TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inauguratiespeech Seyss-Inquart (29-05-1940)

    Bij zijn aanstelling als Reichskommissar für die besetzten Niederlande (rijkscommissaris voor het bezette Nederland), hield Seyss-Inquart op 29-05-1940 de volgende rede in de Ridderzaal:

    Heeren Bevelhebbers,
    Kameraden in de Partij,
    In de Weermacht en in den Staat,
    Mijne Heeren,

    In dit uur gaat het hoogste regeeringsgezag in het civiele bestuur in de Nederlanden, overeenkomstig den wil van den Führer, op mij over. Nog geen drie wekengeleden moest de Duitsche weermacht dit land in haar bescherming nemen, om te verhinderen, dat het met miskenning van alle beginselen der neutraliteit tot basis gemaakt werd van den stoot in het hart van het Duitsche industriegebied, zooals in debedoeling lag van de vijanden van het Duitsche volk.

    Nadat alle verwachtingen en plannen der Westelijke mogendheden waren ineengestort, was het duidelijk, dat dezen — een laatsten uitweg voor het dreigende noodlot zoekend — niet zouden aarzelen ook dezen stap te doen. De Nederlanden waren het tooneel geworden van de bloedigste en hevigste gevechten, die in hun felheid en vernietiging nog den geweldigen slag, welke thans in Vlaarderen en Noord-Frankrijk op zegevierende wijze beëindigd wordt, zouden hebben overtroffen.

    Reeds thans is het mogelijk, dank zij de grootmoedigheid van den Führer en de kracht van de Duitsche weermacht, de ordening van het openbare leven weder zoodanig te herstellen, dat deze in den gewonen gang van zaken slechts in zooverre zal ingrijpen, als de bijzondere omstandigheden van dit oogenblik zulks vereischen.

    Ik wil op dit oogenblik nu het hoogste regeeringsgezag in het civiele bestuur in de Nederlanden, krachtens opdracht van den Führer van het groot-Duitsche Rijk en oppersten bevelhebber van de Duitsche weermacht op mij overgaat, het Nederlandsche volk op duidelijke wijze uiteenzetten, waar het om gaat. Op een ding wensch ik aan het begin van mijn betoog den nadruk te leggen: alle wapensuccessen en de heerlijkste overwinning, die ooit bevochten werd en thans in Vlaanderen werkelijkheid wordt, veranderen niets aan het feit, dat wij Duitschers liever met de tot een groet opgeheven open hand naar dit land waren gekomen, dan met de wapenen in de vuist.

    Dit feit zal eens voor den rechterstoel der geschiedenis op beslissende wijze de verantwoording voor al het ongeluk en alle vernietiging op de schouders leggen van hen, die niet opgewassen waren tegen de grootheid van dit uur. Het Duitsche volk staat in zijn laatsten beslissenden strijd, waarin het ook gaat om de laatste beslissing over zijn of niet te zijn. Erzijn nog staten en regeeringen in Europa, die niet willen inzien, dat tachtig miljoen Duitschers heden tot een krachtige eenheid en tot een machtig rijk aaneengesloten zijn. Deze tachtig miljoen Duitschers zijn er echter en zij zullen er altijd zijn en klaar staan, elken strijd om hun leven en hun toekomst te strijden.

    De geheele wereld weet heden, dat de vijanden van dit volk -en dat zijn vóór alles de bestuurders en politiek verantwoordelijke personen in de vijandelijke staten- de verminking, de verarming en daarmede ten slotte de vernietiging van het Duitsche volk hebben beraamd en bedreven. Duidelijk staat nog Versailles als een voor altijd vloekwaardige daad voor de oogen der wereld, dit Versailles, dat miljoenen Duitschers aan het moederland had ontrukt, dat aan andere miljoenen Duitschers den terugkeer naar hun vaderland wilde weigeren en dat al deze miljoenen wilde uitleveren aan het misbruik van mindere culturen, welke aan het volk vreemd zijn, ten einde hen te ontdoen van hun Duitsch karakter, dit Versailles, dat voor het Duitsche volk de toch reeds karige levensruimte nog beperkt en het rog beroofd heeft van de weinige schatten dezer aarde, welke zich in deze ruimte bevonden. Het Duitsche volk weet thans, waar het om gaat en heeft daartoe niet de belachelijke overdrijvingen noodig van de zwakke nakomelingen van Versailles onder de huidige vijandige volkeren, die een nieuw en nog scherper Versailles zouden wenschen. Met deze fantasieën van een nog scherper Versailles vonnissen deze lieden slechts zichzelf. Wij Duitschers zijn nu eenmaal in een gebied geplaatst, dat ons van het Oosten en het Westen weerloos heeft uitgeleverd aan den aanval van de telkens machtigeren. Eeuwenlang waren wij blootgesteld aan de rooftochten en roofoorlogen van de Franschen, eeuwenlang brak over ons los de drang van het Oosten, welken wij tot redding van het avondland steeds weer afweerden.

    Het Germaansche bloed in onze aderen gaf ons het initiatief en de energie, die de Nederlanders tot flinke zeelieden en kooplieden liet worden en ons Duitschers in den strijd om onze levensrechten tot de beste soldaten ter wereld maakte. Ons Duitschers klinkt nog het woord van dien man in de ooren, wiens levenswerk in deze dagen onder de slagen van de Duitschen weermacht is ineengestort, en dat als laatste erfenis van den haat is gebleven: “Er zijn twintig miljoen Duitschers” te veel.”

    Moge elk land. Dat zich thans tegenover Duitschland als rechter wil opwerpen, voor oogen houden, wat het wil zeggen, wanneer men als voltrekking van een politieken wil, welke z.g. den rechtvaardigen en eeuwigen vrede dient te brengen, in het gezicht geslingerd krijgt, dat elke vierde levende burger van deze natie te veel op de aarde is en vernietigd moet worden. Het land, dat op dezen strijdroep niet alles in het werk zou stellen om zijn levensrecht eens en voor altijd onbetwist te maken, zou niets waard zijn.

    Wij, Duitschers, zullen er in ieder geval onder de leiding van AdoIf Hitler nog in dezelfde generatie, die den eersten strijd gestreden heeft, voor zorgen, dat deze levensrechten, en wel eens en voor altijd, geen twistpunt meer vormen, hetgeen wij zullen bereiken door ze onaantastbaar te maken.

    Gedragen door de zedelijke kracht van deze grootste inspanning voor het eigen volk kwamen wij ook naar dit land. En ook al liggen de doode strijders van onze weermacht in de Nederlandsche aarde, toch zijn onze harten niet van vijandschap vervuld. Ook het Nederlandsche volk heeft, als gevolg van een geschiedkundige dwaling, zijn bloedigen tol betaald. De Nederlandsche soldaten hebben zich in den strijd goed geweerd, de Nederlandsche burgerbevolking heeft zich tegenover de strijdende troepen ordelijk gedragen. Er is niets, wat ons zou kunnen verhinderen elkander met achting te bejegenen.

    Wij Duitschers echter, die door dit land gaan met een blik, welke gescherpt is door het begrip voor de waarden van de banden des bloeds en de ontbinding des bloeds in een volk, verheugen ons over de Nederlandsche menschen. Wij verheugen ons over de kinderen, wij wenschen, dat de jongens hier moedige, krachtige en energieke mannen en de meisjes gelukkige moeders in groote gezinnen zullen worden. Wij gevoelen ons heden steeds en in alle omstandigheden verantwoordelijk voor het goede bloed, want bloed verplicht ook over uiterlijke feiten en ontbrekend begrip heen. Uit dit inzicht en de daaruit opkomende verandering worden de krachten gevormd, welke de hoogste waarden van ware menselijkheid laten onderscheiden en ontwikkelen.

    Wij komen niet hier om een volkskarakter in het nauw te brengen en te vernielen en om aan een land de vrijheid te ontnemen. Wij kennen de ware vrijheidsoorlogen van dit land, welke eens tegen den geloofsdwang en tegen Habsburg werden uitgevochten.Maar ditmaal is het niet gegaan om volkskarakter en geld of en om vrijheid. Deze goederen des lands waren nooit bedreigd. Ditmaal is het er om gegaan, of de Nederlanden zouden worden misbruikt tot springplank voor een aanval tegen het geloof, de vrijheid en het leven van het Duitsche volk.

