TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Zwijgen over de Euterpestraat

 
Titel: Zwijgen over de Euterpestraat - Op het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst gingen in 1944 verraad en verzet hand in hand
Schrijver: Jan Hopman
Uitgever: Free Musketeers
Uitgebracht: 2012
Pagina's: 148
ISBN: 9789048425693
Omschrijving:

Op tweede kerstdag 1956 sterft in een ziekenhuis in Caracas in Venezuela een vrouw, achtendertig jaar oud, moeder van een dochtertje van zeven. Uitgeteerd door levercirrose en de naderende dood maar nog steeds drinkend en rokend, neemt zij vastgebonden in bed afscheid van haar kind. Vele jaren later wijt dochter Marijke Schrahe (1949) de vroege en tragische dood van haar moeder aan traumatische gebeurtenissen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, die haar moeder verteerden en die zij met alcohol had weggedronken.

Die gebeurtenissen ontrafelt journalist Jan Hopman (1943) in zijn boek "Zwijgen over de Euterpestraat - Op het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst gingen in 1944 verraad en verzet hand in hand". De jonggestorven vrouw uit Caracas was Thea Hoogensteijn (1918-1956), Hopmans tante van moederskant en een 'moffengriet', die zich na de oorlog niet meer bij het gezin van zijn 'goede' vader hoefde te vertonen, maar die in 1965 plotseling werd uitgeroepen tot ‘vergeten verzetsheldin’. Gedreven door vragen over het slechte huwelijk van zijn ouders en de verzwegen oorlog die zo’n stempel op zijn jeugd drukte, reconstrueert Hopman een opmerkelijk oorlogsverhaal waarin goed en fout hand in hand gingen.

Thea Hoogensteijn werkte vanaf 1942 in Amsterdam op de Zentralstelle für jüdische Auswanderung en later als secretaresse van SD-chef Willy Lages in de Euterpestraat. In die laatste functie wist zij vanaf de zomer van 1944 met gevaar voor eigen leven honderden documenten met vitale informatie over op handen zijnde represailles en arrestaties aan de Amsterdamse verzetsbeweging van Pierre de Bie door te spelen. Zij redde hiermee het leven van talloze verzetsmensen en vormde een onmisbare schakel bij (gewapende) verzetsacties..

Tegelijk, zo ontdekte Hopman, ging Thea jarenlang vriendschappelijk om met SD’ers en fanatieke nazi’s. Samen met haar geliefde Henk Klijn, een gewetenloze Jodenjager, woonde ze in een met geroofd Joods goed ingericht huis van gedeporteerde Joden. En ze had een innige relatie met haar broer Jan, een overtuigde nazi en collaborateur, die onder haar ogen een indrukwekkende collectie geroofde Joodse kunst opbouwde en naar het buitenland verscheepte.

Deze en andere treurigstemmende nieuwe feiten nuanceren het beeld van de vrouw, die in 1965 dankzij Pierre de Bie in een paginagroot artikel in de Alkmaarse Courant als een eenzaam, dapper en door en door goed meisje - een ‘witte raaf in duister gezelschap’ getypeerd werd. Had vader Hopman dan toch gelijk gehad? Het artikel had het leven in huize Hopman destijds op zijn kop gezet, maar vader wilde als vanouds niets met de foute familie van zijn vrouw te maken hebben. Thea, Jan (die straffeloos naar Zweden en Caracas had weten te ontkomen) en de oorlog werden voorgoed doodgezwegen.

