TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 1 23-04-1946

De PRESIDENT: Dr. Seidl.
Dr. SEIDL: Meneer de President, ik zal afzien van het verhoor van getuige Strove, chef van het Hauptamt für Landwirtschaft und Nährung in het Generaal-gouvernement. Met toestemming van het Tribunaal roep ik nu op getuige Dr. Joseph Bühler.
(getuige Bühler gaat naar de getuigenbank.)
De PRESIDENT: Wilt u alsublieft uw volledige naam zeggen?
JOSEPH BÜHLER (Getuige): Joseph Bühler.
De PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen: Ik zweer bij God, de Almachtige en Alwetende dat ik de zuivere waarheid zal spreken, niets zal achterhouden en niets zal toevoegen.
(de getuige herhaalt de eed).
De PRESIDENT: Gaat u zitten.
Dr. SEIDL: Getuige, hoe lang hebt u beklaagde Frank gekend en welke waren de functies waarin u met hem hebt samen gewerkt?
BÜHLER: Ik ken de heer Frank sinds 1 oktober 1930. Ik heb met hem in regeringsdienst gewerkt vanaf eind maart 1933. Ik heb officieel onder hem gediend toen hij minister van Justitie in Beieren was; later toen hij Reichsjustizkommissar was en nog later toen hij minister was. Vanaf eind september 1939 nam meneer Frank mij in een officiele hoedanigheid in dienst in het Generaal-gouvernement.
Dr. SEIDL: In welke hoedanigheid diende u aan het einde bij het Generaal-gouvernement?
BÜHLER: Vanaf ongeveer de tweede helft van 1940 was ik staatssecretaris in de regering van het Generaal-gouvernement.
Dr. SEIDL: Was u zelf lid van de Partij?
BÜHLER: Ik was Partijlid sinds 1 april 1933.
Dr. SEIDL: Bekleedde u enige functie binnen de Partij of binnen een van haar aangesloten organisaties, in het bijzonder de SA of de SS?
BÜHLER: Ik heb nooit een functie binnen de Partij bekleed. Ik ben nooit lid van de SA of van de SS geweest.
Dr. SEIDL: Ik kom nu toe aan de periode waarin u staatssecretaris was van het hoofd van de regering van het Generaal-gouvernement. Wilt u mij alstublieft vertellen hoe de betrekkingen waren tussen het Generaal-gouvernement aan de ene kant en de Höhere SS und Polizeiführer (HSSPF) aan de andere kant?
BÜHLER: Ik mag misschien vooraf zeggen dat zaken betreffende de politie, de Partij of de militairen in het Generaal-gouvernement niet op mijn werkterrein lagen.
De betrekkingen tussen de Gouverneur-generaal en de HSSPF, Obergruppenführer Krüger die door de Reichsführer-SS en Chef van de Duitse politie aan hem was toegevoegd, werden vanaf het begin bemoeilijkt door fundamentele verschillen van mening. Deze meningsverschillen betroffen de opvatting van de taak en de positie van de politie binnen een ordelijk staatsbestel in het algemeen en in het bijzonder de opvatting van taken en positie van de politie binnen het Generaal-gouvernement. De Gouverneur-generaal stelde zich op het standpunt dat de politie de dienaar en het uitvoerend orgaan van de staat moest zijn en dat dus hij en de staatsautoriteiten bevelen moesten geven aan de politie en dat die toewijzing van taken een beperking inhield van het werkterrein van de politie.
Aan de andere kant was de HSSPF Krüger van mening dat de politie in het algemeen taken moest uitvoeren die afkomstig waren van het staatshoofd maar dat zij bij de uitvoering van die taken niet gebonden was aan de instructies van de bestuursambtenaren, dat dit een kwestie was van politie-technische aangelegenheden waarover die ambtenaren geen besluiten konden nemen en daarvoor ook niet in een positie waren.
Betreffende de bevoegdheid, orders te geven aan de politie was Krüger van mening dat vanwege de doelmatigheid en de eenheid van politieactiviteiten in alle bezette gebieden de bevoegdheid tot het geven van orders moest liggen bij het centrale bestuur in Berlijn en dat dat en dat alleen orders kon geven.
Wat betreft de taken van de politie was Krüger van mening dat het oordeel van de Gouverneur-generaal betreffende de beperking van die taken ongegrond was juist om de reden dat hij als HSSPF tegelijkertijd de plaatsvervanger was van de Reichsführer-SS in diens hoedanigheid van Rijkscommissaris voor het behoud van de Duitse identiteit.
Voor zover het de betrekkingen betrof tussen de politie en de kwestie van het Poolse beleid was Krüger van mening dat in het kader van werken in niet-Duits gebied overwegingen van de politie een overheersende rol moesten spelen en dat met politiemethoden alles kon worden bereikt en alles kon worden voorkomen. Deze overschatting van de politie leidde bijvoorbeeld tot het feit dat tijdens latere twisten tussen de politie en het bestuur betreffende hun respectieve werkterreinen, kwesties betreffende niet-Duitse groeperingen onder de bevoegdheden van de politie werden gebracht.
Dr. SEIDL: Weet u dat Reichsführer-SS Himmler al in 1939 een beperkend decreet uitgaf volgens welk de behandeling van alle politiezaken zijn eigen verantwoording was of de verantwoording van zijn HSSPF?
BÜHLER: Dat dat het geval was werd mij duidelijk uit de acties die de politie ondernam. Ik heb een hiertoe strekkend bevel nooit gezien maar ik kan dit zeggen: De politie in het Generaal-gouvernement trad precies op volgens de richtlijnen die ik net heb genoemd.
Dr. SEIDL: Getuige, in 1942 werd op een decreet van de Führer een staatssecretariaat voor veiligheid ingesteld. Op wiens gezag werd dit ingesteld en wat was het standpunt dat de Gouverneur-generaal op dat punt innam?
BÜHLER: Dit besluit werd vooraf gegaan door een felle haatcampagne tegen de persoon van de Gouverneur-generaal. De instelling van een staatssecretariaat voor veiligheid werd door de politie gezien als een stap, een belangrijke stap naar het ten val brengen van de Gouverneur-generaal. De kwesties genoemd in dat besluit, of tenminste de meeste daarvan, werden nu niet voor het eerst overgedragen aan de politie maar de werkelijke stand van zaken was – de feitelijke loop der gebeurtenissen – waren al in overeenstemming met de inhoud van dit decreet voordat het werd uitgevaardigd.
Dr. SEIDL: In het decreet waarmee dit decreet van de Führer in werking werd gesteld en gedateerd 3 juni 1942 werden alle politietaken die moesten worden overgedragen aan het staatssecretariaat vermeld op twee lijsten; in aanhangsel A de taken van de reguliere politie en in Aanhangsel B de taken van de veiligheidspolitie. Werden die taken destijds volledig overgedragen aan het staatssecretariaat en dus aan de politie?
BÜHLER: Het bestuur wilde die taken niet graag opgeven; waar de politie die al aan zich had getrokken werden die slechts aarzelend overgedragen.
Dr. SEIDL: U denkt allereerst aan de terreinen van de zogenaamde administratieve politie, gezondheidspolitie etc., niet waar?
BÜHLER: Ja, dat is te zeggen de politie die de leiding had over de verbindingen, gezondheid, voeding en dergelijke zaken.
Dr. SEIDL: Als ik uw uitspraken goed heb begrepen dan bedoelt u dat het hele politiesysteem, veiligheidspolitie zowel als SD en de reguliere politie geleid werd door het centrale orgaan, ofwel door Himmler zelf of door het Reichssicherheitshauptamt via de HSSPF?
BÜHLER: Volgens mijn ervaring was het in het algemeen voor de veiligheidspolitie mogelijk orders rechtstreeks uit Berlijn te krijgen zonder dat die via Krüger liepen.
Dr. SEIDL: En nu een andere vraag: Is het juist dat er in het Generaal-gouvernement Umsiedlung werd toegepast door Reichsführer-SS Heinrich Himmler in zijn hoedanigheid als Reichskommissar voor het behoud van de Duitse identiteit?
BÜHLER: Herhuisvesting, zelfs als dat fatsoenlijk gebeurt veroorzaakte naar de mening van de Gouverneur-generaal altijd onrust onder de bevolking. Daar hadden we in het Generaal-gouvernement geen behoefte aan. Die herhuisvesting veroorzaakte ook altijd een afname van de landbouwproductie. Om die redenen voerden de Gouverneur-generaal en de regering van het Generaal-gouvernement uit principe tijdens de oorlog geen herhuisvesting uit. In de mate dat dat wel gebeurde, werd dat uitsluitend gedaan door de Reichskommissar voor het behoud van de Duitse identiteit.
Dr. SEIDL: Is het juist dat de Gouverneur-generaal, vanwege dat willekeurige beleid van herhuisvesting herhaaldelijk felle onenigheid had met Himmler, Krüger en SS Obergruppenführer Globocznik?
BÜHLER: Dat is juist. Het voornemen om herhuisvesting te voorkomen leidde altijd tot onenigheid en wrijving tussen de HSSPF en de Gouverneur-generaal.
Dr. SEIDL: Beklaagde Dr. Frank wordt door de Aanklager beschuldigd van inbeslagname en confiscatie van industrieel en privaat eigendom. Wat was in principe de houding van de Gouverneur-generaal ten opzichte van dergelijke kwesties?
BÜHLER: De juridische voorwaarden op dit gebied van de wet waren afkomstig van de Gedelegeerde voor het Vierjarenplan. Confiscatie van privaat eigendom en bezittingen in de geannexeerde gebieden in het Oosten en in het Generaal-gouvernement vielen onder dezelfde regeling.
Het decreet van de gedelegeerde voor het Vierjarenplan voorzag in de vorming van een registratiekantoor, de Haupttruehandstelle Ost met het centrale bestuur in Berlijn. De Gouverneur-generaal wenste de zaken van het Generaal-gouvernement niet te laten besturen vanuit Berlijn en daarom was hij er tegen dat de registratie van goederen in het Generaal-gouvernement werd toevertrouwd aan de Haupttreuhandstelle Ost. Zonder tussenkomst van de gedelegeerde voor het Vierjarenplan stelde hij zijn eigen regels op voor de confiscatie van goederen in het Generaal-gouvernement en stichtte zijn eigen registratiekantoor. Dat kantoor werd geleid door een ervaren hoge ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken van Saksen.
Dr. SEIDL: Wat gebeurde er met de fabrieken en werkplaatsen die binnen het Generaal-gouvernement lagen en voorheen het eigendom van de Poolse staat waren?
BÜHLER: Fabrieken werden, voor zover die in het bewapeningsprogramma werden opgenomen, door de militairen overgenomen, dat wil zeggen door de Inspecteur voor Bewapening die ondergeschikt was aan het OKW en later aan Minister Speer. De Gouverneur-generaal probeerde fabrieken buiten de wapensector die het eigendom waren geweest van de voormalige Poolse staat onder te brengen in één vennootschap en die apart te besturen als eigendom van het Generaal-gouvernement. De grootste aandeelhouder van deze onderneming was de Schatzmeister van het Generaal-gouvernement.
Dr. SEIDL: Dat wil zeggen, die fabrieken werden bestuurd volledig apart van de Reichsschatzmeister?
BÜHLER: Ja.
Dr. SEIDL: De Aanklager heeft als bewijsmateriaal een uittreksel ingediend uit het dagboek van Frank onder nummer USA-281 (document 2233(d)-PS). Dat gaat over een gesprek over de Jodenkwestie. In dat verband zei Frank onder meer:
“Mijn houding ten opzichte van de Joden is gebaseerd op de verwachting dat zij zullen verdwijnen; zij moeten weg. Ik ben onderhandelingen begonnen om ze naar het Oosten te deporteren. Deze kwestie zal worden besproken op een grote bijeenkomst in Berlijn in januari waar ik Staatssecretaris Dr. Bühler heen zal sturen. Deze bijeenkomst zal plaats vinden op het RSHA in het kantoor van SS Obergruppenführer Heydrich. In ieder geval zal worden begonnen met een grootschalige emigratie van Joden.”
Ik vraag u nu, heeft de Gouverneur-generaal u voor die bijeenkomst naar Berlijn gestuurd en zo ja, wat was het onderwerp van die bijeenkomst?
BÜHLER: Ja, ik ben naar die bijeenkomst gestuurd en het onderwerp van die conferentie was de Joodse kwestie. Om te beginnen mag ik zeggen dat in het Generaal-gouvernement de Joodse kwesties vanaf het begin werden beschouwd als vallend onder de bevoegdheid van de HSSPF en dienovereenkomstig werden afgehandeld. Het behandelen van Joodse kwesties door het staatsbestuur viel onder toezicht van de politie en werd gewoon getolereerd.
In de jaren 1940 en 1941 werden er ongelooflijk grote aantallen mensen, voornamelijk Joden het Generaal-gouvernement binnen gebracht ondanks de bezwaren en protesten van de Gouverneur-generaal en zijn bestuur. Deze totaal onverwachte, onvoorbereide en ongewenste aanvoer van de Joodse bevolking uit andere gebieden bracht het bestuur van het Generaal-gouvernement in een uitzonderlijk moeilijke positie. De huisvesting van deze massa’s, hun voeding en de zorg voor hun gezondheid – de bestrijding van epidemieën bijvoorbeeld – oversteeg bijna of liever geheel de capaciteit van het gebied. Bijzonder dreigend was de verspreiding van tyfus, niet alleen in de getto’s maar ook onder de Poolse bevolking en de Duitsers in het Generaal-gouvernement. Het leek alsof die epidemie zich zelfs naar het Reich en naar het Oostfront zou uitbreiden.
Op dat tijdstip werd de uitnodiging van Heydrich aan de Gouverneur-generaal ontvangen. De conferentie zou eerst in november 1941 plaats vinden maar werd herhaaldelijk uitgesteld en kan zelfs in februari 1942 hebben plaats gevonden.
Vanwege de bijzondere problemen voor het Generaal-gouvernement had ik Heydrich om een persoonlijk onderhoud verzocht en hij ontving mij. Bij die gelegenheid heb ik onder andere de rampzalige toestanden beschreven die waren ontstaan als gevolg van het willekeurig aanvoeren van Joden naar het Generaal-gouvernement. Hij antwoordde dat hij juist om die reden de Gouverneur-generaal voor die bijeenkomst had uitgenodigd.
De Reichsführer-SS had, zo zei hij, een order gekregen van de Führer om alle Joden in Europa bijeen te drijven en hen in noordoost Europa, in Rusland te herhuisvesten. Ik vroeg hem of dat betekende dat verdere aanvoer van Joden naar het Generaal-gouvernement zou stoppen en of de honderdduizenden Joden die naar het Generaal-gouvernement waren gebracht zonder toestemming van de Gouverneur-generaal weer zouden worden weggehaald. Heydrich beloofde me die twee dingen. Heydrich zei verder dat de Führer bevel had gegeven dat Theresienstadt, een stad in het Protectoraat, een reservaat zou worden waarin oude en zieke Joden en zwakke Joden die de druk van herhuisvesting niet aan konden, in de toekomst zouden worden gehuisvest. Deze informatie overtuigde mij er definiteif van dat de herhuisvesting van de Joden, zo niet ten gunste van de Joden, dan wel ten gunste van de reputatie en prestige van het Duitse volk op een humane manier zou worden uitgevoerd. Het wegvoeren van de Joden uit het Generaal-gouvernement werd vervolgens uitsluitend door de politie gedaan.
Ik mag eraan toevoegen dat Heydrich, in het bijzonder voor zichzelf, zijn afdeling en de onderafdelingen exclusieve en ononderbroken bevoegdheden in deze kwestie eiste.
Dr. SEIDL: Welke concentratiekampen in het Generaal-gouvernement waren u bekend gedurende uw activiteiten als staatssecretaris?
BÜHLER: De berichten in de pers gedurende de zomer van 1944 vestigden voor het eerst mijn aandacht op het kamp Maidanek. Ik wist niet dat dit kamp, niet ver van Lublin, een concentratiekamp was. Het was meen ik in 1941 opgezet als een economisch instituut van de Reichsführer-SS. Gouverneur Zorner kwam mij destijds opzoeken en hij vertelde mij dat hij had geprotesteerd tegen het inrichten van dit kamp toen hij met Globocznik had gesproken omdat het de stroomvoorziening van Lublin in gevaar zou brengen en er waren ook bezwaren van de kant van de politie betreffende het gevaar van epidemieën. Ik lichtte de Gouverneur-generaal hierover in en hij liet op zijn beurt Globocznik bij zich komen. Globocznik zei tegen de Gouverneur-generaal dat op die plek bepaalde werkplaatsen voor de behoeften van de SS aan het front door hem waren ingericht. Hij noemde werkplaatsen voor bontwerk maar ook een timmerwerkplaats die daar gevestigd was. In deze bontwerkplaatsen werden, zoals ik hoorde bontartikelen uit de verzameling bont vermaakt voor gebruik aan het front. Hoe dan ook, Globocznik stelde dat hij die werkplaatsen had opgezet in overeenstemming met Himmler’s bevel.
De Gouverneur-generaal verbood de bouw van iedere verdere installatie totdat alle kwesties waren geregeld met de politie die het toezicht had op de bouw en er bestekken waren ingediend bij de regeringsinstanties; met andere woorden, totdat aan alle regels was voldaan die gelden voor de bouw van gebouwen. Globocznik gaf die bestekken nooit. Wat betreft de gebeurtenissen binnen het kamp, er kwam nooit concrete informatie naar buiten. Het verrastte de Gouverneur-generaal net zo zeer als mij toen de wereldpers het nieuws over Maidanek naar buiten bracht.
Dr. SEIDL: Getuige, de Aanklager heeft een document ingediend , nummer 437-PS, bewijsstuk USA-610; dat is een memorandum van de Gouverneur-generaal aan de Führer, gedateerd 19 juni 1943. Ik meen dat u dat memorandum zelf hebt opgesteld. Op pagina 35 wordt een rapport van de commandant van de SIPO genoemd en deels letterlijk geciteerd. Dat rapport van de SIPO vermeldt ook Maidanek. Was u er zich destijds van bewust dat dit Maidanek gelijkwaardig of waarschijnlijk identiek was aan dat kamp bij Lublin?
BÜHLER: Nee, ik nam aan dat het net als Auschwitz een kamp was dat buiten het terrritorium van het Generaal-gouvernement lag omdat de Gouverneur-generaal de politie en de HSSPF herhaaldelijk had gezegd dat hij binnen het Generaal-gouvernement geen concentratiekampen wenste.
Dr. SEIDL: Onders wiens bevoegdheid viel het bestuur van de concentratiekampen binnen het Generaal-gouvernement?
BÜHLER: Dat weet ik niet want ik wist niet van het bestaan van die kampen af. In augustus, ter gelegenheid van een bezoek aan het opvangkamp in Pruszkow hoorde ik over het bestuur van concentratiekampen in het algemeen. Destijds bracht ik instructies van Himmler naar de kampcommandant volgens welke het transport van de inwoners van Warschau die uit de stad naar concentratiekampen waren afgevoerd onmiddellijk moest worden beëindigd.
Dr. SEIDL: Was dat na de opstand in Warschau?
BÜHLER: Het was tijdens de opstand; het moet op 18 of 19 augustus geweest zijn. De kampcommandant, wiens naam ik ben vergeten, zei me destijds dat hij niets van die order afwist en dat hij alleen maar instructies kon krijgen van het hoofd van de concentratiekampen.
Dr. SEIDL: Weet u of de Gouverneur-generaal zelf ooit een Pool, een Oekraïner of een Jood naar een concentratiekamp heeft gestuurd?
BÜHLER: In mijn aanwezigheid is dat nooit gebeurd.
Dr. SEIDL: Is het waar dat een groot aantal Joodse arbeiders die in het kasteel in Krakow werkten tegen de wensen van de Gouverneur-generaal in en tijdens zijn afwezigheid door de SIPO werden weggehaald?
BÜHLER: Deze Joodse arbeiderskolonie is mij bekend want ik woonde in dat kasteel. Ik weet ook dat de Gouverneur-generaal altijd zorgde voor het onderhoud van deze kolonie. De chef van de kanselarij van het Generaal-gouvernement, Ministerialrat Keit, vertelde mij ooit dat die groep Joodse arbeiders tijdens de afwezigheid van de Gouverneur-generaal met geweld door de politie was weggehaald.
Dr. SEIDL: Ik kom nu toe aan de zogenaamde AB Aktion, deze uitzonderlijk pacificatie actie. Wat waren de omstandigheden die deze actie veroorzaakten?
BÜHLER: Het kan ongeveer half mei 1940 zijn geweest toen ik uit het regeringsgebouw, waar ik mijn officiële werk deed, naar het kasteel werd geroepen om de Gouverneur-generaal te bezoeken. Ik meen me te herinneren dat Reichsminister Seyss-Inquart ook was opgeroepen. Daar ontmoetten we de Gouverneur-generaal samen met enkele ambtenaren van de politie. De Gouverneur-generaal zei dat naar de mening van de politie een extreme daad van pacificatie noodzakelijk was. De veiligheidssituatie was, voor zover ik mij herinner, deze: bepaalde restanten van de Poolse strijdkrachten zwierven nog in afgelegen bosgebieden rond, veroorzaakten onrust onder de bevolking en gaven vermoedelijk militaire training aan jonge Polen. Destijds, mei 1940, was de Poolse bevolking hersteld van de schok die ze hadden gevoeld na de plotselinge nederlaag in 1939 en ze begonnen openlijk, met weinig omzichtigheid en ervaring overal weerstandsbewegingen op te zetten. Dat beeld herinner ik me duidelijk vanwege de uitspraak die de politie bij die of een andere gelegenheid had gedaan.
Dr. SEIDL: Mag ik u onderbreken en iets citeren uit het dagboek van Frank, een notitie van 16 mei 1940. Ik citeer:
“De algemene oorlogssituatie dwingt ons de veiligheidssituatie in het Generaal-gouvernement ernstig te bezien. Uit een aantal symptomen en acties kan men de conclusie trekken dat er een grote georganiseerde weerstandsgolf onder de Polen in het land aanwezig is die slechts wachten op het uitbreken van grote en gewelddadige gebeurtenissen. Er wordt gemeld dat duizenden Polen zich in het geheim hebben verenigd, bewapend zijn en worden aangezet tot het plegen van gewelddadige acties van allerlei soort.”
Daarna noemt de Gouverneur-generaal enkele recente voorbeelden zoals bijvoorbeeld een opstand in bepaalde dorpen in het district Radom onder leiding van Majoor Huballa; de moord op families van Duitse afkomst in Jozefow; de moord op de burgemeester van Grasienta etc.
“Illegale pamfletten die aanzetten tot rebellie worden verspreid en zelfs overal opgehangen; er kan daarom geen twijfel over bestaan dat de veiligheidsituatie zeer ernstig is.”
Heeft de Gouveneur-generaal zich destijds op die wijze uitgedrukt?
BÜHLER: Toen ik bij die vergadering aanwezig was heeft de Gouverneur-generaal enige tijd over de situatie gesproken maar de details kan ik me niet herinneren.
Dr. SEIDL: Wat gebeurde er daarna?
BÜHLER: Ik had maar een indruk. In de voorafgaande maanden was de Gouverneur-generaal er na veel moeite in geslaagd, de politie een procedure voor krijgsraden op te leggen die moest worden gevolgd bij het maken van arrestaties en de behandeling van verdachte personen. Verder moest de politie toestaan dat de Gouverneur-generaal de vonnissen van een krijgsraad-te-velde ter herziening kon voorleggen aan een commissie en dat het voltrekken van een vonnis alleen kon gebeuren nadat de vonnissen door de Gouverneur-generaal waren bekrachtigd. De uitlatingen van de Gouverneur-generaal tijdens deze bijeenkomst midden mei 1940 deden me vrezen dat de politie in die uitlatingen wellicht de mogelijkheid zou zien om de krijgsraden en de hen opgelegde procedure te omzeilen. Om die reden verzocht ik de Gouverneur-generaal nadat hij zijn verklaringen had afgelegd, met hem te mogen spreken. De Gouverneur-generaal brak mij eerst af en zei dat hij snel iets wilde dicteren aan een secretaresse, dat die laatste dat toen direct moest dicteren aan een stenotypist en die zou het dan in de uiteindelijke vorm zetten. Daarop dicteerde de Gouverneur-generaal een of andere autorisatie, een order of een dergelijk document en met absolute zekerheid herinner ik me dat nadat hij klaar was met dicteren, de secretaris en ik meen heel zeker Brigadeführer Streckenbach, de commandant van de reguliere politie de kamer verlieten. Ik zeg dit nu al omdat dat het feit verklaart dat er van alles wat er daarna gebeurde, geen notitie in de notulen is gemaakt. De secretaresse was niet langer in de kamer aanwezig. Ik drukte mijn vrees uit en ik zei dat die regels voor procedures bij de krijgsraad onder alle omstandigheden moesten worden opgevolgd. Ik eis geen bijzondere eer op in dit verband want als ik het niet zou hebben gedaan dan zou, daarvan ben ik overtuigd, Reichsminister Seyss-Inquart daartegen wel bezwaar hebben gemaakt of de Gouverneur-generaal zelf zou zich het gevaar hebben gerealiseerd dat zijn uitlatingen in dat opzicht zouden kunnen veroorzaken. Hoe dan ook, in antwoord op mijn protest en zonder enige discussie zei de Gouverneur-generaal direct dat arrestaties en executies alleen maar konden worden gedaan in overeenstemming met de procedures van de krijgsraad en dat vonnissen van de krijgsraad-te-velde moesten worden voorgelegd aan de herzieningscommissie. In de daarop volgende perioden werden die instructies opgevolgd. Ik neem aan dat het zeker is dat de herzieningscommissie alle uitgesproken vonnissen van deze krijgsraden te zien kreeg en ze behandelde.
Dr. SEIDL: Een andere notitie in het dagboek van Frank, gedateerd 12 juli 1940, leidt tot de conclusie dat deze leiders van de betrokken weerstandsbewegingen alleen maar werden gearresteerd. Ik citeer een uitlating van de Gouverneur-generaal:
“Betreffende de vraag wat er moet worden gedaan met de politieke misdadigers die in het kader van de AB Aktion zijn opgepakt, zal er in de nabije toekomst een discussie moeten plaatsvinden tussen Staatssecretaris Dr. Bühler, Obergruppenführer Krüger, Brigadeführer Streckenbach en Ministerialrat Wille,”
Wie was Ministerialrat Wille en welke taak had hij in dit verband?
BÜHLER: Ik zou willen beginnen met te zeggen dat er een hiaat in mijn geheugen zit waardoor het voor mij onmogelijk is met zekerheid te zeggen dat de Gouverneur-generaal tegen Brigadeführer Streckenbach heeft gezegd dat hij zich in alle gevallen aan de procedure van de krijgsraad moest houden en de herzieningscommissie respecteren. Aan de andere kant meen ik mij zeker te herinneren dat toen deze discussie plaats vond tussen Krüger, Streckenbach, Wille en mij, dat er alleen arrestaties waren gemaakt en geen executies. Ministerialrat Wille was het hoofd van de afdeling Justitie in de regering en was de bevoegde ambtenaar voor alle kwesties betreffende herzieningen. De Gouverneur-generaal wenste dat deze zaken werden behandeld door een juridisch geschoold en ervaren iemand.
Tijdens het overleg met Krüger, Streckenbach, en Wille was bepaald dat personen die tot op dat moment waren gearresteerd onderworpen moesten worden aan de procedure van de krijgsraad en dat de vonnissen behandeld moesten worden door de herzieningscommissie. De politie was hier niet erg enthousiast over. Ik herinner me dat Krüger mij na de conferentie onder vier ogen zei dat de Gouverneur-generaal een duveltje uit een doosje was met wie men niet kon samenwerken en dat hij in de toekomst zijn eigen weg zou gaan.
De PRESIDENT: Dr. Seidl, het Tribunaal is van mening dat hier te veel op details wordt ingegaan.
Dr. SEIDL: Ja, ik ben bijna aan het einde van mijn vragen.
Getuige, tijdens een bijeenkomst met de politie op 30 mei 1940 heeft beklaagde Frank onder andere het volgende gezegd: “De moeilijkheden die we met de professoren in Krakau hadden waren enorm. Als we de kwestie hier hadden behandeld zou die zaak anders zijn gelopen.” Wie heeft die professoren gearresteerd en tot op welke hoogte was de Gouverneur-generaal hierbij betrokken?
BÜHLER: Op 7 of 8 november 1939, toen de Gouverneur-generaal in Krakau aankwam om met zijn werk te beginnen werden alle professoren van de Universiteit van Krakau zonder zijn medeweten door de SIPO gearresteerd en naar concentratiekampen in het Reich overgebracht. Onder hen bevonden zich bekenden van de Gouverneur-generaal met wie hij kort tevoren nog sociale en academische contacten had via de Akademie für Deutsches Recht. De Gouverneur-generaal gebruikte hardnekkig en vasthoudend zijn invloed op Obergruppenführer Krüger totdat hij de vrijlating van de meeste van deze professoren uit de concentratiekampen verkreeg.
Deze verklaring van hem, die dit tegenspreekt, was naar mijn mening afgelegd om de politie tevreden te stellen want de politie vond het niet prettig deze professoren vrij te laten.
Dr. SEIDL: Wat was in principe de houding van de Gouverneur-generaal betreffende de mobilisatie van arbeiders?
BÜHLER: De Gouverneur-generaal en de regering van het Generaal-gouvernement probeerden altijd zoveel mogelijk Poolse arbeiders voor het Reich te werven. Het was ons echter duidelijk dat het gebruik van geweld bij het werven van arbeiders tijdelijke voordelen kon opleveren maar dat de werving van arbeiders op die manier op de lange termijn niet veel kans van slagen zou hebben. De Gouverneur-generaal gaf mij daarom opdracht om een uitgebreide en intensieve campagne te voeren ten gunste van tewerkstelling in het Reich en tegenstand te bieden aan ieder gebruik van geweld bij de werving van arbeiders. Aan de andere kant wilde de Gouverneur-generaal deze werving van arbeiders voor het Reich laten slagen door een goede behandeling te eisen voor Poolse arbeiders in het Reich. Hij onderhandelde jarenlang met de GBA, Gauleiter Sauckel en er werden in feite verbeteringen bereikt. De Gouverneur-generaal was in het bijzonder tegen het identificeren van Joden en Polen in het Reich door opvallende tekens. Ik herinner mij een brief van Gauleiter Sauckel waarin hij de Gouverneur-generaal meedeelde dat hij alles in het werk had gesteld om gelijke behandeling te verzekeren zowel voor Poolse arbeiders als voor andere buitenlandse arbeiders maar dat zijn pogingen in het water vielen wanneer de Reichsführer-SS daar tegen was.
Dr. SEIDL: Getuige, ik kom nu toe aan een ander punt. Onder nummer USA-275 heeft de Aanklager Document 1061-PS ingediend; dat is een rapport van Brigadeführer Stroop over de verwoesting van het getto van Warschau. Werden u of de Gouverneur-generaal van te voren ingelicht over de maatregelen die door de SIPO waren voorbereid?
BÜHLER: Ik zeker niet. Wat de Gouverneur-generaal betreft, ik weet niet of hij over dergelijke plannen werd ingelicht.
Dr. SEIDL: Wat kwam u naderhand te weten over de gebeurtenissen in het getto in Warschau in 1943?
BÜHLER: Ik hoorde wat zowat iedereen hoorde – dat er in het getto een opstand was uitgebroken die al lang was voorbereid; dat de Joden de bouwmaterialen die ze hadden gekregen voor bescherming tegen luchtaanvallen hadden gebruikt om verdedigingswerken op te zetten en dat de Duitse troepen tijdens die opstand felle tegenstand ontmoetten.
Dr. SEIDL: Ik kom nu toe aan de opstand in Warschau van 1944. Tot in hoeverre nam de regering van het Generaal-gouvernement deel aan het neerslaan van die opstand?
BÜHLER: Omdat onze kameraden in Warschau door de opstandelingen omsingeld waren, vroegen we de Gouverneur-generaal om de Führer om hulp te vragen om de opstand in Warschau snel neer te slaan. Afgezien daarvan hielp de regering bij de veiligheid van de bevolking in verband met de evacuatie in het strijdgebied van de gebouwen die moesten worden afgebroken. Maar de regering had daar geen enkele bevoegdheid.
Dr. SEIDL: Op 4 november 1945 stelde u een verklaring op. Die heeft het nummer 2479-PS. Ik zal u die verklaring, die erg kort is, nu voorlezen en ik zal u vragen mij te vertellen of de inhoud juist is. Ik citeer:
“Tijdens het neerslaan van de opstand in Warschau in augustus 1944 werden ongeveer 50.000 tot 60.000 inwoners (een Poolse schatting) van Warschau overgebracht naar Duitse concentratiekampen. Als gevolg van een démarche van de Gouverneur-generaal, Dr. Frank aan het bureau van Reichsführer-SS Himmler verbood de laatste verdere deportaties. De Gouverneur-generaal probeerde de 50.000 tot 60.000 inwoners van Warschau die al naar kampen in het Reich waren overgebracht vrij te krijgen. Het hoofd van het RSHA, Obergruppenführer Kaltenbrunner weigerde dat verzoek, dat zowel schriftelijk als mondeling was gedaan bij gelegenheid van een bezoek van mij aan Berlijn in september of oktober 1944; de reden was dat deze inwoners van Warschau in het Reich werden ingezet voor het in het geheim produceren van wapens en dat daarom van een algehele amnestie geen sprake was. Hij zou echter bereid zijn individuele verzoeken te overwegen. Individuele verzoeken tot vrijlating uit concentratiekampen werden door Kaltenbrunner gedurende de volgende maanden ingewilligd.
“In tegenstelling tot de Poolse schatting werd het aantal personen dat uit Warschau naar concentratiekampen in het Reich was overgebracht door Kaltenbrunner lager geschat. Ik heb zelf aan mijn bureau Kaltenbrunner’s verklaring betreffende het aantal gevangenen gemeld en na een nieuw onderzoek ontdekte ik dat het hierboven genoemde aantal van 50.000 tot 60.000 juist was. Dat waren de mensen die naar concentratiekampen in Duitsland waren overgebracht.”
Ik vraag u nu, is de inhoud van deze verklaring, afgelegd voor een Amerikaanse officier, correct?
BÜHLER: Dat kan ik aanvullen.
De PRESIDENT: Voordat hij dat aanvult, is dat bewijsmateriaal? Is het al als bewijs ingediend?
Dr. SEIDL: Het heeft het nummer 2476-PS.
De PRESIDENT: Dat bewijst niet dat het als bewijsmateriaal is ingediend. Is het ingediend, Dr. Seidl? U weet heel goed wat ingediend als bewijsmateriaal betekent. Is het ingediend? Heeft het een USA bewijsstuk nummer?
Dr. SEIDL: Nee, het heeft geen USA bewijsstuknummer.
De PRESIDENT: Dan voert u het op als bewijs, niet waar?
Dr. SEIDL: Ik wil het niet formeel als bewijs indienen maar ik wil de getuige wel vragen naar de inhoud van de verklaring.
De PRESIDENT: Maar het is een document en als u dat aan getuige voorlegt moet u het indienen als bewijsmateriaal en het een bewijsstuknummer geven. U kunt geen documenten aan de getuige voorleggen en die niet indienen als bewijsmateriaal.
Dr. SEIDL: In dat geval dien ik dit document in als Document nummer Frank 1.
Ik vraag u nu, getuige, of de inhoud van die verklaring juist is en zo ja, of u die verklaring kunt aanvullen.
BÜHLER: Ja, ik zou die kort willen aanvullen. Het kan zijn dat ik Kaltenbrunner twee keer over die vraag heb gesproken – niet slechts een keer – en nadat Kaltenbrunner bij de tweede keer had geweigerd die mensen vrij te laten, kreeg ik de indruk, op basis van mijn ervaringen met de kampcommandant van Pruszkow, dat het niet in Kaltenbrunner’s macht lag, bevel voor een dergelijke vrijlating te geven. Daar heeft hij het met mij niet over gehad.
Dr. SEIDL: Maar uit zijn verklaringen kreeg u de indruk dat hij misschien ook niet bevoegd was die mensen vrij te laten?
BÜHLER: Tijdens die gesprekken had ik vragen geopperd over het Poolse beleid en uit die gesprekken kreeg ik de indruk dat ik Kaltenbrunner zou kunnen interesseren voor een gematigd Pools beleid en hem als bondgenoot aan mijn kant zou kunnen krijgen bij onderhandelingen met Himmler. Hoe dan ook, als hij met me sprak veroordeelde hij de geweldsmethoden die door Krüger werden toegepast. Ik maakte uit die verklaringen op dat Kaltenbrunner niet wilde dat geweld tegen de Polen werd gebruikt en dat hij me zou hebben geholpen als hij dat had gekund.
Dr. SEIDL: De Sovjet Aanklager heeft een document ingediend met het nummer USSR-128 (Document nummer 3305-PS). Het is een telex van het bureau inlichtingen van de HSSPF Ost, gericht aan de Gouverneur-generaal en getekend door Dr. Fischer, de toenmalige gouverneur van Warschau. Onder punt 2 staat het volgende:
“Obergruppenführer Von dem Bach heeft de nieuwe taak gekregen rust in Warschau te brengen, dat wil zeggen, Warschau tijdens de oorlog met de grond gelijk te maken, behalve wanneer het gaat om militaire overwegingen betreffende de waarde van de stad als fort. Voorafgaand aan de verwoesting moeten alle grondstoffen, alle textiel en meubelen uit Warschau worden weggehaald. Het burgerbestuur zal met die taak worden belast.
Ik deel u hierbij mee dat dit nieuwe Führerbefehl betreffende de verwoesting van Warschau van de grootste betekenis is voor het nieuwe beleid betreffende de Polen.
Hoe ontving de Gouverneur-generaal, voor zover als u zich kunt herinneren, die telex en wat vond hij ervan? En tot op welke hoogte veranderde zijn grondhouding op basis van die telex?
BÜHLER: Die telex verwees naar instructies die Obergruppenführer Von dem Bach van de Reichsführer had gekregen. Ik hoorde dat de regering van het Generaal-gouvernement niet blij was met de verwoesting van Warschau. In tegendeel, ik herinner me dat samen met de Gouverneur-generaal manieren werden besproken die mogelijk konden worden gebruikt om de verwoesting van Warschau te voorkomen. Of er ook iets werkelijk werd geprobeerd kan ik me niet herinneren. Het kan zijn dat er geen verdere stappen werden ondernomen vanwege de onmogelijkheid iets te kunnen bereiken.
Dr. SEIDL: Ik ga nu naar een ander onderwerp.
De PRESIDENT: We kunnen nu beter 10 minuten schorsen.
De vergadering wordt geschorst.

Definitielijst

Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
getto
Grotendeels van de buitenwereld afgescheiden stadswijk voor Joden. Het aanstellen van getto's had als doel om Joden uit het dagelijkse leven te weren. Vanuit getto's konden Joden bovendien gemakkelijker gedeporteerd worden naar de concentratie- en vernietigingskampen. Ook bekend als 'Judenviertel' ofwel 'Joodse wijk'.
kolonie
Overzees gebiedsdeel.
krijgsraad
Militair gerechtshof.
mobilisatie
Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.
Rijkscommissaris
Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk
SIPO
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei
Theresienstadt
Stad in Tsjechië, hier hadden de nazi's een modelconcentratiekamp ingericht.
USSR
Unie van Socialistische Sovjet Republieken, ook wel Sovjet-Unie genoemd. Federatie van republieken tijdens de communistische periode van Rusland.
Vierjarenplan
Duits economisch plan dat gericht was op alle sectoren van de economie waarbij de vastgestelde productiedoelen in 4 jaar gehaald moeten worden.

Afbeeldingen

Ochtendzitting 2

Dr. SEIDL: Meneer de President, Heren Rechters, voordat ik verder ga met de ondervraging van getuige Dr. Bühler, zou ik u willen meedelen dat ik afzie van de ondervraging van de getuige Helene Kraffczyk; deze getuige zal dus mijn laatste zijn.
De PRESIDENT: Dank u.
Dr. SEIDL: Getuige, de beklaagde Frank is door de Aanklager ervan beschuldigd niet alles te hebben gedaan wat binnen zijn macht lag om de voeding van de bevolking van het Generaal-gouvernement veilig te stellen. Wat kunt u daarover zeggen?
BÜHLER: De beslissende reden, de ware oorzaak waarom de bevolking in het Generaal-gouvernement niet zo efficiënt en in voldoende mate bevoorraad kon worden als in Duitsland lag in het gebrek aan samenwerking aan de kant van de Poolse bevolking in de maatregelen die door de Duitsers waren genomen om een rechtvaardige en evenwichtige distributie van voedsel te bereiken. Dit gebrek aan samenwerking werd veroorzaakt door patriotische motieven, de weerstand tegen de Duitse overheersing en de voortdurende effectieve propaganda van buiten af. Ik geloof dat er geen enkel land in Europa was waar zoveel werd geplunderd, gestolen of werd omgeleid naar de zwarte markt, waar zoveel werd vernietigd en zoveel schade aangericht om het voedselprogramma te saboteren als in Polen.
Om een voorbeeld te geven: alle zuivelmachines die met zoveel moeie waren verstrekt, alle ketens van zuivelfabrieken die met zoveel problemen waren opgezet werden keer op keer vernield zodat een uitgebreide controle van de voorraden melk en vet niet kon worden uitgevoerd. Ik schat dat de hoeveelheid vet die op de vrije markt en op de zwarte markt in het Generaal-gouvernement werd verhandeld enkele malen groter was dan de hoeveelheid die officieel werd verhandeld en gecontroleerd.
Een andere beslissende factor kan worden gezien in het feit dat het Generaal-gouvernement uit een tot dan toe zelf voorzienende bestuurlijke en economische structuur was ontstaan en dat er geen aandacht was geschonken aan het bereiken van een juist economisch evenwicht.
De grote bevolkingscentra in het Generaal-gouvernement, dat wil zeggen steden als Warschau, Krakau, later Lvov en ook het industriegebied midden in Polen, hadden voorheen hun voorraden voor een heel groot deel ontvangen via de reguliere markten, In die gebieden van het Generaal-gouvernement was een gebrek aan graansilo’s, een gebrek aan koelruimte, er was geen systematische keten van zuivelfabrieken en er ontbraken voorraadloodsen van allerlei soorten, allemaal nodig voor het sturen en controleren van een distributie economie door de staat.
Het Generaal-gouvernement moest al deze dingen stap voor stap opbouwen en daarom was de bevoorrading van de bevolking navenant moeilijk. Het was niet de bedoeling om de bevolking direct volledig te bevoorraden; die moest geleidelijk aan worden verbeterd. Ik zag er altijd op toe dat de decreten die werden uitgegeven ter bestrijding van de zwarte markt ruimte lieten voor het verkrijgen van voedingsmiddelen en dat de inwoners van de steden de kans werd geboden contact op te nemen met de producenten. In 1942 zouden de rantsoenen moeten worden verhoogd; toen kwam er een bevel van de Gedelegeerde voor het Vierjarenplan dat de rantsoenen niet mochten worden verhoogd en dat bepaalde hoeveelheden voedingsmiddelen aan het Reich moesten worden toegewezen. De meeste van deze voedingsmiddelen werden niet uit het gebied weggehaald maar werden door de strijdkrachten ter plaatse genuttigd. De Gouverneur-generaal bestreed de autoriteiten van het Vierjarenplan voortdurend om een verhoging en verbetering van de bevoorrading met voedsel voor het Poolse volk te verkrijgen. Die strijd was niet zonder succes. In veel gevallen was het mogelijk de rantsoenen aanzienlijk te verhogen, in het bijzonder voor de arbeiders in de wapenindustrie en andere bevoorrechte groeperingen van de werkende bevolking.
Samenvattend zou ik willen zeggen dat het voor de bevolking van het Generaal-gouvernement niet makkelijk was de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel te krijgen. Aan de andere kant was er geen hongersnood en geen honger epidemie in het Generaal-gouvernement. Een Poolse en een Oekraïns hulpcomité, dat vertegenwoordigers in alle districten van het Generaal-gouvernement had, zag toe op de bevoorrading met voedsel voor die delen van de bevolking die er de meeste behoefte aan hadden. Ik wendde mijn invloed aan om dat comité te laten voorzien van de grootst mogelijke hoeveelheid voedingsmiddelen zodat het zijn menslievende werk met succes kon uitvoeren en het is mij bekend dat het comité speciale zorg had voor de kinderen uit de grote steden.
Dr. SEIDL: Getuige, wat waren de maatregelen die de Gouverneur-generaal nam om de kunstvoorwerpen te beschermen in de gebieden onder zijn bestuur?
BÜHLER: Bij decreet van 16 december 1939 had de Reichsführer-SS, in zijn hoedanigheid van Rijkscommissaris voor het Behoud van de Duitse Identiteit al bevel gegeven, zonder de Gouverneur-generaal in te lichten, dat alle kunstvoorwerpen binnen het Generaal-gouvernement in beslag moesten worden genomen en naar het Reich afgevoerd. De Gouverneur-generaal slaagde erin deze transporten voor een groot deel te verhinderen.
Toen arriveerde er een man in het Generaal-gouvernement van de Gedelegeerde voor het Vierjarenplan, staatssecretaris Mühlmann die beweerde volledige bevoegdheid te hebben gekregen van de Gedelegeerde voor het Vierjarenplan. Ik vroeg om die machtiging te mogen zien. Die was getekend, niet door Göring zelf maar door iemand uit zijn omgeving, Gritzbach. Hij was belast met de taak, de kunstvoorwerpen binnen het Generaal-gouvernement te beschermen in het belang van het Reich. Om deze commissaris, omdat hij door het Reich volledig gemachtigd was, in lijn te brengen met het Generaal-gouvernement belastte de Gouverneur-generaal hem bovendien met het verzamelen van de kunstvoorwerpen binnen het Generaal-gouvernement. Hij verzamelde die voorwerpen en liet ook catalogi drukken en ik weet uit gesprekken met de Gouverneur-generaal dat hij er altijd het grootste belang aan hechtte dat die kunstvoorwerpen binnen het gebied van het Generaal-gouvernement zouden blijven.
Dr. SEIDL: De Aanklager heeft onder nummer USA-378, Document 1709-PS een rapport ingediend over het onderzoek naar de bijzondere commissaris voor het verzamelen en beschermen van voorwerpen van kunst en cultuur in het Generaal-gouvernement. Op pagina 6 van dat rapport staat en ik citeer:
“Reden voor het onderzoek: Bevel van de staatssecretaris van de regering van het Generaal-gouvernement van 30 juni 1942 om alle activiteiten te onderzoeken van de bijzondere commissaris, benoemd voor het verzamelen en beschermen van voorwerpen van kunst en cultuur in het Generaal-gouvernement, volgens het besluit van de Gouverneur-generaal van 16 december 1939.
Ik vraag u nu wat was in 1942 voor u de aanleiding om bevel voor dit onderzoek te geven en heeft het rapport tot ernstige beschuldigingen geleid?
BÜHLER: Het onderzoek werd nodig geacht vanwege een mogelijke botsing tussen taken; in het geval van staatssecretaris Mühlmann tussen het bevel gegeven door het Reich en het bevel gegeven door de Gouverneur-generaal. Ik had ook gehoord dat er voor enkele museumstukken niet juist gezorgd was. Het onderzoek toonde aan dat staatssecretaris Mühlmann niets kon worden verweten.
Dr. SEIDL: De Aanklager heeft een ander document ingediend, 3042-PS, bewijsstuk USA-375. Het is een verklaring van Dr. Mühlmann en ik citeer:
“Ik was de bijzondere commissaris van de Gouverneur-generaal van Polen, Hans Frank, voor de bescherming van kunstschatten in het Generaal-gouvernement van oktober 1939 tot september 1943. Göring, de voorzitter van de Reichsverteidigungsrat had mij met deze taak belast.
Ik bevestig dat het het officiële beleid van de Gouverneur-generaal, Hans Frank was om alle belangrijke kunstschatten, die aan Poolse openbare instelingen, privé collecties en de Kerk toebehoorden, in veilige bewaring te nemen. Ik bevestig dat genoemde kunstvoorwerpen inderdaad in beslag werden genomen en het is mij duidelijk dat die, in geval van een Duitse overwinning, niet in Polen zouden blijven maar gebruikt zouden worden om Duitse kunstverzamelingen aan te vullen.
Ik vraag u nu: is het juist dat de Gouverneur-generaal vanaf het prille begin alle kunstvoorwerpen die in bescherming waren genomen, beschouwde als zijnde het eigendom van het Generaal-gouvernement?
BÜHLER: Voor zover die staatseigendom waren, ja; voor zover die privé eigendom waren, werden die tijdelijk in beslag genomen en in bewaring gesteld maar de Gouverneur-generaal dacht er nooit aan ze naar het Reich over te brengen. Als hij dat had willen doen had hij gebruik kunnen maken maken van de oorlogssituatie zelf om die kunstvoorwerpen naar Duitsland te sturen. Maar waar de getuige de informatie in de laatste zin van zijn verklaring vandaan heeft, weet ik niet.
Dr. SEIDL: De Aanklager heeft een document ingediend, L-37, onder nummer USA -506. Het is een brief van 19 juli 1944 van de commandant van de SIPO en SD in het district Radom aan het bijkantoor in Tomassov. Er staat onder andere en ik citeer:
“De HSSPF gaf op 28 juni 1944 de volgende order uit:
Ik sla een paar zinnen over en citeer dan:
“De Reichsführer-SS heeft met toestemming van de Gouverneur-generaal bepaald dat in alle gevallen waarin zich moorden op Duitsers of pogingen tot een dergelijke moord hebben voorgedaan, of waarin saboteurs vitale installaties hebben verwoest, dat niet alleen de daders moeten worden gefusilleerd maar ook hun bloedverwanten moeten worden gefusilleerd en hun vrouwelijke bloedveranten boven 16 jaar moeten in concentratiekampen worden opgesloten.”
Is het u bekend of de Gouverneur-generaal ooit deze kwestie met de Reichsführer-SS heeft besproken en of hij die toestemming had gegeven?
BÜHLER: Ik weet niets van het uitvaardigen van een dergelijke order. Een keer, in de tweede helft van 1944 kreeg ik een order in handen betreffende de gezamenlijke verantwoordelijkheid van bloedverwanten maar ik kan niet zeggen of dat het Reich betrof of het Generaal-gouvernement; het was een bevel van de politie zou ik zeggen. Als het die zin zou hebben bevat: met toestemming van de Gouverneur-generaal zou ik hem er op dat punt naar hebben gevraagd.
Dr. SEIDL: Zou een dergelijke toestemming in overeenstemming zijn geweest met de fundamentele opvatting van de Gouverneur-generaal betreffende deze kwestie zoals u die kende?
BÜHLER: In tegendeel, met zijn fundamentele opvatting was de Gouverneur-generaal tegen alle executies zonder vorm van proces en zonder wettige reden.
Dr. SEIDL: Is het juist dat vanaf 1940 de Gouverneur-generaal zich herhaaldelijk bij de Führer beklaagde over de maatregelen die door de politie en de SD werden genomen?
BÜHLER: Ja, ik heb zelf minstens een half dozijn van die memoranda opgesteld van ongeveer de lengte van dat dat is ingediend, rechtstreeks aan de Führer gericht of aan hem via de chef van de Reichskanzlei. Zij bevatten regelmatig klachten betreffende executies, overtredingen in het kader van de werving van arbeiders, de immigratie van bewoners van andere gebieden zonder toestemming van de Gouverneur-generaal, de voedselsituatie en gebeurtenissen in het algemeen die strijdig waren met een geregeld bestuur.
Dr. SEIDL: De aanklager heeft een of twee van die memoranda ingediend onder nummer USA-610. Dit is een memorandum aan de Führer van 19 juni 1943. Verschilt dit memorandum wezenlijk van enig voorgaand of later memo en wat was in principe de houding van de Führer ten opzichte van dergelijke klachten en voorstellen?
BÜHLER: Dit ingediende memorandum verschilt enigszins van de eerder ingediende. De eerdere memoranda bevatten directe beschuldigingen met betrekking tot deze gebeurtenissen en de overtredingen door de politie. Toen deze memoranda geen succes hadden stelde ik in juni, handelend op bevel van de Gouverneur-generaal dit memorandum met klachten op in de vorm van een politiek voorstel. De klachten die daarin werden genoemd waren niet veroorzaakt door de regering van het Generaal-gouvernement maar eerder waren het klachten over inmenging van autoriteiten van buitenaf.
Dr. SEIDL: In het dagboek vinden we op 26 oktober 1943 een lang verslag over de vier jaar durende Duitse bouwwerkzaamgheden in het Generaal-gouvernement. Op basis van welke documenten hebt u dat verslag opgesteld?
BÜHLER: Ik heb dat rapport opgesteld op basis van het materiaal dat de 13 hoofdafdelingen van de regering mij hadden verstrekt.
Dr. SEIDL: Nu een vraag over principes. Wat was de basishouding van de Gouverneur-generaal ten opzichte van de Poolse en Oekraïnse bevolking, zoals die u bekend is uit uw vijf jaar durende activiteiten als hoofd van de regering?
BÜHLER: Het eerste principe van allemaal was het bewaren van de vrede in dit gebied en het zo ver mogelijk vergroten van de bruikbaarheid van dit gebied door het verbeteren van de bronnen, economisch gezien. Om dat te bereiken was een humane behandeling van de bevolking noodzakelijk; er mocht geen inbreuk worden gepleegd op vrijheid en eigendom. Dat waren de grondbeginselen van het beleid dat ik, handelend op bevel van de Gouverneur-generaal altijd uitvoerde als staatssecretaris van de regering.
Dr. SEIDL: Is het juist dat de Gouverneur-generaal binnen het kader van de oorlogsomstandigheden ook probeerde de bevolking een bepaald minimum aan culturele ontwikkeling toe te staan?
BÜHLER: Dat was de wens van de Gouverneur-generaal maar het vervullen van die wens stuitte zeer regelmatig op weerstand van de kant van de SIPO, het Ministerie van Propaganda van het Reich of het werd door de omstandigheden onmogelijk gemaakt. Maar in beginsel wilde de Gouverneur-generaal culturele activiteiten onder de Poolse en Oekraïnse bevolkingsgroepen niet verbieden.
Dr. SEIDL: Is het juist dat hij in het bijzonder probeerde de hogere opleidingen nieuw leven in te blazen en dat hij, voorbijgaand aan de richtlijnen van het Reich, zogenaamde technische opleidingen aan colleges in het leven riep?
BÜHLER: Er werd zeker door Poolse professoren in Warschau en Lvow onderwijs gegeven aan technische scholen dat vrijwel overeenkwam met een universitaire opleiding. In principe wilde de Gouverneur-generaal ook middelbare scholen openen en seminaries voor priesters maar dat mislukte altijd vanwege de protesten van de SIPO. Omdat er geen overeenstemming kon worden bereikt en handelend op bevel van de Gouverneur-generaal beloofde ik in oktober 1941 op eigen initiatief middelbare scholen te openen en ik meen seminaries voor priesters met een zekere raadgevende onafhankelijkheid voor de Polen. Twee dagen na deze aankondiging werd de mening van de Füherer aan mij overgebracht, dat ik niet de bevoegdheid had, dergelijke maatrgelen te nemen.
Dr. SEIDL: In het dagboek van Dr. Frank wordt vaak het principe van eenheid van bestuur genoemd en het feit dat de Gouverneur-generaal de vertegenwoordiger van de Führer in zijn gebied was en de vertegenwoordiger van de macht van het Reich. Strookt die opvatting met de feiten? Welke andere autoriteiten van het Reich en van de Partij kwamen binnen de regering van het Generaal-gouvernement?
BÜHLER: De macht van de regering van het Generaal-gouvernement was vanaf het prille begin in vele opzichten beperkt. Bijvoorbeeld, voor de instelling van het Generaal-gouvernement had de Reichsführer SS volledige bevoegdheid gekregen met betrekking tot het in stand houden van de Duitse identiteit in alle bezette gebieden. De Gedelegeerde voor het Vierjarenplan had overeenkomstige bevoegdheden en macht om in het Generaal-gouvernement besluiten uit te vaardigen. Maar ook vele andere afdelingen zoals die voor bewapening, de post, de spoorwegen, de bouw en andere probeerden en probeerden met succes delen van het bestuur van het Generaal-gouvernement over te nemen of er invloed op uit te oefenen. Nadat de Gouverneur-generaal in 1942 zijn functie als Reichsleiter had verloren, was er een bijzondere ruk in die richting. Ik zou bijna zeggen dat het een soort sport werd het prestige van de Koning van Polen omlaag te halen.
Dr. SEIDL: Wie benoemde, ontsloeg en betaalde de politie in het Generaal-gouvernement en behartigde anderszins hun belangen, gezien vanuit het standpunt van de ambtenaren?
BÜHLER: Dat werd uitsluitend gedaan door Himmler’s bestuursafdeling in Berlijn.
Dr. SEIDL: Is het juist dat zelfs ambtenaren van de regering van het Generaal-gouvernement door Krüger werden gearresteerd en dat het zelfs voor de Gouverneur-generaal onmogelijk was hen vrij te krijgen? Ik herinner u aan het geval Scipessi.
BÜHLER: Ja, ik kan dat vanuit mijn eigen ervaring bevestigen. Zelfs uit mijn eigen omgeving werden mensen gearresteerd zonder dat ik werd ingelicht. In een van die gevallen gaf ik de commandant van de SIPO opdracht dat de man binnen een bepaalde tijd moest worden vrijgelaten. Hij werd niet vrijgelaten en ik eiste het ontslag van de commandant van de SIPO. Het resultaat was dat Himmler zijn bijzondere vertrouwen in die commandant uitsprak en het ontslag werd geweigerd.
Dr. SEIDL: Getuige, hoe lang kon het Generaal-gouvernement eigenlijk onder normale omstandigheden werken?
BÜHLER: Ik zou bijna zeggen, nooit. Het eerste jaar werd besteed aan het herstellen van de verwoestingen, veroorzaakt tijdens de oorlog. Er waren dorpen, steden en transportmiddelen verwoest, er was een zeer groot aantal bruggen opgeblazen. Nadat al deze verwoeste zaken waren hersteld, voor zover dat onder oorlogsomstandigheden mogelijk was, werd het Generaal-gouvernement weer het verzamelgebied voor de oorlog tegen het Oosten, tegen de Russen en daarna het doorgangsgebied naar het front en het gebied met de verbindingslijnen. Het was de grote reparatiewerkplaats voor het front.
Dr. SEIDL: Een andere vraag: Tijdens de oorlog overhandigde Himmler een ontwerp van wet aan de Rijksregering betreffende de behandeling van asociale elementen. Wat was de houding van Dr. Frank ten opzichte van dit ontwerp?
BÜHLER: Voor zover ik me kan herinneren....
De PRESIDENT: Dr. Seidl, het Tribunaal is van mening dat de zaken waar de getuige het nu over heeft eigenlijk algemeen bekend zijn. Iedereen weet daarvan. Ik ben van mening dat u de getuige dit onderwerp iets sneller zou kunnen laten behandelen dan u nu doet.
Dr. SEIDL: Ja meneer. Hij heeft het antwoord al gegeven.
Getuige, heeft de regering van het Reich tijdens de oorlog?.....
De PRESIDENT: Maar ik heb het over het verdere verloop, Dr. Seidl.
Dr. SEIDL: Ja, meneer.
(Tot de getuige): Tijdens de oorlog overhandigde Himmler een ontwerp van wet aan de Rijksregering betreffende de behandeling van asociale elementen.
BÜHLER: Ja.
Dr. SEIDL: Wat was de houding van de Gouverneur-generaal ten opzichte hiervan?
BÜHLER: De Gouverneur-generaal protesteerde hiertegen. Tijdens de conferentie die ik in februari 1942 met Heydrich had, deed de laatste mij een bijzonder verzoek, de Gouverneur-generaal te vragen zijn protest tegen deze wet in te trekken. De Gouverneur-generaal weigerde dat.
Dr. SEIDL: De Aanklager heeft een schema getoond dat aantoont dat Dr. Frank zeggenschap had over de Reichsjustizminister, Dr. Thierack. Bestond er ooit een dergelijk situatie?
BÜHLER: Dat moet een vergissing zijn, een dergelijke situatie heeft nooit bestaan.
Dr. SEIDL: Wat waren volgens uw waarnemingen de betrekkingen tussen de Gouverneur-generaal en de Reichsführer-SS Himmler?
BÜHLER: De Gouverneur-generaal en de Reichsführer-SS Himmler waren als persoon zo verschillend ....
De PRESIDENT: Dr. Seidl, ik meen dat we de hele morgen al gehoord hebben wat de betrekkingen tussen de Gouverneur-generaal en de Reichsführer-SS Himmler waren.
Dr. SEIDL: Dan zal ik die vraag niet stellen.
Getuige, de Sovjet Aanklager heeft onder document nummer USSR-93 een aanhangsel aan het verslag van de Poolse regering ingediend. Het aanhangsel is getiteld: “Cultureel leven in Polen.” Ik heb het u al eerder laten zien en ik zou graag willen dat u mij vertelt of de Gouverneur-generaal of zijn regering dergelijke richtlijnen eigenlijk ooit heeft uitgegeven?
BÜHLER: Ik kan me niet herinneren dergelijke richtlijnen ooit getekend te hebben of dergelijke richtlijnen te hebben gezien, getekend door de Gouverneur-generaal. Dit document dat aan mij is overhandigd lijkt mij een vervalsing te zijn. Dat kan worden opgemaakt uit de inhoud.
Dr. SEIDL: In het dagboek treffen we een groot aantal aantekeningen aan betreffende het beleid van de Gouverneur-generaal die in tegenspraak lijken te zijn met wat u eerder als getuige hebt verklaard. Hoe verklaart u die tegenstellingen?
BÜHLER: Deze uitspraken van de Gouverneur-generaal, die bij eerdere ondervragingen al onder mijn aandacht zijn gebracht, lijken niet alleen tegen te spreken wat ik heb gezegd, ze zijn duidelijk in tegenspraak met wat ik als getuige te zeggen had. Omdat ik dergelijke uitspraken vaak heb gehoord heb ik geprobeerd te begrijpen hoe hij tot dergelijke uitspraken kwam en ik kan alleen maar zeggen dat Frank waarschijnlijk meer dan nodig deelnam aan vergaderingen en aan zaken van regeringsambtenaren. Er heeft nauwelijks een conferentie plaatsgevonden waaraan hij niet deelnam. Het gebeurde dus dat hij vaker op één dag moest spreken en ik zou willen zeggen dat hij in 99 van de 100 gevallen in de hitte van het moment sprak zonder na te denken en ik zag vaak dat hij dat hij na het doen van dergelijke weidse uitspraken in de volgende zinnen, of bij de volgende gelegenheid, die uitspraken weer probeerde in te trekken of recht te zetten. Ik zag ook hoe hij vaak in de hitte van het moment bevoegdheden herriep die hij had gegeven. Ik weet zeker dat wanneer ik het dagboek doorzoek naar elk van die uitspraken ik u tientallen uitspraken kan noemen die daarmee in tegenspraak zijn.
Dr. SEIDL: Frank’s dagboek bevat ....
BÜHLER: Ik zou het volgende willen zeggen: Wanneer de Gouverneur-generaal samenwerkte met de mensen van zijn bestuur, deed hij dergelijke uitspraken nooit, ik kan me er tenminste geen herinneren. Die uitspraken werden altijd gedaan wanneer de HSSPF naast hem zat zodat ik de indruk had dat hij op die momenten niet vrijuit kon spreken.
Dr. SEIDL: Het dagboek van beklaagde Frank bestaat uit 10.000 tot 12.000 pagina’s machineschrift. Wie hield dat dagboek bij, hijzelf of iemand anders?
BÜHLER: Volgens mijn waarnemingen werd het dagboek door stenografen bijgehouden; eerst door een, Dr. Meidinger en later door twee, Nauk en Mohr. De procedure was dat deze stenografen aanwezig waren bij conferenties en notities maakten.
Dr. SEIDL: Is het juist dat deze stenografen in zekere mate verslagen kregen van een derde persoon over wat er tijdens een conferentie was gezegd?
BÜHLER: Ik heb vaak gemerkt dat deze stenografen niet de moeite namen om alles letterlijk te noteren maar slechts samenvattingen maakten. Mij werd soms ook gevraagd wat deze of gene persoon, of wat de Gouverneur-generaal in bepaalde gevallen had gezegd of gedacht.
Dr. SEIDL: Zag de Gouverneur-generaal deze notities in het dagboek of las hij ze later?
BÜHLER: Voor zover ik de Gouverneur-generaal ken geloof ik niet dat hij ze na las. De PRESIDENT: Hoe kan deze getuige weten of hij die notities later las?
Dr. SEIDL: Meneer de President, de getuige Dr. Bühler was de meest naaste medewerker van de Gouverneur-generaal.
De PRESIDENT: Als u dat soort vragen had willen stellen zou u die aan beklaagde Frank hebben moeten stellen.
Dr. SEIDL: Nog een vraag, getuige. Wat was volgens uw waarneming de reden dat de Gouverneur-generaal dat dagboek niet vernietigde maar het overhandigde toen hij werd gearresteerd?
BÜHLER: Op 15 maart was ik voor het laatst bij ....
De PRESIDENT: Dat is weer een kwestie die in het brein van Dr. Frank ligt, niet in dat van de getuige, waarom hij het niet vernietigde.
Dr. SEIDL: Hij heeft de vraag al beantwoord en ik zie af van zijn antwoord.
(tot de getuige): Nu een laatste vraag: In 1942, na de toespraken van Dr. Frank werden hem alle partijfuncties ontnomen. Wat voor effect had dat op zijn positie als Gouverneur-generaal?
BÜHLER: Daar heb ik al naar verwezen. Dat zwakte zijn macht aanzienlijk af en het bestuur over het Generaal-gouvernement werd steeds moeilijker.
Dr. SEIDL: Is het juist dat de Gouverneur-generaal herhaaldelijk, zowel schriftelijk als mondeling zijn ontslag heeft ingediend?
BÜHLER: Ja, schriftelijke ontslagaanvragen stelde ik vaak zelf op en ik weet dat hij ook vele malen toestemming vroeg om af te treden maar dat werd nooit toegestaan.
Dr. SEIDL: Ik heb geen vragen meer voor de getuige.

De PRESIDENT: Wenst een andere raadsman voor de verdediging vragen te stellen?
Dr. ROBERT SERVATIUS (Raadsman van beklaagde Sauckel): Getuige, is het juist dat veruit het grootste aantal Poolse arbeiders dat naar Duitsland kwam, voor april 1942 in het Reich kwam, dat wil zeggen voordat Sauckel in functie trad?
BÜHLER: Daar kan ik niets met zekerheid over zeggen maar ik weet wel dat de werving van arbeiders steeds minder resultaat opleverde en dat de belangrijkste quota waarschijnlijk in de eerste jaren werden afgeleverd.
Dr. SERVATIUS: Werden de quota die van de Gouverneur-generaal werden geëist door Sauckel verlaagd, gelet op het feit dat er al zoveel Polen in het Reich werkten?
BÜHLER: Ik weet van een zo’n geval af; Sauckel’s vertegenwoordiger, President Struve sprak met mij daarover.
Dr. SERVATIUS: Is het waar dat Himmler voor zijn eigen doeleinden arbeiders in Polen wierf zonder medeweten van Sauckel en zonder zich te houden aan de voorwaarden die Sauckel had opgesteld?
BÜHLER: Ik neem aan dat dat gebeurde. Steeds wanneer mij werd verteld over het ronselen van arbeiders probeerde ik de zaken te verduidelijken. De politie zei altijd: dat is de Arbeitseinsatz en de Arbeitseinsatz zei altijd: dat is de politie. Maar ik weet dat op een keer, tijdens een bezoek aan Warschau Himmler zich zeer ergerde aan de nietsnutten die op de hoeken van de straten stonden en ik acht het heel goed mogelijk dat dat ronselen willekeurig door de politie werd gedaan zonder medewerking van de Arbeitseinsatz.
Dr. SERVATIUS: Kent u Sauckel’s richtlijnen met betrekking tot de uitvoering van de werving?
BÜHLER: Ik heb ze niet tot in detail gezien en ik herinner me ze niet. Ik weet alleen dat Sauckel tijdens een bezoek aan Krakau verklaarde dat hij geen bevel had gegeven om geweld te gebruiken.
Dr. SERVATIUS: Was dat tijdens een toesprak van Sauckel?
BÜHLER: Nee, het was tijdens een vergadering.
Dr. SERVATIUS: Herinnert u zich een rede die Sauckel in Krakau hield voor de diverse autoriteiten?
BÜHLER: Hij sprak daar als spreker van de Partij.
Dr. SERVATIUS: Deed hij daar uitspraken over de behandeling van arbeiders?
BÜHLER: Die uitspraken werden gedaan tijdens een vergadering voorafgaand aan het bezoek van de Gouverneur-generaal.
Dr. SERVATIUS: En wat was de aard van zijn opmerkingen?
BÜHLER: Mijn mensen hadden hem en zijn mensen verteld dat er overtredingen waren gepleegd en hij antwoordde dat hij geen bevel had gegeven om geweld te gebruiken en hij ontkende dat deze voorvallen, de arrestatie van mensen in bioscopen of andere openbare plaatsen ooit door hem was bevolen of bepaald.
Dr. SERVATIUS: Kent u de structuur van de Arbeitseinsatz in het Generaal-gouvernement?
BÜHLER: De afdeling arbeid viel onder mijn gezag.
Dr. SERVATIUS: Had Sauckel enige directe invloed op de uitvoering van de werving?
BÜHLER: Hij had niet alleen invloed, hij stuurde ook een plaatsvervanger die niet onder mijn gezag viel.
Dr. SERVATIUS: Was het voor die plaatsvervanger mogelijk de werving van arbeiders zelf uit te voeren?
BÜHLER: Als hij dat wilde, ja.
Dr. SERVATIUS: Op welke manier? Kon hij instructies geven, of rechtstreekse bevelen?
BÜHLER: De wervingsploegen die door Sauckel waren opgezet vielen niet onder mijn gezag. Ik probeerde diverse malen deze mensen binnen mijn organistatie te halen maar die pogingen werden altijd weerlegd met het argument dat deze ploegen in alle bezette gebieden moesten worden ingezet en dat ze niet gebonden konden worden aan een bepaald gebied.
Anders gezegd, Sauckel’s vertegenwoordiger in het Generaal-gouvernement, Presient Struve die ook de leiding had over de afdeling arbeid, was aan de ene kant afhankelijk van Sauckel’s richtlijnen en hoefde zich van mij niets aan te trekken, maar aan de andere kant was hij verantwoording aan mij schuldig omdat hij optrad als president van de afdeling arbeid.
Dr. SERVATIUS: Welke afdelingen deden de gedwongen werving, wanneer dat nodig was? Konden de wervingsploegen dat doen?
BÜHLER: Dat weet ik niet. De plaatsvervanger ontkende altijd het feit dat er gedwongen werving plaats vond.
Dr. SERVATIUS: Ik heb verder geen vragen.

De PRESIDENT: Wenst een andere raadsman voor de verdediging vragen te stellen? Wenst de Aanklager een kruisverhoor af te nemen?
Mr. SMIRNOV: Getuige, ik zou uw officiële positie nader willen vaststellen. Vanaf 1940 tot aan het moment van de bevrijding van Polen was u Frank’s belangrijkste plaatsvervanger, niet waar?
BÜHLER: Vanaf eind september tot november 1939 diende ik de Gouverneur-generaal in een leidende positie in zijn staf. In november 1939 werd ik hoofd van het Departement van de Gouverneur-generaal, het centrale bestuur van het Generaal-gouvernement in Krakau. In de tweede helft van 1940 werd de omschrijving van deze functie gewijzigd in “Staatssecretaris van de regering” en was ik staatsecretaris van de regering totdat ik op 18 januari 1945 Krakau verliet.
Mr. SMIRNOV: U was dus de belangrijkste plaatsvervanger van beklaagde Hans Frank?
BÜHLER: Mijn werkterrein was sterk beperkt. Ik moest de bestuurlijke zaken regelen. Noch de politie, de partij, de Wehrmacht of de diverse Rijksafdelingen die rechtstreeks actief waren in het Generaal-gouvernement vielen onder mijn gezag.
Mr. SMIRNOV: Als Frank afwezig was, wie was dan zijn plaatsvervanger?
BÜHLER: De plaatsvervanger van de Gouverneur-generaal was Seyss-Inquart, Reichsminister Seyss -Inquart Mr. SMIRNOV: En nadat Seyss-Inquart was vertrokken?
BÜHLER: Na het vertrek van Seyss-Inquart ontstond er een leegte. Ik weet niet meer in welke maand maar ik meen dat het in 1941 was dat ik werd benoemd tot plaatsvervanger van de Gouverneur-generaal. Maar die benoeming werd slechts met bepaalde restricties toegestaan. Ik werd verondersteld de Gouverneur-generaal slechts te vertegenwoordigen wanneer hij ofwel niet in het gebied was, dan wel ......
Mr. SMIRNOV: Antwoordt u mij kort. Als Frank afwezig was, nam u dan zijn taken waar?
BÜHLER: Ik antwoord zoals mijn geweten mij dat ingeeft. Wanneer Frank niet aanwezig was binnen het gebied en hij kon buiten het gebied niet bereikt worden dan werd ik verondersteld hem te vertegenwoordigen.
Mr. SMIRNOV: Ik begrijp het. Dat bekent dat u het overnam als hij afwezig was?
BÜHLER: Ja, ook wanneer hij buiten het gebied niet kon worden bereikt.
Mr. SMIRNOV: Ja, ja, dat is net wat ik vraag.
Ik zou graag willen dat de uitgetypte notulen van een vergadering op 25 januari aan getuige worden getoond. Wilt u hem allereerst de lijst van aanwezigen laten zien. Het Tribunaal zal de passage die ik wil citeren vinden op ....
De PRESIDENT: Welk jaar? U zei 25 januari.
Mr. SMIRNOV: 1943, Meneer de President. Heren Rechters, u kunt het vinden op pagina 7, bewijsstuk USSR-223 (Document USSR-223), alinea 6.
Getuige, is dat uw handtekening op de lijst van aanwezigen?
BÜHLER: Mijn handtekening, ja.
Mr. SMIRNOV: Dat betekent dat u bij die conferentie aanwezig was.
BÜHLER: 1943, ja.
Mr. SMIRNOV: Ik zal drie zinnen uit die notulen citeren
Wilt u het origineel alstublieft aan de getuige geven?
Ik citeer drie zinnen uit dit document. Het is de toespraak van Dr. Frank.
“Ik zou een ding willen benadrukken. We moeten niet te zachtzinnig zijn wanneer we horen dat er 17.000 zijn neergeschoten. Deze personen die zijn neergeschoten zijn ook slachtoffers van de oorlog. Laten we ons nu herinneren die wij allemaal die hier samenkomen op de lijst van oorlogsmisdadigers van Mr. Roosevelt staan. Ik heb de eer de nummer 1 te zijn. We zijn dus om zo te zeggen medeplichtig geworden in termen van de wereldgeschiedenis.”
Uw naam staat als tweede op de lijst van aanwezigen. Vindt u niet dat Dr. Frank genoeg redenen had om u onder de meest actieve van zijn medeplichtigen in de misdaad te rekenen?
BÜHLER: Over dergelijke uitlatingen van de Gouverneur-generaal heb ik alles al gezegd wat nodig is.
Mr. SMIRNOV: U schrijft dit dus toe aan het temperament van de Gouverneur-generaal?
De PRESIDENT: Getuige, dat is geen antwoord op de vraag. De vraag was, beschouwt u zichzelf als een van die misdadigers?
BÜHLER: Ik beschouw miijzelf niet als een misdadiger.
Mr. SMIRNOV: Als u zichzelf niet als oorlogsmisdadiger beschouwt, wilt u zich misschien herinneren wie persoonlijk, ik leg de nadruk op het woord persoonlijk, actief deelnam aan een van de meest wrede orders van Dr. Frank met betrekking tot de Poolse bevolking? Ik heb het over het decreet van 2 oktober 1942. Was u niet een van de deelnemers?
BÜHLER: Welke maatregel? Welk decreet? Ik zou het graag willen zien.
Mr. SMIRNOV: Ik heb het over het decreet getekend op 2 oktober en gepubliceerd op 9 oktober 1943; bewijsstuk USSR-335, het decreet betreffende de oprichting van de zogenaamde krijgsraden die door de SIPO werden belegd.
BÜHLER: Het ontwerp van dit decreet kwam niet van mijn afdeling.
Mr. SMIRNOV: Betekent dit dat u deelname ontkent aan het van kracht maken van dat wrede decreet?
BÜHLER: Ja, het decreet kwam van de politie.
Mr. SMIRNOV: De passage die ik zou willen citeren, Meneer de President, staat op pagina 35 van ons documentenboek en in alinea 4 van de Engelse vertaling.
(tot de getuige): Slaagde u er samen met Dr. Weh niet in, op een tijdstip waarop zelfs Frank eraan twijfelde, het te ondertekenen hem over te halen dat wel te doen en zo een besluit van eerlijk gezegd terroristische aard, tirannie door de politie te legaliseren van kracht liet worden?
Ik citeer pagina 142 van de notulen van de conferentie met de Staatssecretaris Dr. Bühler (hij bedoelt duidelijk u) en Dr. Weh betreffende een bevel, uitgegeven door Dr. Weh voor het bestrijden van aanslagen op Duitse herbouwwerkzaamheden in het Generaal-gouvernement:
“Na dezelfde korte verklaringen van de Staatssecretaris Dr. Bühler en Dr. Weh trok de Gouverneur-generaal zijn protest in en en tekende het ontwerpdecreet.
Was u dat niet?
BÜHLER: Ik verzoek de tolk de vraag te herhalen.
Mr. SMIRNOV: Ik vraag u: Was u het die Frank overhaalde dat decreet zo snel mogelijk te tekenen?
BÜHLER: Nee.
Mr. SMIRNOV: Betekent dat dat die notitie vals is?
BÜHLER: Nee.
Mr. SMIRNOV: In dat geval, hoe moet ik dat begrijpen als dit nee is en het ander ook nee?
BÜHLER: Dat kan ik u precies uitleggen. Het ontwerp van dit decreet was aan de Gouverneur-generaal voorgelegd door SS-Oberführer Bierkamp die pas aan het Generaal-gouvernement was toegevoegd. De Gouverneur-generaal .........
Mr. SMIRNOV: Wilt u alstublieft......
De PRESIDENT: (onderbreekt hem) Hij zit midden in zijn antwoord. U moet de man antwoord laten geven. Wat zei u? U zei dat het ontwerp door iemand anders was gemaakt?
BÜHLER: Dit ontwerp was aan de Gouverneur-generaal overlegd door Bierkamp die net bij het Generaal-gouvernement was gekomen. De Gouverneur-generaal gaf het ontwerp terug en liet het herzien door de juridische afdeling. Toen het aan de Gouverneur-generaal werd gepresenteerd, twijfelde hij eraan of het wel door de juridische afdeling was herzien. Ik aaanvaard geen verantwoordelijkheid voor dit ontwerp en dat hoefde ik ook niet.
Mr. SMIRNOV: U legde gewoon aan Frank uit dat het onderwerp van dit besluit voldoende door de bevoegde specialistische afdeling was bekeken?
BÜHLER: Ja, door de juridische afdeling.
Mr. SMIRNOV: En daarna tekende de Gouverneur-generaal het decreet?
BÜHLER: Duidelijk.
Mr. SMIRNOV: Was u niet degene die op de vergadering van 23 oktober 1943, toen er een brief werd besproken van Graaf Ronikier, iemand die u duidelijk bekend was, verwees naar de practische toepassing van dit wrede decreet van 2 oktober en zei dat het toepassen van het besluit in de toekomst het verdoezelen van moord op gijzelaars zou bevorderen door het fusilleren van gijzelaars de schijn van een wettig vonnis te geven? Was u die persoon?
BÜHLER: Ik verzoek om herhaling van de vraag. Ik heb hem slechts gedeeltelijk verstaan.
Mr. SMIRNOV: Was u degene die op de vergadering van 23 oktober 1943 zei dat het toepassen van het besluit in de toekomst het verdoezelen van moord op gijzelaars zou bevorderen omdat dat het de schijn van een wettig vonnis zou geven?
BÜHLER: Het is me niet helemaal duidelijk. Mag ik herhalen wat ik heb begrepen?
Mr. SMIRNOV: Alstublieft.
BÜHLER: U wilt mij vragen of ik degene was die bij gelegenheid van een vergadering op 23 oktober 1944....
Mr. SMIRNOV: 1943.
BÜHLER: 1943, bij gelegenheid van een vergadering op 23 oktober zei – ik wat zei?
Mr. SMIRNOV: U zei dat het toepassen van dat besluit zou helpen het fusilleren van gijzelaars te verdoezelen.
BÜHLER: Nee.
Mr. SMIRNOV: Het gedeelte dat ik nu wil citeren, Heren Rechters, staat op pagina 26 van de Engelse vertaling van document 2233-PS, alinea 4. Ik zal u nu uw eigen woorden voorlezen:
“Staatssecretaris Dr. Bühler acht het raadzaam dat alle Polen die moeten worden geëxecuteerd eerst berecht moeten worden volgens de regels van een reguliere krijgsraad. In de toekomst moet men zich ook ervan onthouden naar dergelijke Polen te verwijzen als gijzelaars want het fusilleren van gijzelaars is altijd een betreurenswaardige gebeurtenis en levert het buitenland alleen maar bewijs op tegen de Duitse leiding in het Generaal-gouvernement.
BÜHLER: Dat heb ik gezegd en dus maakte ik bezwaar, en wilde bezwaar maken tegen het fusilleren van gijzelaars en executies zonder een vonnis van een krijgsraad.
Mr. SMIRNOV: U vindt dus dat een rechtbank, bestaande uit hoge politieambtenaren het recht vertegenwoordigt en geen aanfluiting is van het idee over recht?
BÜHLER: Welke rechtbank bedoelt u? Ik pleitte voor een krijgsraad.
Mr. SMIRNOV: Dat is precies de rechtbank waar ik het over heb, het “Standgericht”, een tijdelijke rechtbank, bestaande uit Gestapo ambtenaren, werkzaam in het Generaal-gouvernement, volgens het besluit van 2 oktober.
BÜHLER: Ik kan u inlichtingen geven over de redeen die kunnen hebben geleid tot het aanscherpen van het “Standgericht” decreet van 2 oktober zodat u kunt begrijpen hoe, psychologisch gezien, een dergelijk decreet tot stand kwam.
Mr. SMIRNOV: Ik stel geen belang in psychologie. Ik stel er belang in te weten of een tijdelijke rechtbank, bestaande uit ambtenaren van de geheime politie en die beschouwd wordt als rechtbank, in feite geen aanfluiting is van de opvatting over een permanente rechtbank?
BÜHLER: Het “Standgericht” moest worden benoemd in exacte overeenstemming met het decreet. Ik ben niet van mening dat een “Standgericht”, alleen maar omdat het uitsluitend uit politieambtenaren bestaat, niet beschouwd wordt als een rechtbank. Maar ik heb die uitlatingen die u nu tegen mij gebruikt, niet gedaan, doelend op dit decreet van 2 oktober; eerder eiste ik in het algemeen vonnissen door een krijgsraad en noemde het neerschieten van gijzelaars een betreurenswaardig feit.
Mr. SMIRNOV: U geeft mij geen direct antwoord op mijn vraag. Misschien herinnert u zich alinea 3 van het decreet dat bepaalt hoe deze rechtbanken moesten worden samengesteld. Wilt u de getuige de alinea’s 3 en 4 laten zien. Ik lees alinea 4 voor het verslag voor:
“Het “Standgericht” van de SIPO moet worden samengesteld uit een SS Führer van het bureau van de commandant van de SIPO en de SD en twee leden van deze organisatie.
Zou een hof van deze samenstelling niet a priori getuigen naar de aard van het vonnis dat een rechtbank zou opleggen?
BÜHLER: Vroeg u mij dat?
Mr. SMIRNOV: Ja, ja.
BÜHLER: Of ik een “Standgericht” een echte rechtbank vind? Ik meen dat u mij dingen vraagt die met mijn werkterrein niets te maken hebben. Ik weet niet welke redenen er werden gegeven om deze rechtbanken op die manier samen te stellen. Daarom kan ik er niets over zeggen.
Mr. SMIRNOV: Misschien wilt u even kijken naar de handtekening onder dat decreet. Het is getekend door Frank en u was het die Frank overhaalde dat decreet te tekenen.
BÜHLER: Ik meen dat ik die fout al eerder heb recht gezet. Ik heb de heer Frank niet overgehaald dat decreet te tekenen. Eerder heb ik hem gezegd dat dat decreet was uitgewerkt op de juridische afdeling. Zoals al eerder gezegd moet ik nu elke verantwoordelijkheid voor dat decreet afwijzen omdat het niet binnen mijn werkterrein viel.
Mr. SMIRNOV: Ik ga over op een andere serie vragen. Herinnert u zich de volgende alimea van dat decreet, in het bijzonder het verslag van Obergruppenführer Bierkamp bij de vergadering van 27 oktober 1943 in Krakau?
BÜHLER: Zonder notities kan ik me dat niet herinneren.
Mr. SMIRNOV: Laat u hem alstublieft de passage zien die ik wil citeren. De passsage die ik wil citeren, Heren Rechters, staat op pagina 26 van ons document, de laatste alinea van de tekst. Ik citeer de desbetreffende passage:
“Op grond van het besluit van die datum heeft de SIPO veel mensen gearresteerd die sinds 10 oktober misdaden hebben gepleegd. Ze zijn ter dood veroordeeld en zullen worden geëxecuteerd als straf voor hun misdaden. Hun namen zullen aan de bevolking bekend gemaakt worden door middel van aanplakbiljetten en de bevolking zal worden verteld dat die en die mensen gratie kunnen verwachten, mits er geen verdere moorden op Duitsers worden gepleegd.
Voor elke vermoorde Duitser zullen 10 Polen worden gefusilleerd.”
Is dit geen bewijs voor het feit dat vanaf de eerste dag van het van kracht worden van het decreet van Frank, het alleen maar diende om massaexecuties van gijzelaars te verdoezelen?
BÜHLER: Nee.
Mr. SMIRNOV: Wat bewijst het dan als voor iedere vermoorde Duitsers 10 Polen die totaal niets met die misdaden te maken hebben moesten worden geëxecuteerd op grond van deze zogenaamde vonnissen?
BÜHLER: Naar mijn mening bewijst het dat 10 Polen die ter dood waren veroordeeld omdat ze misdaden hadden gepleegd waarop de doodstraf staat, zouden worden geëxecuteerd.
Mr. SMIRNOV: Voor iedere gedode Duitser?
BÜHLER: Het kan zijn dat deze Polen gijzelaars werden genoemd. Dat is mogelijk.
Mr. SMIRNOV: Dat betekent dat het decreet het stelsel van het nemen van gijzelaars verdoezelde?
BÜHLER: Nee, het was eerder dat echt neerschieten van gijzelaars niet meer gebeurde. Echt neerschieten van gijzelaars gebeurt wanneer mensen die geen misdadiger zijn, die onschuldig zijn, worden neergeschoten vanwege een misdaad die door iemand anders is gepleegd.
De PRESIDENT: Denkt u dat dit een gunstig moment is om te pauzeren?
(Het Tribunaal wordt geschorst tot 14:00 uur.)

Definitielijst

Arbeitseinsatz
Gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Circa 11 miljoen Europese burgers werden in dit kader opgeroepen om dwangarbeid te verrichten in het Derde Rijk. Niet te verwarren met de Arbeidsdienst, een organisatie opgericht als nationaal-socialistisch vormingsinstituut voor Nederlandse jongeren.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
krijgsraad
Militair gerechtshof.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
Rijkscommissaris
Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.
SIPO
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei
USSR
Unie van Socialistische Sovjet Republieken, ook wel Sovjet-Unie genoemd. Federatie van republieken tijdens de communistische periode van Rusland.
Vierjarenplan
Duits economisch plan dat gericht was op alle sectoren van de economie waarbij de vastgestelde productiedoelen in 4 jaar gehaald moeten worden.

Middagzitting

De PRESIDENT: Het Tribunaal heeft met het diepste leedwezen vernomen dat Opperrechter Harlan F. Stone van het Opperste Gerechtshof van de Verenigde Staten is overleden. Zijn heengaan zal het meest gevoeld worden in Amerika waar hij heeft bewezen een groot publiek dienaar te zijn. Maar het past dit Tribunaal, waarin vertegenwoordigers van de Verenigde Staten zitting hebben, haar deelneming met dit grote verlies aan het Amerikaanse volk te betuigen.
Na te hebben gefungeerd als Deken aan de Hogeschool voor Rechten aan de Universiteit van Columbia werd hij in 1923 benoemd tot Minister van Justitie van de Verenigde Staten en twee jaar later werd hij toegevoegd Rechter aan het Opperste Gerechtshof. In 1941 werd hij Opperrechter en vervulde de taken van dat hoge ambt met grote deskundigheid en in navolging van de hoogste tradities.
Het Tribunaal wenst dat ik haar medeleven uitdruk als erkenning van het grote verlies dat het Amerikaanse volk heeft geleden.
Mr. Justice Jackson, de Hoofdaanklager namens de Verenigde Staten is lid van het Opperste Gerechtshof dat werd voorgezeten door de Opperrechter en wellicht wenst hij hier enkele woorden aan toe te voegen.
Mr. JUSTICE ROBERT H. JACKSON (Hoofdaanklager namens de Verenigde Staten): Met welnemen van het Tribunaal; het is niet alleen omdat hij het hoofd van het juridische stelsel van de Verenigde Staten was dat het nieuws van het overlijden van Opperrechter Harlan Stone droefenis zaait in ieder Amerikaans hart in Neurenberg, maar omdat hij de persoonlijk vriend van velen van ons was. Hij had een bijzonder vermogen tot vriendschap. Niemand was vriendelijker voor en indachtig aan de jongere mannen die van tijd tot tijd naar Washington kwamen en in hem een gids, een filosoof en een vriend vonden.
Nu weet ik dat niet alleen ik het verlies van een persoonlijk vriend voel maar dat de Amerikaanse vertegenwoordigers in het Tribunaal, Mr. Biddle en Rechter Parker het zelfde voelen en veel van de jongere mensen van de staf hadden intieme contacten met de Opperrechter die men vermoedelijk niet zou verwachten als men Harlan Stone niet had gekend.
Als Minister van Justitie nam hij het Ministerie over in een van haar moeilijkste perioden en hij drukte er zijn stempel van integriteit op, een stempel dat altijd is gebleven en dat een traditie werd binnen het Ministerie, zoals wij allen heel goed weten.
Als Justice of the Court was hij een vooruitziend man, vrij van geest en altijd geduldig om de argumenten van beide partijen aan te horen en zijn beslissing te nemen met die volledige desinteresse en afstandelijkheid die kenmerkend is voor de rechtvaardige rechter. Hij zat voor met grote eerlijkheid en met vriendelijkheid voor zijn confrères en degenen die voor hem verschenen.
Het is het overlijden van een man die in het openbare leven een voorbeeld was van die hoge kwaliteiten die wij in verband brengen met de New Englander.
De troost voor zijn vrienden ligt hierin: Hij ging heen precies zoals hij zou hebben gekozen heen te willen gaan, in het volledige bezit van zijn vermogens en tijdens de uitoefening van zijn taken.
Ik druk mijn grote appreciatie erover uit dat het Tribunaal het passend heeft gevonden nota te nemen van zijn overlijden en ons toe te staan namens de Amerikaanse Orde van Advocaten onze waardering van zijn talenten en karakter uit te spreken.
De PRESIDENT: Kolonel Smirnov.
Mr. SMIRNOV: Meneer de President, voordat ik overga tot het verdere verhoor van getuige, meen ik de volgende verklaring af te moeten leggen:
Tijdens het verhoor van getuige door de verdedigend advocaat Dr. Seidl heeft eerstgenoemde verklaard dat het document, dat het officiële aanhangsel is bij het verslag van de regering van de Republiek Polen een vervalsing was. Dit document vermeldt de verliezen aan objecten van culturele waarde, geleden door de Poolse Republiek. De Sovjet Aanklager wenst geen enkele tegenstrijdigheid over dit document maar verzoekt het Tribunaal er nota van te nemen dat dit een officieel aanhangsel is bij het verslag van de regering van de Republiek Polen en dat de verklaring van de getuige als smaad wordt beschouwd.
De PRESIDENT: (tot de getuige): Zei u daar toen iets over?
Dr. BÜHLER: Ik wilde zeggen dat het een document was dat een lijst met kunstvoorwerpen bevatte.
De PRESIDENT: Is dat het document, Kolonel Smirnov een document dat een lijst met kunstvoorwerpen bevat?
Dr. BÜHLER: Nee, dat bedoel ik niet.
Mr. SMIRNOV: Nee, Meneer de President, het is een lijst met verliezen aan cultuurschatten. Het is een lijst van bibliotheken en van de verliezen door deze bibliotheken geleden tijdens het Duitse bewind in Polen.
De PRESIDENT: Het is USSR-93, niet waar, het document waarnaar u verwijst?
Mr. SMIRNOV: Het is een aanhangsel bij document USSR-93, een officieel verslag van de Poolse regering.
De PRESIDENT: Ja, het gaat over bepaalde richtlijnen. Dat was het bewijsmateriaal dat vanochtend is gegeven.
Mr. SMIRNOV: Nee, Meneer de President, dit is een lijst van geleden verliezen. Het is een officieel aanhangsel aan het verslag van de Poolse regering. Het bevat geen richtlijnen maar het vermeldt wel het totaal aan verliezen dat door de openbare bibliotheken in Polen werd geleden.
De PRESIDENT: (tot de getuige): Wilt u daar iets over zeggen?
Dr. BÜHLER: Ja, ik denk niet dat de zojuist gegeven beschrijving op het document slaat dat ik in gedachten had. Het document dat ik bestrijd bevat richtlijnen betreffende het Duitse culturele beleid in het Generaal-gouvernement. Het gaat niet over kunstschatten of gegevens over eigendommen van bibliotheken.
De PRESIDENT: Ja. Wat ik begrepen heb van wat u vanmorgen zei was dat de richtlijnen waarvan u dacht dat er in dat document naar werd verwezen waarschijnlijk niet waren opgesteld of dat u er in elk geval niets over had gehoord en u dacht dat het vervalsingen waren.
Dr. BÜHLER: Ik trok het document in twijfel.
De PRESIDENT: Het Tribunaal zal het document bestuderen.
Mr. SMIRNOV: Mag ik verder gaan met mijn volgende vraag?
De PRESIDENT: Ja.
Mr. SMIRNOV: U verklaart dat u persoonlijk, net als het bestuur van het Generaal-gouvernement, niet nauw betrokken was bij de activiteiten van de politie. Heb ik u goed begrepen?
Dr. BÜHLER: Mag ik die vraag nogmaals horen?
Mr. SMIRNOV: U zegt dat noch u persoonlijk, noch het bestuur van het Generaal-gouvernement op enige manier nauw betrokken was bij de activiteiten van de politie. Heb ik u goed begrepen?
Dr. BÜHLER: We hadden dagelijks contact met de politie maar we verschilden van mening. Bovendien viel de politie niet onder mijn gezag; het hoofd van de politie stond op geen enkele wijze onder mijn bevel.
Mr. SMIRNOV: In dat geval viel de politie niet onder uw bevoegdheden?
Dr. BÜHLER: Nee, dat was niet een van mijn taken.
Mr. SMIRNOV: Hoe kunt u dan verklaren dat niemand behalve u geslaagde onderhandelingen voerde met de politie over het gebruiken van eigendommen van Joden die in de concentratiekampen warem omgebracht? Herinnert u zich die onderhandelingen?
Dr. BÜHLER: Ik heb u niet goed begrepen.
Mr. SMIRNOV: Ik vraag u: als u geen directe betrekkingen met de politie had, hoe kunt u dan het feit verklaren dat u en niemand anders dan u, de persoon was die succesvolle onderhandelingen voerde met de politie over het gebruiken van eigendommen van Joden die in de concentratiekampen waren vermoord? Herinnert u zich die onderhandelingen met de politie?
Dr. BÜHLER: Ik herinner me dergelijke onderhandelingen niet en ik kan ze ook niet hebben gevoerd. Hoe dan ook, de regering was het orgaan dat op bevel van het Vierjarenplan de inbeslagname van Joodse eigendommen moest uitvoeren.
Mr. SMIRNOV: Meneer de President, heb ik uw toestemming een document te overleggen dat ons is overhandigd door de Amerikaanse Aanklager, document 2819-PS? Het is een richtlijn van het bestuur van het Economische Departement van het Generaal-gouvernement en geadresseerd aan de gouverneurs van Warschau, Radom, Lublin en Galicië. Mag ik dit document overleggen?
Ik citeer het volgende uit de tekst van dit document: “Onderwerp: Overdracht van Joodse roerende goederen van de SS aan de regering”
“Ik informeer u bij deze dat op 21 februari 1944, in aanwezigheid van diverse directeuren van departementen, een overeenkomst is bereikt tussen Staatssecretaris Dr. Bühler en de HSSPF Obergruppenführer Koppe, dat roerende Joodse eigendommen, voor zover die nu of in de toekomst in opslagplaatsen liggen, door de SS ter beschikking moeten worden gesteld aan de regering. Voor de uitvoering van deze bereikte overeenkomst heb ik bevolen dat de overname van goederen welke zich in de diverse depots van de SS bevinden, in zo kort mogelijke tijd moet plaatsvinden. Goederen afkomstig van inbeslagname en veiligstelling zijn eveneens door de commandant van de SIPO en van de Geheime Dienst aan mij overhandigd. Neemt u alstublieft contact op met de plaatselijke SS en Politieführer om tot overeenstemming te komen .......
Hier onderbreek ik het citaat. Getuige, houdt u na dit nog steeds vol dat u geen betrekkingen had met de politie?
Dr. BÜHLER: Ik had in mijn werk dagelijks contact met de politie, dat wil ik niet ontkennen maar ik had niet het recht orders te geven aan de politie.
Mr. SMIRNOV: Hoe dan ook, de eigendommen van Joden die in de concentratiekampen in Polen waren vermoord, werden als gevolg van uw onderhandelingen overgebracht naar depots in het Generaal-gouvernement?
Dr. BÜHLER: Dat is niet juist. De genoemde eigendommen waren niet afkomstig van Joden die waren vermoord maar gewoon eigendommen afkomstig van Joden die door de politie waren weggehaald nadat hun eigendommen op de gebruikeklijke manier door de bestuursafdeling waren behandeld.
Mr. SMIRNOV: Maar kon de SIPO of de SD zich de eigendommen toeëigenen van Joden die niet waren vermoord?
Dr. BÜHLER: Waarom niet? Direct vanaf het begin had de politie het Joodse vraagstuk aangepakt en daarom kwamen ze ook op die manier in het bezit van hun eigendommen.
Mr. SMIRNOV: Maar werden in het Auschwitz depot in de Chopinstraat ook eigendommen opgeslagen van Joden die niet waren vermoord? Of van Joden die nog in leven waren?
Dr. BÜHLER: De depots die hier zijn genoemd moeten niet worden gezien als van concentratiekampen maar als depots waar goederen werden opgeslagen.
Mr. SMIRNOV: Welke andere depots waren er voor de opslag van roerende goederen van Joden, behalve die in de concentratiekampen?
Dr. BÜHLER: Ik weet niet hoe het er in een concentratiekampen uitzag want ik heb er nooit een gezien of ben er binnen geweest, maar dat politie zich eigendommen van Joden toeëigende is iets waarover mij zeker werd verteld door de directeur van mijn afdeling beheer.
Mr. SMIRNOV: Ik vraag u dit: toen in 1944 de vernietigingsmachines in Auchwitz en Maidanek op volle capaciteit draaiden, welke depots of opslagloodsen bestonden er voor de opslag van Joodse roerende goederen behalve die waar de goederen van Joden werden opgeslagen die in de concentratiekampen waren vermoord? Weet u over andere depots en waar die zich bevonden?
BÜHLER: De Joden werd ter plaatse hun eigendommen afgenomen. Ik heb nooit aangenomen dat er Joodse eigendommen in concentratiekampen konden worden gevonden. Ik wist helemaal niets over die kampen. Waar de politie die goederen heenbracht was mij niet duidelijk maar er moeten depots hebben bestaan.
Mr. SMIRNOV: Ik zou uw aandacht willen vestigen op de datum, 21 februari 1944. Waren er destijds in Polen nog Joden in leven of waren de Joodse getto’s al helemaal leeg?
Dr. BÜHLER: De Joodse getto’s waren leeg maar er waren nog enkele Joden; ik weet dat omdat ze op een of andere manier in de wapenindustrie werden ingezet. Joodse eigendommen konden niet uit het gebied zijn weggehaald, dat moet ergens in het Generaal-gouvernement geweest zijn, zeer waarschijnlijk vlak bij de getto’s of waar evacuatie van Joden ook maar plaatsvond. En dit telegram, ik herhaal het, gaat niet over depots in concentratiekampen, die stonden overal. In iedere plaats lagen wel ergens goederen opgeslagen die afkomstig waren van de herhuisvesting van Joden.
Mr. SMIRNOV: De Joodse getto’s waren dus al leeg. In dat geval, wat gebeurde er met de Joden in Polen?
Dr. BÜHLER: Toen deze Joodse getto’s werden leeggehaald nam ik aan dat ze ergens in noordoost Europa zouden worden geherhuisvest. Het hoofd van het RSHA had me op die conferentie van februari 1942 met stelligheid verteld dat dat de bedoeling was.
Mr. SMIRNOV: Op 21 februari 1944 liep de frontlinie door het Generaal-gouvernement. Hoe en waarmee konden de Joden naar het noordoosten worden vervoerd?
Dr. BÜHLER: Volgens de conferentie had dat in 1942 moeten gebeuren.
Mr. SMIRNOV: Het document is gedateerd 1944, 21 februari 1944.
Ik ga over op de volgende vraag. Bewijst het feit dat de politiechefs alle conferenties op het hoofdkwartier van de Gouverneur-generaal bijwoonden en dat de Gouverneur-generaal aparte vergaderingen belegde die uitsluitend over politiezaken gingen niet dat er een zeer nauwe relatie bestond tussen de Gouverneur-generaal en de Gestapo?
Dr. BÜHLER: Ik heb in het begin al gezegd dat het de mening van de Gouverneur-generaal was dat hij zeggenschap zou krijgen over de politie. Dat is de reden waarom de hij de politie herhaaldelijk uitnodigde voor discussies tijdens de vergadering maar dat weerhield de politie er niet van haar eigen weg te gaan en haar eigen methoden te gebruiken.
Mr. SMIRNOV: Maar werden er door de Gouverneur-generaal geen vergaderingen belegd die zich rechtstreeks en uitsluitend met politiezaken bezig hielden en alleen maar met politiezaken?
Dr. BÜHLER: Ja, van tijd tot tijd.
Mr. SMIRNOV: Goed. Kunt u mij dan vertellen wie Krüger’s plaats innam toen hij uit zijn functie van hoofd van de politie werd gezet?
Dr. BÜHLER: Voor zover ik me kan herinneren werd Krüger in november 1943 in Krakau uit zijn functie gezet en vervangen door Obergruppenführer Koppe.
Mr. SMIRNOV: Hoe waren uw persoonlijke relaties met Koppe?
Dr. BÜHLER: De relaties met de politie onder Krüger waren altijd vijandig geweest en wanneer de afdeling bestuur ook maar wensen had die met politiebevoegdheden te maken hadden, dan werden die wensen altijd gedwarsboomd door Krüger; daarom, nadat Krüger Krakau had verlaten probeerde ik een kameraadschappelijke relatie met de nieuwe HSSPF aan te knopen zodat ik op die manier invloed kon uitoefenen op het werk van de poliie en de methoden die zij gebruikten.
Mr. SMIRNOV: Kunt u mij kort antwoord geven: hoe waren precies uw persoonlijke relaties met Koppe? Waren die goed of slecht?
Dr. BÜHLER: Ze waren kameraadschappelijk.
Mr. SMIRNOV: Ik zou u graag een document willen tonen. Meneer de President, u kunt deze passage vinden op pagina 38, alinea 2 van de Engelse vertaling. Ik lees de passage voor het verslag voor. Het is een uitspraak, gedaan door Frank tegen Himmler tijdens de conferentie met hem op 12 februari 1944:
“Direct na de uitwisseling van begroetingen knoopte Reichsführer-SS Himmler een gesprek aan met mij en SS Obergruppenführer Koppe. De Reichsführer vroeg mij direct aan het begin hoe de samenwerking was met de nieuwe Staatssecretaris voor Veiligheid, SS Obergruppenführer Koppe. Ik drukte mijn grote voldoening uit over het feit dat er tussen mijzelf en SS Obergruppenführer Koppe, als ook tussen hem en Staatssecretaris Dr. Bühler uitzonderlijk goede relaties en kameraadschappelijke samenwerking bestond. (Document 2233-PS).
Komt die uitlating van Frank overeen met de feiten, getuige?
Dr. BÜHLER: Destijds was Koppe pas een paar weken in het Generaal-gouvernement. Deze uitlating bevestigt precies wat ik hier in het begin heb gezegd namelijk dat ik, toen Krüger door Koppe was vervangen, heb geprobeerd vriendschappelijke relaties met Koppe aan te knopen om invloed te krijgen op de macht van de politie in het Generaal-gouvernement. Er was dus tot op dat moment geen wrijving geweest.
Mr. SMIRNOV: En tussen Koppe en Dr. Bühler, anders gezegd tussen Koppe en u heerste de meest vriendschappelijke samenwerking, is dat juist?
Dr. BÜHLER: Ik herhaal, mijn relatie met Koppe was van kameraadschappelijke aard. Afgezien daarvan, de problemen waarmee we te maken hadden brachten me dagelijks in contact met Koppe. Bijvoorbeeld de kwestie van de Joodse eigendommen. Men kon onmogelijk een dergelijke discussie met Krüger hebben gevoerd want hij was van mening dat alle Joodse eigendommen aan de SS toebehoorden.
Mr. SMIRNOV: Toen Koppe de functie van hoofd van de politie overnam, was er toen enige verandering met betrekking tot de Poolse bevolking? Werden de maatregelen van de politie minder streng? Werden ze minder repressief na Koppe’s komst?
Dr. BÜHLER: Ik geloof dat ze milder werden.
Mr. SMIRNOV: Ik zou graag willen dat u de notulen volgt van een specifieke bestuursvergadering van 16 december 1943, gehouden in Krakau.
Wilt u de getuige het origineel laten zien, alstublieft?
Tussen haakjes, is dat uw handtekening op de lijst van aanwezIgen? Op pagina 154.
Dr. BÜHLER: Regeringsbijeenkomst, 16 december 1943? Ja, dat heb ik getekend, dat klopt.
Mr. SMIRNOV: Vertelt u mij, herinnert u zich wie Ohlenbusch was?
Dr. BÜHLER: Ohlenbusch was president van het Ministerie van Propaganda.
Mr. SMIRNOV: Was hij op een of andere manier betrokken bij de politie of bij de regering?
Dr. BÜHLER: Ohlenbusch was aanwezig bij de regeringsbijeenkomsten waarbij gewoonlijk de politie ook aanwezig was.
Mr. SMIRNOV: Maar hijzelf, in zijn eigen functie, was hij op enige manier betrokken bij de politie of niet?
Dr. BÜHLER: Als staatsambtenaar en hoofd van een regeringsdepartement had hij natuurlijk betrekkingen met de politie, officiële betrekkingen.
Mr. SMIRNOV: Maar was hij ambtenaar van het burgerlijk bestuur van uw organisatie?
Dr. BÜHLER: Ja natuurlijk. Voor zover het zijn officiële functie betrof was hij aan mij ondergeschikt.
Mr. SMIRNOV: Ik lees voor het verslag een kort uittreksel voor van pagina 176. Heren Rechters, u kunt dit vinden op pagina 33 van ons documentenboek, alinea 3, de toespraak van Ohlenbusch:
“Het zou goed zijn te overwegen, om redenen van doelmatigheid, dat men zo veel als mogelijk executies moet uitvoeren op de plek waar de aanslag op het leven van een Duitser werd gepleegd. Men moet er wellicht ook aan denken of er voor dit doel geen aparte executieplaaten moeten worden ingericht want het is bekend dat de Poolse bevolking in grote getale naar de executieplaatsen toekwam, die voor iedereen toegankelijk waren, om de met bloed doordrenkte aarde in dozen te doen en die naar de kerk te brengen. (Document 2233-PS).
Vindt u deze kwestie niet uitsluitend een kwestie voor de politie?
Dr. BÜHLER: Er staat in mijn vertaling geen ‘emmers met bloed’. Er staat dozen. Ik denk niet dat het bloed met emmersvol kon worden weggebracht,
Mr. SMIRNOV: We hebben het hier over dozen waarin de met bloed doordrenkte aarde werd gedaan. Vindt u niet dat de kwestie van het inrichten van geheime executieplaatsen zuiver een aangelegenheid voor de politie is?
Dr. BÜHLER: Ik deel die mening. Om die reden werd die kwestie beslist niet goedgekeurd. Maar misschien mag ik eraan toevoegen dat op hetzelfde moment Duitse voetgangers in Krakau en Warschau dagelijks, zonder enige reden in de rug werden geschoten en dat die kwestie te danken was aan de opwinding over .....
Mr. SMIRNOV: Ik vraag u naar iets anders, getuige. Vindt u het feit dat deze kwestie op initiatief van Ohlenbusch werd besproken geen duidelijk bewijs ervoor dat zelfs de lagere ambtenaren in het burgerlijk bestuur zich mengden in politiezaken en in direct contact met de politie stonden?
Dr. BÜHLER: Nee, dat zou ik zo niet willen zeggen. Dit werd niet voorgesteld als een politiemaatregel. Dat kwam voort uit de dreiging waaronder alle Duitsers in die fase van de bezetting leefden.
Mr. SMIRNOV: Die kwestie van geheime executieplaatsen, rees die niet op initiatief van Ohlenbusch? Ik vertrouw erop dat u dat niet gaat ontkennen.
Dr. BÜHLER: Wat bedoelt u met die vraag?
Mr. SMIRNOV: Kwam dat naar boven, werd dat niet uitgelokt door het initiatief van Ohlenbusch? U gaat dat toch niet ontkennen?
Dr. BÜHLER: Ik weet niet of dit eigenlijk wel besproken werd. Naar mijn mening was er geen ....
Mr. SMIRNOV: Het getypte verslag van die vergadering ligt vooor u en u was bij die vergadering aanwezig.
Dr. BÜHLER: Ja, dit zijn uitspraken gedaan door Ohlenbusch, als ik me niet vergis. Ja, er staat hier ‘President Ohlenbusch’. Dat is juist.
Mr. SMIRNOV: Ik ga verder met de volgende vraag. Heeft SS Obergruppenführer Koppe op die vergadering helemaal niet gerapporteerd over dat onderwerp? Ik zal een kort uittreksel citeren dat u, Heren Rechters, kunt vinden op pagina 34, alinea 2. Het staat op pagina 180 van uw documentenboek. ..... voor de spoorwegopstand 150 en voor de twee Duitse ambtenaren werden 50 Poolse terroristen geëxecuteerd, ofwel op de plaats zelf danwel in de onmiddellijke omgeving. Men moet bedenken dat het neerschieten van 200 mensen tenminste 3,000 naaste verwanten aangaat .... (document 2288-PS).
Ziet u dit als bewijs dat met de aankomst van Koppe dezelfde wrede vergeldingsmaatregelen tegen de bevolking van Polen werden genomen?
Dr. BÜHLER: Waar hier het neerschieten van 150 en 50 mensen wordt genoemd, dan betreft dit duidelijk het fusilleren van gijzelaars dat nooit de toestemming had van de Gouverneur-generaal of van mij. Als ik echter heb gezegd dat in het algemeen het beleid van Koppe mij milder toescheen dan moet ik bij die verklaring van mij blijven.
Mr. SMIRNOV: Betekent dit dat die maatregelen betreffende gijzelaars noch uw toestemming hadden, noch die van de Gouverneur-generaal, is dat juist?
Dr. BÜHLER: Die hadden mijn toestemming niet en ik denk niet dat die de toestemming van de Gouverneur-generaal hadden.
Mr. SMIRNOV: Wilt u alstublieft op pagina 185 kijken van het document dat voor u ligt? Ik begin met het citaat:
“De Gouverneur-generaal sprak zijn dank en erkenning uit aan SS Obergruppenführer Koppe voor zijn goede werk en sprak er zijn voldoening over uit dat een deskundige met zulke hoge kwaliteiten aan het hoofd van de politie in het Generaal-gouvernement zou staan. Hij beloofde SS Obergruppenfüher Koppe de actieve medewerking van alle departementen in het Generaal-gouvernement en hij drukte zijn beste wensen uit voor het slagen van dit werk.” (document 2233-PS.)
Hoe moeten we die uitlating verklaren in het licht van uw eerdere antwoord?
Dr. BÜHLER: Die uitspraak van de Gouverneur-generaal slaat niet op die 50 en 150 mensen. Die slaat op het werk in zijn algemeenheid dat Koppe in het Generaal-gouvernement moest doen. En een van die principes die moesten gelden voor dat werk – dat ik heb helpen opzetten – was dat het fusilleren van gijzelaars moest ophouden. Het is heel goed mogelijk dat dat in dit geval nog niet is gebeurd.
Mr. SMIRNOV: Wilt u alstublieft even wachten? Net hiervoor hebt u Koppe’s verslag gelezen over het fusilleren van gijzelaars, pagina 180. En na die tijd drukte de Gouverneur-generaal zijn instemming uit. Dat betekent dat het juist die activiteit van Koppe was waarin de Gouverneur-generaal had ingestemd.
Dr. BÜHLER: Nou, dit was niet de enige uitlating van Koppe. De uitspraak van de Gouverneur-generaal betrof alle uitlatingen van Koppe en geen individuele.
Mr. SMIRNOV: Goed. In dat geval keurde hij onder andere ook deze uitlating goed, dat wil zeggen dit rapport.
Dr. BÜHLER: Maar ik weet dat de Gouverneur-generaal, samen met mij, druk uitoefende op Koppe om met het fusilleren van gijzelaars te stoppen.
Mr. SMIRNOV: Wilt u mij alstublieft vertellen wie, toen Krüger nog hoofd van de politie was, instructie gaf voor het neerschieten van één mannelijke bewoner van elk huis waar een aanplakbiljet hing met de aankondiging van een Poolse nationale feestdag?
Dr. BÜHLER: Dat is mij niet bekend.
Mr. SMIRNOV: Ik verzoek dat u het desbetreffende document wordt gegeven. Het zit in het documentenboek, pagina 1, alinea 7.
“De Gouverneur-generaal ontving districtshoofd Dr. Wächter die verslag deed over het verschijnen in sommige districten van opruiende aanplakbiljetten ter gelegenheid van 11 november (de Poolse Dag der Bevrijding). De Gouverneur-generaal gaf bevel dat uit ieder huis waar zo’n biljet bleef hangen één mannelijke bewoner moest worden neergeschoten. Dit bevel moest worden uitgevoerd door het hoofd van de politie. Dr. Wächter heeft als voorzorgsmaatregel in Krakau 120 gijzelaars opgepakt.
Herinnert u zich dat? Wie heeft die misdadige maatregel tot het nemen van gijzelaars dan genomen?
Dr. BÜHLER: Probeert u te zeggen dat ik bij die vergadering aanwezig was?
Mr. SMIRNOV: Ik zou u iets anders willen vragen.
Dr. BÜHLER: Wilt u alstublieft mijn vraag beantwoorden? Was ik daar of was ik er niet?
Mr. SMIRNOV: Ik ben niet verplicht uw vraag te beantwoorden. U bent het, getuige, die de mijne moet beantwoorden. Ik ondervraag u, u mij niet. Beantwoordt u alstublieft de vogende vraag. U woonde in Krakau. Handelend op Frank’s bevel pakte Dr. Wächter uit voorzorg 120 gijzelaars op. Wilt u zeggen dat u daar niets over wist?
Dr. BÜHLER: Ik weet niets over deze maatregel en ik weet ook niet dat er gijzelaars werden gefusilleerd.
Mr. SMIRNOV: Beantwoordt u alstublieft de volgende vraag. Heb ik u goed begrepen dat u vandaag hebt gezegd dat er geen hongersnood in Polen heerste?
Dr. BÜHLER: Ja, er heerste geen hongersnood in Polen.
Mr. SMIRNOV: Ik zal vragen of u de toespraak van Dr. Bühler, Staatssecretaris – dat betekent duidelijk u - kan worden getoond, op een vergadering op 31 mei 1943 in Krakau. Ik begin het citaat:
“... De regering van het Generaal-gouvernement is lange tijd duidelijk geweest over het punt dat de grootte van de voedselrantsoenen die niet-Duitsers worden toegestaan niet langer kan worden gehandhaafd zonder dat de bevolking het recht in eigen hand neemt of tot opstand wordt gedreven.... De problemen rond de voedselsituatie, die natuurlijk een negatief effect hebben op het moreel van de bevolking, de enorme prijsstijgingen het overdreven en bekrompen loonbeleid hebben een deel van de Poolse bevolking tot wanhoop gedreven.”(document 2233-PS).
Hebt u dat gezegd?
Dr. BÜHLER: Ik heb het eerste deel kunnen volgen maar heb de laatste zin niet kunnen vinden.
Mr. SMIRNOV: Wilt u alstublieft de tekst volgen. In de tekst zult u zowel het eerste deel als de laatste zin vinden. “...hebben een deel van de Poolse bevolking tot wanhoop gedreven.” Kijkt u alstublieft goed naar de tekst.
Dr. BÜHLER: Waar staat dat? Wilt u het mij laten zien?
(de tekst wordt aan getuige aangewezen.)
Ik heb die uitspraken gedaan en ....
Mr. SMIRNOV: Dan heb ik ook de volgende vraag voor u. Denkt u niet dat uw aankondiging in 1943 geen bewijs is voor het feit dat u een valse getuigenis voor het Tribunaal hebt afgelegd?
Dr. BÜHLER: Nee, nee. Wat ik met die uitspraak bedoelde was dat de bevolking het recht in eigen hand zou nemen. Als bijvoorbeeld een arbeider drie dagen van zijn werk weg bleef om op zoek te gaan naar voedsel dan vond ik dat een wanhopige stap van de kant van de arbeider.
Ik zei vanochtend echter dat het voor de bevolking heel moeilijk was om aan het benodigde voedsel te komen maar onmogelijk was het niet zodat ik geen hongersnood zag in het Generaal-gouvernement. En mag ik u verzoeken eraan te denken dat 80% van de bevolking van het Generaal-gouvernement boer was zodat er dus geen sprake kon zijn van hongersnood op grote schaal tenzij het bouwland volledig verwoest was en dat was niet het geval.
Mr. SMIRNOV: U zei dat er als gevolg van de vastgestelde voedselrantsoenen in het Generaal-gouvernement een opstand zou kunnen uitbreken en u zei dat de bevolking tot wanhoop werd gedreven door de honger. Is dat geen bewijs voor het feit dat er ernstige hongersnood in het land heerste?
Dr. BÜHLER: Met opstand bedoelde ik onrust, geen gewapende opstand. Het is heel duidelijk dat het moreel en de wil tot werken te lijden hadden onder de onvoldoende rantsoenen. Ik heb vanmorgen verklaard hoe het kwam dat een voldoende bevoorrading van de bevolking niet mogelijk was. Aan de andere kant waren er zulke grote vrije en zwarte markten dat zelfs een arbeider, wanneer hij voldoende tijd had, aan voedsel kon komen; als hij die tijd niet had dan nam hij die. Dat was wat ik bedoelde dat arbeiders het recht in eigen hand namen.
Mr. SMIRNOV: Beantwoordt u alstublieft deze vraag. Werden slechts die educatieve mogelijkheden aan de Polen gelaten – volgens de plannen van Frank en Goebbels – dat die slechts het hopeloze lot van hun natie zouden benadrukken?
Dr. BÜHLER: Pogingen om het opleidingsniveau van de Polen te verlagen waren merkbaar. Deze tendenzen waren afkomstig van Himmler in Berlijn.
Mr. SMIRNOV: Ik zou graag willen dat u antwoord geeft: wat gebeurde er met de Poolse universiteiten?
Dr. BÜHLER: Die werden gesloten en niet heropend. Er werden echter technische cursussen gegeven in Warschau en in Lvov waar deze mensen een universitaire opleiding kregen maar om de waarheid te zeggen, deze cursussen moesten op bevel van het Reich worden beëindigd.
Mr. SMIRNOV: Misschien kunt u zich herinneren met wiens handtekenig eronder het decreet tot sluiting van de universiteiten werd uitgevaardigd. Misschien herkent u die handtekening? Het is een officieel document.
Dr. BÜHLER: Het decreet betreffende de benoeming van toezichthouders op universiteiten was in november 1940 door de Gouverneur-generaal getekend.
Mr. SMIRNOV: Wilt u mij alstublieft vertellen of er alleen technische scholen in Polen werden open gelaten?
Dr. BÜHLER: Niet alleen techniche scholen bleven open; er waren bijvoorbeeld handelsscholen en de belangsteling was erg groot. Daarnaast waren er vakopleidingen en lagere scholen die op grote schaal werden opgezet.
Mr. SMIRNOV: Met andere woorden, er bleven alleen die scholen open waar kunstenaars werden opgeleid, lagere klerken en handelslieden?
Dr. BÜHLER: Of ze door lagere en ook meer belangrijke handelslieden werden bezocht weet ik niet. In elk geval werden handelsscholen toegestaan.
Mr. SMIRNOV: Ik zou willen weten op wiens initiatief het Koninklijk Paleis in Warschau werd verwoest?
Dr. BÜHLER: Dat weet ik niet zeker. Ik heb ooit gehoord dat het de wens van de Führer was om het kasteel in Warschau, dat zwaar beschadigd was, met de grond gelijk te maken.
Mr. SMIRNOV: En op wiens persoonlijk bevel werd dit kasteel, het Koninklijk kasteel van Warschau verwoest?
Dr. BÜHLER: Ik weet niet of het werd opgeblazen; dat weet ik niet.
Mr. SMIRNOV: Ja, het werd verwoest. Wie gaf bevel tot het verwoesten, weet u dat?
Dr. BÜHLER: Dat weet ik niet.
Mr. SMIRNOV: Dat weet u niet?
Dr. BÜHLER: Nee.
Mr. SMIRNOV: Het citaat dat ik u wil voorlezen staat op pagina 1 van het document dat ons door het Tribunaal is overhandigd. Het is een kort citaat. Ik zal het voor het verslag voorlezen:
“... De Führer besprak de algemene situatie met de Gouverneur-generaal en hij was tevreden met het werk van de Gouverneur-generaal in Polen, in het bijzonder met het slopen van het kasteel en met zijn bedoeling de stad niet te herbouwen....”
Was het niet zo dat het paleis in Warschau op bevel van Frank werd verwoest?
Dr. BÜHLER: Het is mij niet bekend dat het kasteel werd gesloopt. Voor zover ik weet bestond er ooit een plan om het te slopen maar dat plan werd verlaten.
Mr. SMIRNOV: Vertelt u mij alstublieft, was het niet in uw aanwezigheid dat beklaagde Frank op 21 april 1940 bevel gaf om politiemethoden toe te passen tijdens de zogenaamde werving voor arbeid?
Dr. BÜHLER: Ik zou de notulen moeten zien. Zo uit het hoofd kan ik me het niet herinneren.
(Het document wordt aan de getuige overhandigd).
Mr. SMIRNOV: Het gedeelte dat ik zou willen citeren staat op pagina 46 van het document, de laatste alinea. Ik citeer:
“Overleg met staatssecretaris Dr. Bühler, SS Obergruppen¬führer Krüger en Dr. Frauendorfer in aanwezigheid van Reichsminister Dr. Seyss-Inquart.
“Onderwerp van gesprek is de deportatie van arbeiders, in het bijzonder landarbeiders, naar het Reich. De Gouverneur-generaal zei omdat alle methoden als verzoeken en dergelijke hadden gefaald, men nu wel tot de conclusie moest komen dat de Polen deze arbeidsplicht ontdoken, hetzij uit kwade wil, hetzij met de bedoeling Duitsland indirect schade te berokkenen door zich niet ter beschikking te stellen. Hij vroeg daarom Dr. Frauendorfer of er maatregelen waren die nog niet waren genomen om de Polen zich vrijwillig te laten melden.
"Reichshauptamtsleiter Dr. Frauendorfer beantwoordde deze vraag negatief. De Gouverneur-generaal stelde met nadruk dat er nu een definitieve beslissing van hem werd verwacht. De vraag was nu of men zijn toevlucht zou moeten nemen tot een vorm van dwangmaatregelen.
Was dat geen bevel om dwangmaatregelen toe te passen bij de werving van arbeiders?
Dr. BÜHLER: Ik zal de verklaring niet tegenspreken omdat ik de notulen heb gelezen. Het is een van die uitlatingen van de Gouverneur-generaal die hij niet helemaal vrijwillig deed maar die op geen enkele manier de koers wijzigden die ik met betrekking tot dit probleem aanhield.
Mr. SMIRNOV: Beantwoordt u alstublieft de volgende vraag: Was u aanwezig bij een gesprek met Sauckel op 18 augustus 1942 en was het niet in uw aanwezigheid dat Frank tegen Sauckel zei dat hij, zoals hij het stelde, hem met genoegen kon vertellen dat hij met hulp van de politie een nieuw contingent arbeiders naar het Reich had laten overbrengen.
Dr. BÜHLER: Samen met mijn afdelingshoofden die zich bezig hielden met de werving van arbeiders had ik voordat het bezoek van de Gouverneur-generaal plaats vond, een gesprek met Reichskommissar Sauckel. Ik kan me nu niet herinneren of ik aanwezig was toen Reichskommissar Sauckel de Gouverneur-generaal bezocht. Ik zou graag de notulen willen zien.
Mr. SMIRNOV: Wilt u alstublieft aan beklaagde, ik bedoel de getuige, de passage laten zien?
(het document wordt aan getuige overhandigd).
Ik zal nu twee korte passages op pagina 918 en 920 voor het verslag voorlezen. Dr. Frank zegt:
“Het verheugt mij zeer dat ik u officieel kan meedelen dat we tot aan de dag van vandaag 800.000 arbeiders naar het Reich hebben gestuurd. Pas korte tijd geleden vroeg u om nog eens 140.000. Het verheugt mij u officieel te kunnen meedelen dat overeenkomstig onze afspraak van gisteren, 60% van deze nieuwe gevraagde arbeiders tegen eind oktober zal worden gestuurd en de resterende 40 % zal tegen het einde van het jaar naar het Reich worden gestuurd.
Dan vraag ik u pagina 920 op te slaan. Er is nog een zin die ik wil citeren:
“Naast de 140.000 kunt u in het komende jaar op nog meer arbeiders uit het Generaal-gouvernement rekenen want we zullen de politie inzetten om ze te krijgen.
Houdt dat niet het gebruik van draconische maatregelen in om ze te krijgen?
Dr. BÜHLER: Ik kan me niet herinneren of ik bij die gelegenheid aanwezig was en dus kan ik op geen enkele manier bevestigen of dat ook zo is gezegd.
Mr. SMIRNOV: Meneer de President, ik heb verder geen vragen meer voor deze getuige.
De PRESIDENT: (Tot Dr. Seidl): Wenst u een verhoor in tweede termijn?

Dr. SEIDL: Ik heb nog een paar vragen voor de getuige.
Allereerst zou ik een misverstand willen oplossen dat schijnt te zijn ontstaan. De vraag die ik aan getuige stelde met betrekking tot document USSR-93 sloeg alleen op aanhangsel 1 met als titel "Cultureel leven in Polen." Dat aanhangsel bevat richtlijnen betreffende het culturele beleid die de regering van het Generaal-gouvernement zou hebben uitgegeven en zoals ik de getuige heb begrepen wilde hij alleen maar die specifieke vraag beantwoorden en niet naar de andere aanhangsels verwijzen zoals bijvoorbeeld die welke gaan over in beslaggenomen kunstvoorwerpen. Het zou wellicht beter zijn geweest als hij het woord vervalst niet had gebruikt. Hoe dan ook, hij wilde alleen maar zeggen dat hij niets van de betreffende richtlijnen afwist.
(tot de getuige): Getuige, is het juist dat veruit het grootste aantal Poolse arbeiders dat naar Duitsland werd overgebracht vrijwilligers waren?
BÜHLER: Mag ik allereerst zeggen dat ik op geen enkele manier de Aanklager heb wilen beschuldigen van vervalsing. Ik wilde er alleen maar op wijzen dat hij mogelijk een vervalst document gebruikte. Ik wilde niet de Aanklager zelf van vervalsing beschuldigen.
Nu de vraag die mijn raadsman stelde. Ik wil zeggen dat volgens mijn ervaring veruit het grootste aantal van de arbeiders uit het Generaal-gouvernement vrijwillijg naar het Reich kwam.
Dr. SEIDL: Om uw geheugen te helpen ga ik uit het dagboek een kort citaat voorlezen dat over het werven van arbeiders gaat.
Op 4 maart 1940 sprak de Gouverneur-generaal een bijeenkomst van burgemeesters van het district Lublin toe en zei met betrekking tot de werving van arbeiders het volgende:
"Hij wees het uitvaardigen van een nieuw decreet, zoals dat door Berlijn werd geëist, af dat bijzondere dwangmaatregelen bevatte en dreiging met straffen. Maatregelen die de aandacht trekken moeten worden vermeden. Alle argumenten waren tegen het gedwongen transport van mensen.
Weerspiegelt dat concept de ware visie van de Gouverneur-generaal?
BÜHLER: Ik was niet aanwezig bij die bijeenkomst dus ik heb die uitlating van de Gouverneur-generaal niet gehoord maar het komt overeen met de instructies en principes die de Gouverneur-generaal mij gaf en waar ik mij altijd vastberaden aan heb gehouden en heb uitgevoerd.
Dr. SEIDL: Was u aanwezig op een bijeenkomst op 14 januari 1944 – ik zie net dat u daar was – een bijeenkomst met de Staatssecretaris Dr. Bühler, Dr. Koppe en nog enkele anderen. Ik citeer eruit:
"De Gouverneur-generaal is fel gekant tegen de inzet van de politie om dergelijke maatregelen toe te passen. Een dergelijke taak is geen zaak voor de politie.
Is het juist dat de Gouverneur-generaal regelmatig tegenstand bood aan de politie in verband met het werven van arbeiders?
BÜHLER: Dat was niet de enige gelegenheid. De vertegenwoordiger van Reichskommissar Sauckel werd regelmatig door hem op openbare bijeenkomsten aangevallen wanneer hij het had over razzia's om arbeiders te werven, maar ik moet zeggen dat Sauckel's vertegenwoordiger altijd zei dat niet hij het was geweest die opdracht had gegeven voor dergeijke razzia's.
Dr. SEIDL: Het eerste citaat dat de aanklager aan u voorlegde was een notitie van 25 januari 1943. Hij vroeg u of u zichzelf beschouwde als een oorlogsmisdadiger. Ik zal u nu een andere passage uit die conferentie voorleggen waarbij u aanwezig was. Ik citeer van pagina 7 die notitie in het dagboek. De Gouverneur-generaal schreef:
“Staatssecretaris Krüger, u weet dat orders van de Reichsführer-SS alleen maar door u kunnen worden uitgevoerd na overleg met mij. Dat is in dit geval achterwege gebleven. Het spijt mij dat u een order van de Reichsführer-SS hebt uitgevoerd zonder eerst met mij te overleggen, in overeenstemming met de orders van de Führer. Volgens die order mogen instructies van de Reichsführer-SS in het Generaal-gouvernement alleen maar worden uitgevoerd nadat ik vooraf mijn toestemming heb gegeven. Ik hoop dat dit de laatste keer is dat dit wordt nagelaten want ik wil de Führer niet lastig vallen over elk afzonderlijk gelijksoortig geval. (Document 2233-PS).
Ik sla een zin over en citeer verder:
“Het is voor ons onmogelijk orders van de Führer te negeren en er is geen sprake van dat er op het gebied van politie en veiligheid orders van de Reichsführer worden uitgevoerd achter de rug van de man die door de Führer hier is benoemd, anders zou ik totaal overbodig zijn.
Ik vraag u nu, is het juist dat er regelmatig zulke verschillen van mening waren tussen de Gouverneur-generaal en de HSSPF Krüger en dat de Gouverneur-generaal deze discussies afbrak door te vragen om samenwerking zodat er in dit gebied enige vorm van bestuur kon functioneren?
BÜHLER: Ja, dat is juist, dergelijke discussies waren dagelijkse kost.
Dr. SEIDL: De Aanklager heeft ook een ander bewijsstuk aan u voorgelegd, USSR-335 (document nummer USSR-335), het vonnis van de krijgsraad van oktober 143. Ik vraag u nu hoe de veiligheidssituatie in het Generaal-gouvernement toen was en of het destijds mogelijk zou zijn geweest om de situatie met normale rechtspraak in de hand te houden?
De PRESIDENT: Doctor Seidl, is dat al niet zeer uitvoerig behandeld tijdens zijn eerste verhoor?
Dr. SEIDL: Ik zie ervan af, deze vraag opnieuw te laten beantwoorden. Nu een laatste vraag betreffende kunstvoorwerpen.
Is het juist dat een deel van de kunstvoorwerpen die in Opper-Silezië werden gevonden naar de laatste officiële residentie van de Gouverneur-generaal in Neuhaus werden vervoerd, in veilige bewaring werden gesteld en dat de Gouverneur-generaal u instructies gaf voor het opstellen van een lijst met deze artikelen en die naar Reichsminister Lammers te sturen?
BÜHLER: De Gouverneur-generaal dicteerde een rapport aan Reichsminister Lammers over de overdracht van de 20 meest opmerkelijke kunstschatten uit het eigendom van de Poolse staat. Ik was er bij aanwezig toen het werd gedicteerd en heb dat rapport persoonlijk aan staatssecretaris Kritzinger in Berlijn overhandigd. Daarin werd verklaard dat deze kunstvoorwerpen, om die uit handen van de Russen te houden, vanuit Seichau of hoe die plaats ook mag heten, naar Schliersee waren overgebracht. Deze kunstvoorwerpen werden onbeheerd achtergelaten in de officiële residentie van de Gouverneur-generaal.
Dr. SEIDL: Ik heb verder geen vragen meer voor de getuige.
De PRESIDENT: De getuige kan zich terugtrekken.

Definitielijst

Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
getto
Grotendeels van de buitenwereld afgescheiden stadswijk voor Joden. Het aanstellen van getto's had als doel om Joden uit het dagelijkse leven te weren. Vanuit getto's konden Joden bovendien gemakkelijker gedeporteerd worden naar de concentratie- en vernietigingskampen. Ook bekend als 'Judenviertel' ofwel 'Joodse wijk'.
krijgsraad
Militair gerechtshof.
Propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
razzia
Georganiseerde drijfjacht op een groep mensen. Dat konden joden zijn, maar ook onderduikers of andere groeperingen.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk
SIPO
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei
USSR
Unie van Socialistische Sovjet Republieken, ook wel Sovjet-Unie genoemd. Federatie van republieken tijdens de communistische periode van Rusland.
Vierjarenplan
Duits economisch plan dat gericht was op alle sectoren van de economie waarbij de vastgestelde productiedoelen in 4 jaar gehaald moeten worden.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
16-08-2012
Laatst gewijzigd:
27-12-2018
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1946