    Wij willen dit land en zijn bevolking noch imperialistisch in het nauw drijven, noch aan dit land en zijn volk onze politieke overtuiging opdringen. Wij willen ons in ons optreden alleen laten leiden door de noodzakelijkheid van den huidigen bijzonderen toestand. Bovendien echter zullen wij niet anders werkzaam zijn dan door onze houding en door het voorbeeld, dat de kracht van onze gezindheid en de onvoorwaardelijkheid van ons streven voor het volk in het rijk kunnen geven. Van waar ook mannen uit het Duitsche land komen, de Nederlanders zullen inzien, dat deze mannen uit het Noorden, het Zuiden, het Oosten en het Westen van het rijk in de eerste plaats altijd slechts Duitschers zijn en arbeiders en strijders voor den Führer en het Rijk.

    Ik geloof, dat de Nederlanders hun nuchteren zin voor de werkelijkheid in deze dagen niet verloren hebben. Zij beleefden de onweerstaanbare kracht van de Duitsche soldaten als de wapendragers van het Duitsche volk. Gij weet dat een volk van tachtig miljoen, dat onder de leiding van zijn grootsten zoon met een nog nooit vertoonde militaire macht en met een niet meer te overtreffen offervaardigheid den strijd om zijn levensrechten begon, dezen strijd niet verliezen kan en de overwinning van dien strijd niet meer uit handen zal geven. De toekomstige vorming van de economische betrekkingen onder de volkeren van het Avondland zal in ieder geval door de overwinningen van de Duitsche legers bepaald worden.

    Het gebied van Europa concentreert zich op een nieuwe ordening, waarin alle geestelijke afsluitingen zullen worden neergehaald, welke werden opgericht in het belang van klassen en kapitalisme. Het zal niet onze schuld zijn, wanneer het Engelsche volk aan de gevolgen eener voortzetting van dezen oorlog zou verarmen. Wij zelf zullen met de gelatenheid van den machtige de verdere ontwikkeling tegemoet zien. Zeker is, dat er een nieuw Europa gevormd wordt, dat sterk is in zijn grootheid en sterk door het evenwicht zijner behoeften, waarvoor de Nederlanden een thans versterkte en in haar economisch achterland beveiligde uitgangspoort aan de monding van den Rijn kunnen zijn. Ik hoop, dat de Nederlanders moedige en vastberaden personen zullen vinden, die zich hiervan rekenschap geven.

    Als Rijkscommissaris oefen ik het hoogste regeeringsgezag in het burgerlijke bestuur in de onder de bescherming der Duitsche troepen staande Nederlandsche gebieden uit, om de openbare orde en het openbare leven te waarborgen. Ik zal alle maatregelen, ook van wetgevenden aard, nemen die noodig zijn, om deze opdracht te vervullen. Het is mijn wil, hierbij het tot dusver geldende Nederlandsche recht in werking te laten, tot uitoefening van het bestuur de Nederlandsche autoriteiten er bij te betrekken en de onafhankelijkheid van de rechtspraak te garandeeren.

    Voorwaarde voor de verwezenlijking van dezen mijn wil is, dat alle in actieven dienst staande Nederlandsche rechters, ambtenaren, beambten en onderwijspersoneel niet slechts de onveranderlijkheid, doch ook de logische juistheid van deze ontwikkeling zullen inzien en nauwgezet mijn dezen doelen dienende verordeningen zullen nakomen, en dat het Nederlandsche volk met begrip en beheersching deze mijn leiding zal volgen.

    Het Duitsche volk vecht onder zijn Führer den beslissenden strijd uit, om te zijn of niet te zijn, een strijd, welken de haat en nijd van zijn vijanden dit volk hebben opgedrongen. Deze strijd gebiedt het Duitsche volk al zijn krachten op het spel te zetten en geeft dit volk het recht, alle ter beschikking staande middelen te gebruiken. Dit gebod en recht van den nood zal ook zijn uitwerking hebben op het leven van het Nederlandsche volk en op zijn economie. Ik zal er echter naar streven, dat het met het Duitsche volk bloedverwante Nederlandsche volk niet in ongunstiger levensomstandigheden zal geraken, dan de bestaande lotsgemeenschap en de vernietigingswil van onze vijanden in dezen tijd noodig maken.

    Als Rijkscommissaris moet ik de Rijksbelangen in de onder de bescherming van de Duitsche troepen staande Nederlandsche gebieden behartigen en ik zal ze behartigen. Het Nederlandsche volk zal door de vervulling van de taak, die uit het gemeenschappelijke lot voorvloeit in staat zijn zijn land én zijn vrijheid voor de toekomst te verzekeren. Dit land heeft onder de gevechtshandelingen geleden. De Engelschen, die het Nederlandsche volk als vrienden en helpers waren aanbevolen, stellen ook thans nog pogingen in het werk deze schade te vergrooten. Op zinnelooze en doellooze wijze werden tallooze verkeersmiddelen en bruggen volgens een blijkbaar alleen aan de Engelschen nuttig toeschijnend plan vernield. Installaties en woonsteden hebben door den oorlog schade geleden. Wij willen ook thans reeds het Nederlandsche volk onze medewerking verlenen om deze schade te herstellen. Daarom zal ik de aan mij als rijkscommissaris gegeven mogelijkheden en met name de verleende volmacht van den Führer gebruiken om er toe bij te dragen deze schade in den kortst mogelijken tijd te herstellen.

    Als eerste handeling in mijn functie van rijkscommissaris voor de bezette gebieden gelast ik daarom de oprichting van een fonds voor den wederopbouw. In dit fonds zullen alle bedragen vloeien, die in de openbare begrooting na dekking van de noodige uitgaven en van de op het land rustende verplichtingen, bespaard of als aanvulling kunnen worden opgebracht. Net name zal ik gelasten, dat, na afweging van de belangrijkheid, aan de verschaffing van middelen voor deze herstelwerkzaamheden dezelfde plaats wordt ingeruimd als aan de verrichtingen, waarop de Duitsche weermacht en het Duitsche bestuur in dit land recht hebben.

    Dat zijn de woorden, die ik heden bij de overneming van het hoogste regeeringsgezag in de Nederlanden tot het Nederlandsche volk te zeggen heb. Wij zijn niet gaarne met wapengeweld gekomen, wij willen beschermers en bevorderaars zijn om dan vrienden te blijven, dit alles echter in den zin van de hoogere taak, die wij Europeërs hebben, want het gaat er om een nieuw Europa te bouwen, dat als richtsnoer tot grondbeginsel heelt: nationale eer en gemeenschappelijken arbeid.

    Het Duitsche volk houdt van zijn Groot-Duitschland, en is bereid daarvoor alles op het spel te zetten. Het gevoelt echter de hoogere beteekenis van den tot het Duitsche volk gerichten roep, mede te werken aan den opbouw van een nieuw geordend en vreedzaam Europa. De grootheid van deze taak inziende. Is het bereid geweest zijn hoogste goed —namelijk Groot-Duitschland — in de waagschaal der geschiedenis te werpen om het nieuwe en schoonere Europa te helpen vormen.

    Wij Duitschers aarzelen niet. Wij zijn vervuld van het vertrouwen van hen, die weten, want ons lot wordt geleld door den Führer. Wij zingen niet de belachelijke liedjes der vijandelijke soldaten over de Siegfried-linie, doch wij weten, dat wij op bevel van den Führer elke vijandelijke Unie zullen overrompelen. Wij weten, dat de laatste zin der daden van onzen Führer blijvende vrede en zedelijke ordening is voor allen, die van goeden wil zijn. Het is het hoogste geluk van elken thans levenden Duitscher de uitvoerder te zijn van den wil van den Führer en daarmede van de geschiedenis.

    Wij groeten den Führer.

    Zie ook:
    - Arthur Seyss-Inquart
    - Proclamatie Seyss-Inquart (29-05-1940)

    Definitielijst

    Führer
    Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
    neutraliteit
    Onpartijdigheid, onzijdigheid, tussen de partijen instaand, geen partij kiezen.
    rijkscommissaris
    Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.

    Afbeeldingen

    Arthur Seyss-Inquart

    Informatie

    Artikel door:
    Redactie TracesOfWar.com
    Geplaatst op:
    12-09-2011
    Laatst gewijzigd:
    09-10-2011
    Feedback?
    Stuur het in!

    Bronnen

    - Dagblad De Courant "Het Niews van den Dag", d.d. 29-05-1940
    - Dagblad Het Vaderland, ochtendeditie d.d. 30-05-1940