiden geleid.

Starinks zoektocht levert een geslaagd boek op, dat haar familieverhaal in zijn historische context plaatst en nergens de verdenking van ‘slachtofferkitsch’ oproept. Persoonlijk betrokken maar met de kritische blik van de journalist (Starink schreef eerder twee boeken over Rusland en was jarenlang werkzaam bij NRC Handelsblad) bezoekt ze alle plekken van haar moeders jeugd, spreekt ze uitvoerig met Poolse historici en met een broer, zussen en tijd- en plaatsgenoten van haar moeder. Ze bestudeert familiedocumenten, krantenartikelen, archiefstukken en het door haar herontdekte literaire werk van August Scholtis (1901-1969), een ver familielid, die het vroegere Silezië in zijn werk doet herleven. En ze verdiept zich opnieuw in de bandopnamen met de gesprekken, die zij tijdens hun Polenreis in 1994 met haar moeder voerde. In een prettige stijl met hier en daar een kwinkslag doet de auteur verslag van wat ze hoort, ziet en leest. Waar de waarheid niet geheel te achterhalen valt, laat ze de lezer ruimte voor een eigen oordeel.

Zo is Starink niet te weten gekomen wat opa Georg echt over het Hitlerregime dacht. Hooguit maakt zij aannemelijk dat hij er waarschijnlijk sceptisch tegenover stond en zijn banden met diverse nationaalsocialistische organisaties meer te maken hadden met (noodgedwongen) aanpassing dan met overtuiging. Van de Jodenvervolging heeft hij ongetwijfeld geweten, maar er met zijn kinderen niet over gesproken. Uit de naoorlogse verhalen van Elinor en de twee oudste zussen Inge (1926) en Lotte (1928) blijkt vooral hoe alledaags het leven in het Derde Rijk voor hen geweest moet zijn. Ze waren jong, levenslustig en kenden van kinds af aan niets anders dan die schreeuwerige nationaalsocialistische retoriek. Plichtmatig voegden ze zich in de heersende nazi-orde en probeerden er soms aan te ontkomen, dat wel. Gebeurtenissen als de Kristallnacht in 1938, de verdwijning van het Joodse gezin dat lang bij de Cibissen op de bovenetage woonde ('vermoedelijk afgevoerd naar een concentratiekamp', aldus Lotte na de oorlog) en de nabijheid van verschillende krijgsgevangenenkampen, waar Britse maar vooral Russische en Poolse Untermenschen afgebeuld werden, drongen destijds nauwelijks of helemaal niet tot de meisjes door.

Hoe schokkend moet na de oorlog de waarheid over de Holocaust voor de zusjes Cibis geweest zijn. De gruwelijke betekenis van zoiets als haar bijna volledig ingevulde en in 1943 met hakenkruis afgestempelde Ahnenpass (voorouderpaspoort), het bewijs van een zuivere Arische afstamming en tevens een beknopte weergave van de ook op haar school verplichte nationaalsocialistische rassenleer, zal na de oorlog ten volle tot Elinor zijn doorgedrongen – en haar hebben doen verstommen. Die sprakeloosheid van gewone mensen die in de buitengewone omstandigheden van het nazisme een huiveringwekkend gewoon leven leidden, heeft Laura Starink in Duitse Wortels prachtig verwoord en goed invoelbaar gemaakt.

Beoordeling: Zeer goed

Informatie

Artikel door:
Marie-Cécile van Hintum
Geplaatst op:
06-10-2013
Laatst gewijzigd:
08-03-2015
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen