TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Vonnis Wilhelm Keitel

Keitel wordt aangeklaagd op de punten Een, Twee, Drie en Vier (uitleg) van de Aanklacht.
Hij was ChefStaf van de toenmalige Minister van Oorlog Von Blomberg vanaf 1935 tot 4 februari 1938; op die dag nam Hitler het bevel over de strijdkrachten op zich en benoemde Keitel tot Chef van het Opperbevel der Strijdkrachten (OKW). Keitel had geen bevelsbevoegdheid over de drie takken van de Wehrmacht die direct toegang hadden tot de Opperbevelhebber. Het OKW vormde in feite de militaire staf van Hitler.

Misdaden tegen de Vrede

Keitel woonde met twee andere generaals de Schuschnigg conferentie van 1937 bij. Hij gaf toe dat hun aanwezigheid een militaire demonstratie was maar omdat hij net een week van te voren tot Chef van het OKW was benoemd had hij niet geweten waarom hij was opgeroepen. Hitler en Keitel bleven druk uitoefenen op Oostenrijk met valse geruchten, radiouitzendingen en troepenbewegingen. Keitel maakte de militaire en andere afspraken en de aantekening in Jodl’s dagboek: “het effect is snel en sterk.” Toen Schuschnigg zijn volksraadpleging hield, lichtte Keitel die avond Hitler en zijn generaals in en Hitler vaardigde “Fall Otto” uit dat Keitel parafeerde.

Op 21 april 1938 overwogen Hitler en Keitel gebruik te maken van een mogelijk incident zoals de moord op de Duitse Minister in Praag, als aanleiding voor de aanval op Tsjechoslowakije. Keitel ondertekende vele decreten en memoranda over “Fall Grün” waaronder de richtlijn van 30 mei met daarin Hitler’s uitspraak: “Het is mijn vaste besluit Tsjechoslowakije in de nabije toekomst met een militaire actie te vernietigen.” Na de Overeenkomst van München parafeerde Keitel Hitler’s decreet voor de aanval op Tsjechoslowakije en voegde er twee supplementen aan toe. In het tweede supplement stond dat de aanval op de buitenwereld moest overkomen als “slechts een daad van pacificatie en geen oorlogsachtige onderneming.” De Chef van het OKW was aanwezig bij Hitler’s onderhandelingen met Hacha toen deze laatste capituleerde.

Keitel was aanwezig op 23 mei 1939 toen Hitler zijn besluit aankondigde dat hij “Polen bij de eerste gunstige gelegenheid zou aanvallen.” Hij had al het decreet ondertekend waarin van de Wehrmacht werd geëist het tijdschema voor Fall Weiss tegen 1 mei bij het OKW in te dienen.

Op 12 december 1939 besprak hij met Hitler, Jodl en Raeder de invasie van Noorwegen en Denemarken. Bij decreet van 27 januari 1940 werden de plannen voor Noorwegen onder Keitel’s directe en persoonlijke leiding geplaatst. Hitler had op 23 mei 1939 gezegd dat hij de neutraliteit van België en Nederland zou negeren en Keitel tekende de bevelen voor deze aanvallen op 15 oktober, 20 november en 28 november 1939. Bevelen om deze aanval 17 keer uit te stellen tot aan het voorjaar van 1940 werden allemaal door Keitel of Jodl getekend.

Met de formele voorbereidingen voor de aanval op Griekenland en Joegoslavië werd in 1940 begonnen. Op 18 maart 1941 hoorde Keitel Hitler tegen Raeder zeggen dat de volledige bezetting van Griekenland een vereiste voor kolonisatie was en hoorde ook Hitler’s decreet van 27 maart dat de vernietiging van Joegoslavië met “genadeloze hardheid” moest gebeuren.

Keitel getuigde dat hij om militaire redenen tegen de invasie van de Sovjet Unie was en ook omdat dat een schending van het niet-aanvalsverdrag zou betekenen. Niettemin parafeerde hij “Fall Barbarossa” dat op 18 december 1940 door Hitler was ondertekend en woonde op 3 februari 1941 de discussie tussen het OKW en Hitler bij. Keitel’s supplement van 13 maart legde de betrekkingen tussen de militairen en de politieke ambtenaren vast. Hij vaardigde zijn tijdschema uit voor de aanval op 6 juni 1941 en was aanwezig bij de voorlichting op 4 juni (oorspr. tekst 14 juni, vermoedelijk een tikfout. Vert.) waar de generaals voorafgaand aan de aanval hun laatste rapporten indienden. Hij benoemde Jodl en Warlimont als vertegenwoordigers van het OKW bij Rosenberg over zaken betreffende de Oostelijke gebieden. Op 16 juni gaf hij alle legereenheden opdracht de economische richtlijnen uit te voeren die door Göring in het “Grüne Heft” waren gegeven voor de uitbuiting van het Russische grondgebied en van voedsel en grondstoffen.

Oorlogsmisdaden en Misdaden tegen de Menselijkheid

Op 4 augustus 1942 vaardigde Keitel een richtlijn uit volgens welke parachutisten aan de SD moesten worden uitgeleverd. Op 18 oktober vaardigde Hitler het Kommandobefehl uit dat in diverse gevallen werd uitgevoerd. Na de landingen in Normandië bevestigde Keitel de order nogmaals en breidde die later uit tot Geallieerde missies die partizanen bestreden. Hij geeft toe dat hij niet geloofde dat het bevel rechtmatig was maar beweert dat hij Hitler er niet van kon weerhouden.

Toen op 8 september 1941 het OKW de meedogenloze regels betreffende Sovjet krijgsgevangenen uitvaardigde schreef Canaris aan Keitel dat de SD daar volgens internationale wetgeving niets mee te maken zou moeten hebben. Op dit memorandum, in Keitel’s handschrift en gedateerd 23 en door hem geparafeerd, staat de uitspraak: “De bezwaren ontstaan vanuit het militaire concept van ridderlijke oorlogvoering. Dit is de vernietiging van een ideologie. Daarom keur ik die maatregelen goed en steun die.” Keitel getuigde dat hij het echt met Canaris eens was en er met Hitler over discussieerde maar verloor. De chef van het OKW gaf de militaire autoriteiten opdracht samen te werken met de Einsatzstab Rosenberg bij het roven van culturele eigendommen uit de bezette gebieden.

Lahousen getuigde dat Keitel hem op 12 september 1939, aan boord van Hitler’s speciale trein vertelde dat de Poolse intelligentsia, de adel en de Joden moesten worden uitgeroeid. Op 20 oktober zei Hitler tegen Keitel dat het de intelligentsia onmogelijk gemaakt moest worden een heersende klasse te vormen, de levensstandaard moest laag blijven en Polen zou alleen maar voor arbeiders worden gebruikt. Keitel herinnert zich het gesprek met Lahousen niet maar geeft toe dat er een dergelijk beleid bestond en dat hij daar zonder succes bij Hitler tegen had geprotesteerd.

Op 16 september 1941 gaf Keitel bevel dat in het Oosten aanvallen op soldaten moesten worden beantwoord met het doden van 50 tot 100 communisten voor iedere gedode Duitse soldaat, met de opmerking dat in het Oosten een mensenleven minder dan niets waard was. Op 1 oktober gaf hij militaire comandanten opdracht om altijd gijzelaars achter de hand te houden om te executeren wanneer Duitse soldaten werden aangevallen. Toen Terboven, de Reichskommissar in Noorwegen aan Hitler schreef dat de suggestie van Keitel, verwanten van arbeiders verantwoordelijk te houden voor sabotage, alleen maar kon werken als er vuurpelotons werden toegestaan, schreef Keitel op dat memorandum in de kantlijn: “Ja, dat is het beste.”

Op 12 mei 1941, vijf weken voor de invasie van de Sovjet Unie, drong het OKW bij Hitler aan op een richtlijn van het OKH volgens welke politieke commisarissen door het leger moesten worden geliquideerd. Keitel geeft toe dat de richtlijn was doorgegeven aan de commandanten te velde. Op 13 mei tekende Keitel een bevel op grond waarvan burgers die werden verdacht van aanvallen op troepen zonder vorm van proces moesten worden gefusilleerd en dat vervolging van Duitse soldaten wegens aanvallen op burgers niet nodig was. Op 27 juli werd bevolen alle exemplaren van deze order te vernietigen zonder de geldigheid ervan aan te tasten. Vier dagen daarvoor had hij een ander bevel getekend op grond waarvan wettige straffen onvoldoende waren en dat troepen terreur moesten toepassen.

Op 7 december 1941, zoals in dit vonnis al besproken, voorzag het zogenaamde “Nacht und Nebelbefehl,” waar Keitel’s handtekening onder stond, hierin dat burgers in de bezette gebieden die waren beschuldigd van daden van tegenstand tegen het bezettingsleger alleen moesten worden vervolgd wanneer een doodvonnis aannemelijk was; anders zouden zij aan de Gestapo moeten worden overgedragen voor transport naar Duitsland.

Keitel gaf bevel dat Russische krijgsgevangenen in de Duitse oorlogsindustrie moesten worden ingezet. Op 8 september 1942 gaf hij bevel dat Franse, Nederlandse en Belgische burgers aan de Atlantikwall moesten gaan werken. Hij was aanwezig op 4 januari 1944 toen Hitler Sauckel opdracht gaf 4 miljoen arbeiders uit de bezette gebieden te halen.
Geconfronteerd met al deze documenten ontkent Keitel zijn betrokkenheid bij deze acties niet. Zijn verdediging is eerder gebaseerd op het feit dat hij soldaat is en op de doctrine van “orders van hogerhand” die op grond van Artikel 8 van het Handvest als verdediging verboden is.

Er bestaat geen enkele verzachtende omstandigheid. Orders van hogerhand kunnen zelfs voor een soldaat niet als verzachtende omstandigheid dienen wanneer er bewust, meedogenloos en zonder militair excuus of rechtvaardiging misdaden van een zo schokkende en veelomvattende aard zijn gepleegd.

Conclusie

Het Tribunaal acht Keitel schuldig aan de Punten Een, Twee, Drie en Vier van de Aanklacht.

Uitleg van de vier aanklachten:

  1. Samenzwering tot het voeren van een agressieve oorlog ofwel misdaden tegen de vrede
  2. het voeren van een agressieve oorlog
  3. oorlogsmisdaden
  4. misdaden tegen de menselijkheid

Definitielijst

ideologie
Het geheel van beginselen en ideeën van een bepaald stelsel.
invasie
Gewapende inval.
neutraliteit
Onpartijdigheid, onzijdigheid, tussen de partijen instaand, geen partij kiezen.
oorlogsmisdaden
Misdaden die in oorlogstijd worden begaan. Vaak betreft het hier misdaden van militairen ten opzichte van burgers.

Afbeeldingen

De tribune van de beklaagden. Voorste rij v/l/n/r/ Hermann Göring, Joachim von Ribbentrop, Wilhelm Keitel. Bron: Bundesarchiv, Bild 183-V01732 / Unknown / CC-BY-SA 3.0.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
30-07-2010
Laatst gewijzigd:
14-04-2020
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947