TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 24-04-1946

De PRESIDENT: Dr. Pannenbecker.
Dr. OTTO PANNENBECKER (raadsman van beklaagde Frick): Bij de presentatie van het bewijsmateriaal voor beklaagde Frick zal ik er van afzien, de beklaagde zelf als getuige op te roepen. De vragen die een uitleg vereisen handelen voornamelijk over problemen met betrekking tot formeel gezag en ook met problemen die onderscheid maken tussen formeel gezag en feitelijke verantwoordelijkheid. Dit zijn problemen waarvan een deel al is opgehelderd tijdens het verhoor van Dr. Lammers en de rest zal worden opgehelderd door het indienen van documenten. Eén bijzonder terrein echter kan niet voldoende met documenten worden opgehelderd; dat is de kwestie van de feitelijke verdeling van bevoegdheden binnen de politie maar voor dat bijzondere terrein heb ik Dr. Gisevius als getuige aangewezen. Hij is de enige getuige wiens verhoor noodzakelijk schijnt te zijn voor de presentatie van het bewijsmateriaal in de zaak tegen Frick. Daarom heb ik inmiddels afgezien van andere getuigen.
Ik verzoek het Tribunaal te beslissen of ik de getuige Gisevius eerst moet oproepen of dat ik eerst mijn documenten moet indienen. Als eerst de documenten moeten worden ingediend, denk ik dat ik tegen de middagpauze klaar kan zijn.
De PRESIDENT: U kunt uw documenten afwerken voor de schorsing, bedoelt u dat?
Dr. PANNENBECKER: Ja, dat denk ik.
De PRESIDENT: Tot 01:00 uur?
Dr. PANNENBECKER: Ja.
De PRESIDENT: Maakt het u iets uit of u eerst uw getuige oproept of eerst uw documenten presenteert?
Dr. PANNENBECKER: Ja.
De PRESIDENT: Het Tribunaal is van mening dat het eenvoudiger zou zijn eerst uw documenten te presenteren. Wij hopen dat u die redelijk vlot kunt behandelen.
Dr. PANNENBECKER: Ja.
De nummers 1, 2 en 3 van het documentenboek (Document Nummer 386-PS, L-79, and 3726-PS) gaan over bewijsmateriaal betreffende de vraag of de leden van het Reichskabinett wisten van Hitler‘s voorbereidingen op een aanvalsoorlog. Ik hoef die documenten niet voor te lezen, die zijn al ingediend en die tonen aan dat Hitler alleen informatie over zijn plannen gaf aan die medewerkers die voor hun eigen werk van die plannen moesten weten maar hij heeft Frick niet ingelicht die als Innenminister verantwoordelijk was voor het interne beleid.
In het kader van voorbereidingen op oorlog werd Frick benoemd tot Bevolmächtigte für die Reichsverwaltung op grond van het Reichsverteidigungsgesetz van 4 september 1938 dat al is ingediend, bewijsstuk USA-36, document 2494-PS. Deze wet geeft niet aan dat zijn positie iets te maken had met de bekende voorbereidingen op een aanvalsoorlog, het betrof slechts de deelname van het binnenlands bestuur aan een algemene voorbereiding en organisatie in geval van een toekomstige oorlog. Ik heb daarom in het documentenboek onder nummer 4 een uittreksel van deze wet opgenomen om een fout te verbeteren. Beklaagde Frick heeft zelf in een beëdigde verklaring gezegd dat hij de functie van Gevolmachtigde voor het Bestuur van het Reich vanaf 21 mei 1935 bekleedde. Dat is de datum van het eerste Reichsverteidigungsgezetz, dat al is ingediend als bewijsstuk USA-24, document 2261-PS. Het eerste Reichsverteidigungsgezetz voorziet niet in de positie van Gevolmachtigde voor het Bestuur van het Reich; dat staat alleen in de tweede wet van 4 september 1938.
Deze tweede wet is ingediend als bewijsstuk USA-36. Op grond van deze onjuiste verklaring die Frick aflegde zonder over beide wetten te beschikken, heeft de Aanklager ook gesteld dat Frick de functie van Gevolmachtigde voor het Bestuur van het Reich vanaf 21 mei 1935 bekleedde waar hij die in feite slechts vanaf 4 september 1938 bekleedde, anders gezegd, de datum van de tweede wet.
De nummers 5 en 6 van het documentenboek zijn al door de Aanklager ingediend. Die bewijzen ook niets anders dan de deelname van beklaagde Frick aan het opzetten van een burgerlijk bestuur met zicht op een mogelijk toekomstige oorlog. Het is niet nodig dit ook voor te lezen.
De Aanklager beschouwt Hitler’s agressieve bedoelingen als zo bekend en zo duidelijk dat die geen verder bewijs meer behoeven. Op grond van die veronderstelling kwam de Aanklager tot de conclusie dat deelname aan de Nationaalsocialistische regering, in welk opzicht dan ook, bewuste steun aan een aanvalsoorlog zou impliceren. In tegenstelling daarmee heb ik verwezen naar het bewijsmateriaal in de documenten 7 tot en met 10 in het documentenboek Frick (docu¬menten nummer 2288-PS, 2292-PS, 2289-PS, en 3729-PS die al door de Aanklager zijn ingediend en die aantonen dat Hitler, vanaf het moment dat hij aan de macht kwam, in het openbaar zowel als in privé gesprekken een duidelijk beleid volgde van het uiten van zijn vreedzame bedoelingen – een beleid dat daarom om weloverwogen redenen voor iedereen duidelijk maakte dat het bewaren van de vrede het juiste was.
Ik meen dat deze documenten, die al bij het Tribunaal zijn ingediend, eveneens overwogen moeten worden om te beslissen of Hitler’s officiële beleid, vanaf dat hij aan de macht kwam, aantoonde dat hij de bedoeling had een aanvalsoorlog te ontketenen. Als bewijs daarvoor zou ik nummer 11 en 12 van het documentenboek willen indienen die tot nu toe nog niet zijn gepresenteerd en die ik bij het Tribunaal zal indienen als documenten Frick-1 en Frick-2.
Het eerste is een telegram van 8 maart 1936 van Kardinaal Aartsbisschop Schulte aan de opperbevelhebber van de strijdkrachten ten tijde van de bezetting van het Rijnland in 1936. Het tweede document is een plechtige verklaring van de Oostenrijkse bisschoppen bij gelegenheid van de annexatie van Oostenrijk in maart 19383.
In het eerste document staat, ik citeer:
“Kardinaal Aartsbisschop Schulte heeft aan Generaal Von Blomberg, Opperbevelhebber van de Duitse strijdkrachten op het gedenkwaardige uur waarop de strijdkrachten van het Reich het Duitse Rijnland opnieuw binnentrekken als de bewakers van vrede en veiligheid, een telegram gestuurd waarin hij de soldaten van onze natie met diepe emotie groet, denkend aan het prachtige voorbeeld van zelf-opofferende vaderlandsliefde, strenge mannelijke dicipline en oprechte Godsvrucht dat ons leger altijd voor de wereld is geweest.”
Ik heb juist deze twee documenten uitgekozen omdat de Katholieke Kerk niet wordt verdacht van het goedkeuren van aanvalsoorlogen of het op welke wijze ook instemmen met Hitler’s misdadige bedoelingen. Deze uitspraken zouden ondenkbaar zijn als de beschuldigingen van de Aanklager waar zijn, namelijk dat de misdadige doelstellingen van Hitler en in het bijzonder zijn agressieve bedoelingen bekend zouden zijn geweest.
De PRESIDENT: Dr. Pannenbecker, het Tribunaal zou graag willen weten wat de oorsprong van dit telegram van de aartsbisschop is, Frick-11.
Dr. PANNENBECKER: Ik heb het telegram, nummer Frick-1 uit de Völkische Beobachter van 9 maart 1936 gehaald.
De PRESIDENT: En het andere?
Dr. PANNENBECKER: Het andere document komt uit de Völkische Beobachter van 28 maart 1938. Nummer 13 van het documentenboek bevat slechts een zin, gehaald uit een toespraak van Frick waaruit duidelijk blijkt dat Frick dezelfde mening koesterde. Hij stelt in zijn rede en ik citeer:
“De nationale revolutie is de uitdrukking van de wil tot het elimineren door middel van juridische middelen elke vorm van externe en interne vreemde overheersing.”
De PRESIDENT: U hebt dat het nummer 13 gegeven, niet waar? Dr. PANNENBECKER: Ja.
De PRESIDENT: Neemt u mij niet kwalijk. Dat moet 3 zijn.
Dr. PANNENBECKER: Ja, dat is wat ik wilde zeggen, het indienen als document Frick-3.
De PRESIDENT: Ja.
Dr. PANNENBECKER: Beklaagde Frick wordt er in het bijzonder van beschuldigd voor de “Verein für Deutsche im Ausland” (VDA) te hebben gewerkt. De Aanklager zag in deze activiteit een bijdrage van beklaagde Frick aan de voorbereiding op aanvalsoorlogen. Frick’s feitelijke houding ten opzichte van de doelstellingen van de VDA kan worden gevonden in nummer 14, dat wordt document Frick-4 in mijn documentenboek. In een rede, gehouden door Frick staat en ik citeer:
“De VDA heeft niets met politiek te maken of met grenskwesties; het is, en het is de bedoeling niets meer te zijn dan een verzamelpunt voor Duitse culturele activiteiten over de gehele wereld.
In nummer 15, dat is bewijsstuk Frick-5 .......
De PRESIDENT: Dr. Pannenbecker, ik zou misschien moeten opmerken dat het in de index van dit documentenboek erop lijkt of de nummers van bewijsstukken de nummers zijn van de documenten in de volgorde waarin die in het boek zijn opgenomen, maar dat zal niet zo zijn.
Dr. PANNENBECKER: Nee, dat zal niet zo zijn.
De PRESIDENT: Het laatste document dat u net hebt ingediend als bewijsstuk 4 staat in het boek vermeld als bewijsstuk 14, wat fout is. Het is document 14 maar niet bewijsstuk 14.
Dr. PANNENBECKER: Nummer 14 van het documentenboek, bewijsstuk Frick-4 (document Frick-4).
De PRESIDENT: Ja.
Dr. PANNENBECKER: Handelend over hetzelfde onderwerp heb ik in nummer 15, bewijsstuk Frick-5 (document nummer 3358-PS), een besluit opgenomen van de Reichsinnenminister van 24 februari 1933, dat ook handelt over de kwestie van het werk voor de VDA. Er staat en ik citeer:.....
De PRESIDENT: Is dat al niet ingediend? Ik zie dat het een PS nummer heeft.
Dr. PANNENBECKER: Het heeft een PS nummer maar het is toen niet door de Aanklager als bewijsmateriaal ingediend. Ik citeer dus:
“Het lijden en de ellende in die tijd, het gebrek aan werk en voedsel in Duitsland kan de aandacht niet afleiden van het feit dat ongeveer 30 miljoen Duitsers die buiten de huidige nauwe grenzen van het Reich wonen een integraal deel van het gehele Duitse volk vormen; een integraal deel dat de Reichsregierung economisch niet kan helpen maar waar tegenover zij zich verplicht voelt culturele steun te verlenen voornamelijk met betrekking tot de taak van de VDA.”
In de documenten 16 tot en met 24 van het documentenboek, die ik niet tot in detail hoef voor te lezen, heb ik de wettelijke decreten samengebracht die handelen over de bevoegdheden van het Reichsinnenministerium als centraal orgaan voor bepaalde bezette gebieden. De taken van dit centrale orgaan, dat geen bevoegdheid had orders te geven en geen uitvoerende macht in geen van de bezette gebieden, zijn al door de getuige Dr. Lammers beschreven en deze taken zijn apart opgenomen in nummer 24 van het documentenboek. Ik hoef dat niet als bewijsmateriaal in te dienen. Het is een officiële publicatie in het Reichsgezetzblatt en is bovendien al ingediend onder nummer 3082-PS. In overeenstemming met het feit dat het centrale orgaan niet de bevoegdheid had in de bezette gebieden orders te geven, staat in het dagboek van Dr. Frank een bevestiging dat alleen de Generaalgouverneur de bevoegdheid had orders te geven voor het bestuur over zijn gebied. Ik hoef die passage niet te citeren omdat die al bij het Tribunaal is ingediend.
Het gezag over de politie in de bezette gebieden was overgedragen aan Reichsführer-SS Himmler maar Frick had als Reichsinnenminister hier ook niets mee te maken omdat die bevoegdheid uitsluitend was verleend aan Himmler in zijn hoedanigheid van Reichsführer-SS. Dat kan worden opgemaakt uit nummer 26 van het documentenboek dat ook al is ingediend als bewijsstuk USA-319, document 1997-PS.
De Aanklager acht verder beklaagde Frick verantwoordelijk voor de misdaden die sinds augustus 1943 zijn gepleegd in het Protectoraat Bohemen en Moravië, op grond van het feit dat Frick sinds augustus 1943 Reichsprotektor van Bohemen en Moravië was. In dit verband verwijs ik naar nummers 28 en 29 van het documentenboek, documenten nummer 1366-PS en 3443-PS waaruit duidelijk blijkt dat op het moment waarop Frick werd benoemd, het vroegere gezag van de Reichsprotektor was verdeeld over een zogenoemde Duitse Staatsminister in Bohemen en Moravië die onder het directe toezicht van de Führer en Reichskanzler stond en alle regeringszaken moest regelen en Reichsprotektor Frick die enkele bijzondere volmachten kreeg en in principe het recht had gratie te verlenen voor vonnissen die door plaatselijke rechtbanken waren opgelegd.
Frick is er ook van beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor de politieke politie, anders gezegd de Gestapo en de concentratiekampen. Tot aan 1936 waren politie aangelegenheden een zaak voor de deelstaten in Duitsland; in Pruissen bouwde Göring als Ministerpresident van Pruissen en Pruissisch Minister van Binnenlandse Zaken dus de politieke politie op en stichtte de concentratiekampen. Daarom had Frick als Reichsinnenminister geen binding met deze zaken.
In het voorjaar van 1934 werd Frick ook Minister van Binnenlandse Zaken van Pruissen. Daarvoor had Göring echter met een bijzondere wet de taken van de politieke politie uit het departement van de Pruissische minister van Binnenlandse Zaken gehaald en geplaatst onder het directe toezicht van de ministerpresident, een functie die Göring voor zichzelf behield.
De overeenkomstige decreten zijn al door de Aanklager ingediend als documenten nummer 2104-PS, 2105-PS, en 2113-PS. Hetzelfde blijkt duidelijk uit document nummer 30 uit het documentenboek dat ook al is ingediend als bewijsstuk USA-233, document nummer 2344-PS. Op het terrein van de politieke politie had Frick tot 1936 slechts een algemeen recht van toezicht, zoals het Reich had over de deelstaten. Hij had echter in afzonderlijke gevallen geen bevelsbevoegdheid, alleen de bevoegdheid algemene richtlijnen uit te geven en in nummer 31 tot 33 van het documentenboek heb ik enkele van deze door Frick uitgegeven decreten opgenomen.
Ik citeer nummer 31, dat wordt bewijsstuk Frick-6, document nummer 779-PS:
“Teneinde het misbruik recht te zetten dat het gevolg is van het decreet betreffende preventieve hechtenis heeft de Reichsinnenminister in zijn richtlijn van 12 april 1934 aan de Landesregierungen en Reichsstatthalter betreffende de afkondiging en uitvoering van de decreten voor preventieve hechtenis besloten dat preventieve hechtenis alleen mag worden opgelegd:
a) ter bescherming van de gearresteerde persoon en
b) wanneer de gearresteerde persoon door zijn gedrag en in het bijzonder door zijn actviiteiten gericht tegen de Staat de openbare orde en veiligheid direct in gevaar heeft gebracht.
Daarom wordt preventieve hechtenis niet toegestaan indien de bovengenoemde gevallen niet van toepassing zijn, in het bijzonder:
a) voor personen die slechts hun openbare en burgerrechten uitvoeren;
b) voor advocaten die de belangen van hun cliënten vertegenwoordigen;
c) in kwesties van persoonlijke aangelegenheden zoals bijvoorbeeld beledigingen en
d) vanwege economische maatregelen (salariskwesties, ontslag van personeel en gelijksoortige gevallen.
“Verder is preventieve hechtenis niet toegestaan als tegenmaatregel voor strafbare feiten want het is de bevoegdheid van de rechtbanken dergelijke gevallen te behandelen.”
De PRESIDENT: Wat is de datum daarvan?
Dr. PANNENBECKER: Het is een document dat de Aanklager heeft ingediend onder 779-PS en dat uit de dossiers van het Ministerie is gehaald. Er staat geen datum op het document maar het moet in het voorjaar van 1934 zijn geweest, wat kan worden opgemaakt uit de eerste zin van het document. De Völkische Beobachter noemt hetzelfde decreet in haar uitgave van 14 april 1934. Ik heb dat als nummer 32 opgenomen in het documentenboek; dat wordt bewijsstuk Frick-7. document nummer Frick-7.
De PRESIDENT: Dr. Pannenbecker, dient u dat in als bewijsmateriaal of is het al als zodanig ingediend?
Dr. PANNENBECKER: Nee, het is tot nu toe nog niet ingediend. Ik presenteer het als bewijsstuk Frick-7.
De PRESIDENT: Mij werd verteld dat de datum 12 april is.
Dr. PANNENBECKER: In het voorjaar van 1934, ja, kort daarna.
De PRESIDENT: 12 april 1934.
Dr. PANNENBECKER: Ja. De Völkische Beobachter noemt dit decreet ook in haar uitgave van 14 april 1934. Het gaat hier over document 32 van het documentenboek, dat wordt bewijsstuk Frick-7. Ik hoef het niet tot in details voor te lezen.
Hetzelfde wordt duidelijk uit nummer 33 van het boek, dat wordt bewijsstuk Frick-8, document nummer 1-302.
Nummer 34 van het boek – dat wordt bewijsstuk Frick-9, document nummer 775-PS – toont aan dat de Gestapo zich in feite niet hield aan Frick’s richtlijnen en dat Frick in dat verband machteloos stond. Niettemin lijkt het document mij belangrijk omdat het aantoont dat Frick herhaaldelijk en met veel moeite probeerde het misbruik door de Gestapo tegen te gaan die echter met de steun van Himmler sterker was dan hij; zeker omdat Himmler het volle vertrouwen van de Führer genoot.
Op 17 juni 1936 kwamen de aangelegenheden van de politieke politie onder het gezag van het Reich. Himmler werd benoemd tot Chef van de Duitse politie en hoewel hij formeel verbonden was aan het Reichsinnenministerium functioneerde hij in feite als een onafhankelijke politieminister onder het onmiddellijke gezag van Hitler en als Minister had hij het recht in het Reichskabinett zelf voor zijn zaken te zorgen.
Dit kan worden opgemaakt uit document nummer 35 van het documentenboek – een uittreksel uit het Reichsgesetzblatt dat is ingediend onder nummer 2073-PS. Ik geloof niet dat ik het een bewijsstuknummer hoef te geven, het is een officiële aankondiging in het Reichsgesetzblatt.
In dit verband heeft de Aanklager document 1723-PS ingediend als bewijsstuk USA-206. Ik heb een uittreksel uit dit document opgenomen als nummer 36 in het documentenboek om een fout te verbeteren. Het document is een uittreksel uit een boek geschreven door Dr. Ley in zijn hoedanigheid als Reichsarbeitsleiter. In dat boek geeft Dr. Ley de Partijorganen aanwijzingen voor samenwerking met de Gestapo en aan het einde van het uittreksel neemt Ley een decreet van Frick over dat aantoont hoe Frick probeerde de willekeurige maatregelen van de Gestapo tegen te gaan.
Bij het presenteren van het bewijsmateriaal in de morgen van 13 december 1945 heeft de Aanklager echter het hele document voorgelezen alsof het een order van Frick was. Ik zou daarom die fout recht willen zetten.
Omdat Himmler en de chefs van de Gestapo zich niet aan Frick’s richtlijnen hielden heeft Frick, in individuele gevallen tenminste geprobeerd de toestanden in de concentratiekampen te verzachten maar over het algemeen slaagde hij daar niet in. Om een voorbeeld te noemen, ik heb onder nummer 37 van het documentenboek een brief opgenomen van de voormalige gedelegeerde in de Reichstag, Wulle, die hij mij op eigen initiatief toezond. Deze brief wordt bewijsstuk Frick-10, document nummer Frick-10. In de brief staat en ik citeer:
“Hij”- Frick – “zoals mijn voormalig advocaat mij vertelde, heeft op diverse tijdstippen geprobeerd Hitler over te halen mij vrij te laten maar zonder succes omdat het Himmler was die alle beslissingen nam met betrekking tot de concentratiekampen. Ik heb het echter aan hem te danken dat ik in het concentratiekamp Sachsenhausen op een redelijke nette manier ben behandeld......Hij onderscheidde zich van de Nazi demagogen door zijn onpartijdigheid en voorbehoud; hij was een man die uit principe iedere daad van geweld afkeurde....Sinds het voorjaar van 1925 was ik verwikkeld in een bittere strijd tegen Hitler en zijn partij. Ik beschouw het zelfs als een nog grotere eer voor Frick dat hij ondanks dit antagonisme en zijn relatief machteloze positie ten opzichte van Himmler, hij op alle mogelijke manieren heeft geprobeerd mij en mijn vrouw te helpen tijdens de bittere jaren van mijn gevangenschap in het concentratiekamp.....”
De Aanklager heeft op basis van de uitspraken, gedaan door de getuige Blaha voor dit Tribunaal gesteld dat Frick op de hoogte was van de toestanden in het concentratiekamp Dachau door zijn bezoek in de eerste helft van 1944.
Daarom heb ik, met toestemming van het Tribunaal een vragenlijst ingediend van getuige Gilhuber die Frick op al zijn reizen vergezelde en........
De PRESIDENT: Een ogenblik, Dr. Pannenbecker. Het Tribunaal is van mening dat het geen beëdigde verklaring kan aanvaarden van beklaagde Frick die niet in de getuigenbank zit om onder ede te getuigen, tenzij hij als getuige wordt opgeroepen in welk geval hij een kruisverhoor kan ondergaan.
Dr. PANNENBECKER: Ja, maar het laatste document was geen verklaring van Frick maar van Gilhuber, een getuige die een vragenlijst heeft gekregen. Het is nummer 40 van het documentenboek. Mij wordt net verteld dat dit bewijsstuk door een vergissing niet is opgenomen in het documentenboek; ik zal het later moeten indienen.
De PRESIDENT: Oh goed. Vertelt u ons maar wat het is.
Dr. PANNENBECKER: Het is een vragenlijst voor en antwoorden van de getuige Gilhuber. Voor de persoonlijke bescherming van beklaagde Frick vergezelde Gilhuber hem op al zijn officiële reizen. Bij het beantwoorden van de vragenlijst bevestigde hij het feit dat Frick het kamp nooit heeft bezocht. De vragenlijst met de antwoorden moet nog ter vertaling worden ingediend. Het zit in mijn documentenboek.
De PRESIDENT: U mag de vragenlijst voorlezen tenzij de Aanklager bezwaar maakt tegen de toelaatbaarheid, of de voorwaarden daarvoor want de vragenlijst is al voorlopig toegestaan.
Dr. PANNENBECKER: Dan lees ik uit nummer 40 van documentenboek Frick, dat wordt bewijsstuk Frick-11, document nummer Frick-11, het volgende voor:
Vraag: Van wanneer tot wanneer en in welke hoedanigheid werkte u voor beklaagde Frick?
Antwoord: Van 18 maart 1936 tot de aankomst van de Geallieerde troepen op 29 of 30 april 1945 als ambtenaar van de SD als bewaker en begeleider.
Vraag: Vergezelde u hem voor zijn persoonlijke bescherming altijd op zijn reizen?
Antwoord: Vanaf 1936 tot januari 1942 slechts af en toe maar vanaf 1942 als bureauchef vergezelde ik hem op al zijn reizen en vluchten.
Vraag: Weet u of beklaagde Frick het concentratiekamp Dachau in de eerste zes maanden van 1944 heeft bezocht?
Antwoord: Naar mijn weten heeft Frick het concentratiekamp Dachau niet bezocht.
Vraag: Had u het geweten als dat wel het geval was geweest en waarom zou u het hebben geweten?
Antwoord: Ik zou het hebben moeten weten als dat het geval was geweest. Ik was altijd in zijn nabijheid en mijn werknemers zouden het mij hebben gemeld als hij tijdens mijn afwezigheid zou zijn vertrokken.
Vraag: Hebt u de logboeken nog van de reizen die u maakte en kunt u die nu overleggen?
Antwoord: Vanaf ongeveer 1941 werden er geen logboeken meer bijgehouden. In plaats daarvan werden maandelijkse rapporten van reizen naar het RSHA in Berlijn gestuurd. De afschriften die in mijn kantoor werden bewaard, werden in april 1945 volgens orders met de rest van al het materiaal verbrand.
Vraag: Weet u of beklaagde Frick ooit het kamp Dachau bezocht?
Antwoord: Naar mijn weten heeft Frick het kamp Dachau nooit bezocht.
Moosburg, 23 maart 1946. Getekend Max Gilhuber.
Getekend Leonard N. Dunkel, Luitenant-kolonel infanterie.
Om commentaar te geven over de vraag of een officiële bezoeker aan een concentratiekamp altijd een goed beeld kon krijgen van feitelijke toestanden die daar heersten, vraag ik toestemming een brief te mogen voorlezen die ik een paar dagen geleden ongevraagd ontving van een priester, Bernhard Ketzlick. De brief heb ik ingediend als bijlage bij Frick nummer .......
Mr. JUSTICE JACKSON: Edelachtbare, de Aanklager protesteert hiertegen want het is een soort bewijs dat niet te controleren is. Ik heb een kast vol dergelijke brieven waarin beschuldigingen tegen deze beklaagden staan waarvan ik denk dat het Tribunaal die niet eens wil ontvangen. Als de deur voor dit soort bewijsmateriaal wordt opengezet is het einde zoek.
Deze getuige heeft natuurlijik niet de sancties die de juistheid van zijn getuigenis waarborgen en ik vind het bezwaarlijk in te gaan op brieven van onbekende personen.
Dr. PANNENBECKER: Mag ik een woord over dit onderwerp zeggen? Ik heb de brief zo laat ontvangen dat ik niet de gelegenheid heb gehad, de betrokken persoon om een beëdigde verklaring te vragen. Ik ben natuurlijk bereid later een dergelijke verklaring in te dienen, als een die meer bewijskracht zou hebben.
De PRESIDENT: Het Tribunaal is van mening dat de brief niet kan worden toegelaten maar later kan op de normale manier het verzoek worden gedaan de verklaring in te dienen of de getuige te dagvaarden.
Dr. PANNENBECKER: Ja. Dan zal ik op een later tijdstip een schriftelijk verzoek indienen.
Ik zal nummer 38 van het documentenboek niet voorlezen omdat het over een uitspraak van Frick gaat; tenslotte verwijs ik naar een uittreksel uit het boek “Inside Europe” door John Gunther dat zal worden ingediend als bewijsstuk Frick-12, document nummer Frick-12. Het uittreksel is opgenomen onder nummer 39 in het documentenboek. Ik citeer – het gaat over een boek dat oorspronkelijk in de Engelse taal is uitgegeven en daarom citeer ik het in het Engels:
“Geboren in de Kurpfalz in 1877, studeerde Frick rechten en werd Beamter, een official. Hij is door en door bureaucraat. Hitler is niet intiem met hem maar respecteert hem. Hij werd Minister van Binnenlandse Zaken omdat hij de enige belangrijke Nazi was met een opleiding tot ambtenaar. Precies, gehoorzaam en ongeïnspireerd bleek hij een trouw uitvoerder; hij is wel eens “de enige eerlijke Nazi” genoemd.”
Als laatste document mag ik verwijzen naar naar een uittreksel uit het boek “Zum bitteren Ende” door Gisevius. Ik meen dat ik deze passages niet afzonderlijk hoef voor te lezen want de getuige zal zelf worden ondervraagd. Het uittreksel wordt bewijsstuk Frick-13, document nummer Frick-13.
Er ontbreken nog twee antwoorden op vragenlijsten van de getuigen Messersmith en Seger. Ik verzoek toestemming die antwoorden later voor te lezen zogauw ik die heb ontvangen.
Dat is het einde van de presentatie van mijn documenten. Ik meen dat het geen zin heeft de getuige nu op te roepen.
De PRESIDENT: De zitting wordt nu geschorst.
(de zitting wordt geschorst tot 14:00 uur).

Zie ook: Slotverklaring Frick, Vonnis Frick en verder Verhoor Gisevius 1.

Definitielijst

Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
infanterie
Het voetvolk van een leger (infanterist).
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
revolutie
Meestal plotselinge en gewelddadige ommekeer van bestaande (politieke) verhoudingen en situaties.
Rijnland
Duitstalig na WO I gedemilitariseerd gebied aan de rechteroever van de Rijn dat door Hitler bezet werd in 1936.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk

Afbeeldingen

Wilhelm Frick

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
11-08-2010
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947