Thea Hoogensteijn was niettemin een heldin en geen opportuniste die pas tegen het einde van de oorlog de goede kant koos, concludeert Hopman. Uit recent historisch onderzoek naar twee politieagenten die in 1942 voor de ondergrondse werkten, blijkt dat zij al in dat jaar bereid was tot hulp aan het verzet. De bewijsvoering voor Thea’s ‘goede’ handelen vóór 1944 is natuurlijk van belang om het beeld van haar als verzetsheldin scherp te krijgen. Toch blijft in Hopmans boek onduidelijk welke rol zij in die periode precies speelde. Aanwijzingen voor concrete hulp aan met deportatie bedreigde Joden, iets waar zij in haar functie bij de Zentralstelle wellicht toe in staat was geweest, heeft Hopman niet kunnen vinden. En hartstochtelijke smeekbeden van haar zus Annelies in november 1942 aan Thea’s bureau op het Adema van Scheltemaplein hadden niet kunnen verhinderen dat de verraden Joodse overbuurvrouw van de Hopmans en haar baby kort daarna weggehaald werden. Het bewijs voor Thea’s verzetsactiviteiten in 1942 en 1943 is bovendien vooral gebaseerd op haar eigen verklaring uit 1946 en ontlastende verklaringen in de dossiers van de KP Amsterdam, die niet per definitie geloofwaardig zijn.

Maar welk verzet Thea al voor de zomer van 1944 ook al dan niet pleegde, wat "Zwijgen over de Euterpestraat" vooral interessant maakt, is het verhaal over een vrouw met meerdere gezichten: collaborateur en verzetsheldin tegelijk. Evenzo boeiend is het inkijkje dat Hopman geeft in de ‘buitengewone symbiose van goed en kwaad’ die het drietal Thea Hoogensteijn, Henk Klijn en Jan Hoogensteijn in 1944 met het verzet vormden. De Jodenjager Henk en de SS’er en Jodenhater Jan konden, zo blijkt, in 1944 zonder problemen tot het verzet toetreden en na de oorlog dankzij verzetsvrienden aan vervolging trachten te ontkomen. Net zoals de Jodenjager Dries Riphagen door de verzetsman Frits Kerkhoven, een naaste medewerker van Pierre de Bie, na de oorlog met succes de grens over geholpen is. Terecht stelt Hopman in dit verband de prangende vraag, waar al die schilderijen van oom Jan eigenlijk gebleven zijn – wie profiteerden er wellicht van diens middelen om zijn vlucht en onderduik te financieren en wie waren er bereid hem te helpen? Het is in het licht van Jans goede banden met het verzet niet ondenkbaar dat ook ‘goede’ vaderlanders tot de helpers en profiteurs behoorden.

Met zijn jeugdherinneringen aan het gedrag van zijn ‘goede’ vader tegenover Duitse badgasten die na de oorlog bij de Hopmans in Beverwijk over de vloer kwamen, illustreert de auteur tenslotte met gevoel voor ironie hoe complex de omgang met het verleden kan zijn. Zo ontpopt zich een Duitser, met wie vader Hopman tot aan zijn dood een hechte vriendschap onderhield, als een nazi van het zuiverste soort.

Jan Hopmans boek is het resultaat van uitgebreide research in oorlogsarchieven, op internet, in krantenartikelen en boeken. Een betere redactie was nodig geweest om een aantal inhoudelijke en tekstuele slordigheden te voorkomen en de grillige structuur aan te scherpen. Data kloppen hier en daar niet of worden weggelaten waar ze wel relevant zijn. Zo wordt de datum van Thea’s getuigenverklaring van 25 september 1946 op een andere plek in het boek in 1947 geplaatst en wordt de suggestie gewekt dat de Februaristaking (1941) in 1942 plaatsvond.

Alles bij elkaar is het Hopmans grootste verdienste dat hij de lezer deelgenoot maakt van zijn niet uitsluitend fraaie familiegeschiedenis en zo het veelkleurige verhaal van de oorlog dichterbij brengt. De auteur houdt daarbij een goede balans tussen persoonlijke betrokkenheid en objectief onderzoek. Terecht betrokken toont hij zich bij zijn nicht Marijke, aan wie hij het boek opdraagt.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Marie-Cécile van Hintum
Geplaatst op:
28-07-2013
Laatst gewijzigd:
19-08-2021
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen