TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 1 07-05-1946

(Beklaagde Funk neemt weer plaats in de beklaagdenbank).
Mr. DODD: Beklaagde, u hebt gisterenavond, na de schorsing, een overleg van ongeveer een uur met Dr. Sauter gehad, niet waar?
FUNK: Ja.
Mr. DODD: Nu hadden we het gisteren, voordat de ziting werd geschorst, over het in depot gegeven goud bij de Reichsbank en ik heb u gevraagd of u begonnen was zaken te doen met de SS, zover ik mij herinner zei u dat u geen zaken met de SS deed. Daarna gingen we verder en u zei dat de SS wel degelijk wat materiaal in depot gaf, eigendomen van mensen in concentratiekampen. Heb ik uw getuigenis zoals ik hier heb verteld in grote lijnen goed begrepen?
FUNK: Nee. Ik zei dat de heer Puhl – in welk jaar weet ik niet meer – mij op een dag vertelde dat er een zending goud was aangekomen van de SS en hij vertelde mij ook – hij zei het wat ironisch – dat we beter niet konden proberen na te gaan wat deze zending was. Zoals ik gisteren al zei was het in elk geval onmogelijk om vast te stellen wat er in depot werd gegeven. Als er iets in depot werd gegeven had de Reichsbank niet het recht dat te bekijken om te zien waar het uit bestond. Pas later, toen de heer Puhl een ander rapport aan mij uitbracht realiseerde ik mij dat toen hij het woord deposito gebruikte, dat een verkeerde term was; het was geen deposito maar het was een zending goud. Dat is natuurlijk een groot verschil. Persoonlijk nam ik aan dat het een deposito aan goud betrof, dat dit bestond uit gouden munten, vreemde valuta of kleine staven goud of iets dergelijke, die binnen waren gebracht van gevangenen in concentratiekampen – iedereen in Duitsland moest dergelijke zaken inleveren – en dat het werd overgedragen aan de Reichsbank zodat die het kon gebruiken. Omdat u over deze kwestie begon, herinner ik me nog een feit waarvan ik mij tot nu toe niet bewust was. Ik werd ernaar gevraagd tijdens mijn ondervraging en tijdens die ondervraging kon ik er geen ja op zeggen omdat ik me het toen niet herinnerde. Tijdens mijn verhoor werd mij gevraagd of ik de toestemming van de Reichsführer had dat het goud dat bij de Reichsbank was binnengebracht, door de Reichsbank moest worden gebruikt. Ik zei dat ik me dat niet herinnerde. Als de heer Puhl echter onder ede een dergelijke verklaring aflegt, kan en wil ik die niet bestrijden. Het is duidelijk dat wanneer er goud in depot wordt gegeven bij de Reichsbank, de bank dan het recht heeft dergelijk goud te gebruiken. Ik heb zeker nooit meer dan twee of drie keer met de heer Puhl over deze zaak gesproken. Waar deze deposito’s of deze zendingen uit bestonden en wat er met die zendingen werd gedaan, hoe die werden gebruikt, dat weet ik niet. De heer Puhl heeft mij daarover ook nooit ingelicht.
Mr. DODD: Laten we dat maar eens zien. U had bij de Reichsbank normaal gesproken niet de gewoonte om juwelen, monocles, horloges, sigarettenkokers, parels, diamanten, gouden kronen en bruggen te accepteren, niet waar? Accepteerde u normaal gesproken dat materiaal als deposito bij uw bank?
FUNK: Nee, er kon naar mijn mening geen sprake van zijn dat de bank het recht had dat te doen want deze zaken werden verondersteld naar een heel andere plek gebracht te worden. Als ik goed ben ingelicht over de juridische kwestie moesten deze zaken worden afgeleverd bij het Rijksbureau voor Edele Metalen en niet bij de Reichsbank. Diamanten, juwelen en edelstenen waren geen zaken voor de Reichsbank omdat die geen verkooppunt voor dat soort zaken was. En volgens mij, als de Reichsbank dat wel deed was het onwettig.
Mr. DODD: Dat is volkomen correct.
FUNK: Als dat gebeurde, beging de Reichsbank een overtreding. De Reichsbank was niet gerechtigd dat te doen.
Mr. DODD: En luidt uw verklaring dat wanneer het wel gebeurde, u daar niets van afwist?
FUNK: Nee.
Mr. DODD: U wist er niets van?
FUNK: Nee.
Mr. DODD: U was regelmatig in de kluizen van de Reichsbank, niet waar? In feite nam u bezoekers graag mee daar naar toe. Ik zeg u dat u zelf regelmatig in de kluizen van de Reichsbank was.
FUNK: Ja, dat was ik; waar de goudstaven werden bewaard.
Mr. DODD: Ik kom zo op die goudstaven terug. Ik wil alleen maar vaststellen dat u regelmatig in de kluizen was en uw antwoord luidt, zoals ik het heb begrepen, ja, dat u daar was.
FUNK: Het was de normale gang van zaken wanneer iemand ons bezocht, in het bijzonder buitenlandse bezoekers, om hen de ruimte te tonen waar het goud werd bewaard, wij lieten hen altijd de goudstaven zien en er was altijd het gebruikelijke grapje of men wel of niet zo’n staaf kon optillen. Maar ik heb daar nooit iets anders gezien dan goudstaven.
Mr. DODD: Hoe zwaar waren die goudstaven die u in de kluizen had liggen?
FUNK: Het waren de gebruikelijke goudstaven die in de handel tussen banken werden gebruikt. Ik meen dat ze in gewicht verschilden. Ik meen dat die goudstaven ongeveer 20 kilo wogen. Men kan het natuurlijk uitrekenen. Als men .....
Mr. DODD: Het is wel goed. Dat is genoeg zo. Toen u in de kluizen was, hebt u nooit iets gezien van de materialen die ik net heb genoemd – juwelen, sigarettenkokers, horloges en al die zaken?
FUNK: Nooit. Ik ben hoogstens maar vier of vijf keer in de kluizen geweest en dan alleen maar om dit interessante toneel aan bezoekers te laten zien.
Mr. DODD: Vanaf 1941 tot 1945 misschien maar vier of vijf keer?
FUNK: Dat neem ik aan. Het was niet vaker. Ik ging daar alleen met bezoekers heen, in het bijzonder met buitenlandse bezoekers.
Mr. DODD: Wilt u het Tribunaal vertellen dat u als hoofd van de Reichsbank nooit, om zo te zeggen een inspectie deed van de kluizen, nooit naar uw onderpand keek? Deed u nooit een inspectie voordat u een overzicht maakte van wat er voorhanden was? Zeker doet iedere verantwoordelijke bankier dat regelmatig, niet waar? Wat is uw antwoord?
FUNK: Nee, nooit. De zaken van de Reichsbank werden niet geleid door de President. Die werden geleid door het Directoraat. Ik hield mij nooit bezig met individuele transacties, zelfs niet met goudtransacties of zelfs maar kleine veranderingen in de goudreserve et cetera. Als er grote zendingen goud werden verwacht, lichtte het Directoraat mij daarover in. Het Directoraat handelde de zaken af en ik meen dat bijzonderheden van transacties alleen bekend waren aan de directeur die voor die bijzondere afdeling verantwoordlijk was.
Mr. DODD: Nu, hebt u ooit zaken gedaan met pandhuizen?
FUNK: Waarmee?
Mr. DODD: Pandhuizen. Weet u niet wat een pandhuis is? Er moet een Duits woord voor zijn.
FUNK: Pfandleihe.
Mr. DODD: Wat het ook moge zijn, u weet wat dat is, niet waar?
FUNK: Waar men iets beleent.
Mr. DODD: Ja.
FUNK: Nee, ik heb nooit .....
Mr. DODD: Goed, daar komen we later wel aan toe. Nu, omdat u zich niet schijnt te herinneren dat u ooit dergelijke materialen zoals ik die heb omschreven in uw kluizen hebt gezien of gehad, vraag ik om mij de mogelijkheid te geven u een film te laten zien van sommige materialen in uw kluizen die is opgenomen toen de Geallieerden daar aankwamen.
(tot de President): Edelachtbare, ik verzoek u of beklaagde in de zaal mag komen waar hij de film kan zien zodat zijn geheugen wordt opgefrist.
De PRESIDENT: Ja, u kunt hem laten halen.
(Vervolgens wordt er een film vertoond.)
De PRESIDENT: Mr. Dodd, ik neem aan dat u op een gegeven moment met bewijsmateriaal komt waar die film werd opgenomen.
Mr. DODD: Ja, dat zal ik. Er komt een verklaring over de omstandigheden waaronder de film werd opgenomen, wie daarbij aanwezig waren en waarom. Ter informatie aan het Tribunaal, de film werd opgenomen in Frankfurt toen de Geallieerden die stad veroverden en de kluizen van de Reichsbank binnen gingen.
(tot de beklaagde): Beklaagde, nu u die film van materialen hebt gezien die een jaar geleden in de kluizen van de Reichsbank werden aangetroffen, of iets minder dan een jaar geleden, herinnert u zich nu dat u dergelijk materiaal over een period van 4 of 5, 3 of 4 jaar in huis had? Ik denk in werkelijkheid iets langer dan drie jaar.
FUNK: Ik heb nog nooit zoiets gezien. Ik heb ook de indruk dat een groot deel van de zaken die in de film worden vertoond, afkomstig zijn van deposito’s, want de mensen, duizenden van hen hadden gesloten kluisjes die ze bij de Reichsbank in bewaring gaven en waarin ze hun juwelen en andere waardevolle zaken opborgen die we zojuist hebben gezien. Waarschijnlijk waren sommige daarvan geheime waardeartikelen, die men had moeten aangeven zoals buitenlandse valuta, gouden munten en dergelijke. Voor zover ik weet hadden we duizenden van die kluisjes waar de Reichsbank niet in kon komen. Van de voorwerpen die in de film worden getoond heb ik nooit een enkel exemplaar gezien en ik kan me niet voorstellen waar dat allemaal vandaan kwam, van wie het allemaal was en waarvoor het gebruikt werd.
Mr. DODD: Nou, dat is een interessant antwoord. Ik vroeg u gisteren, en ik vraag het u vandaag weer, hebt u er ooit van gehoord dat iemand zijn gouden tanden bij een bank in bewaring geeft? (Er komt geen antwoord.)
U hebt de film gezien en u hebt de gouden bruggen en kronen gezien, niet waar en de andere gebitselementen. Vast en zeker gaf nooit iemand dat in bewaring bij een bank, dat is toch zo?
FUNK: Wat de tanden betreft, dat is een speciaal geval. Waar die tanden vandaan kwamen weet ik niet. Dat is nooit aan mij gemeld en ik weet ook niet wat er met die tanden werd gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat dergelijke artikelen, wanneer die bij de Reichsbank werden afgeleverd moesten worden overgedragen aan het Rijksbureau voor Edele Metalen want de Reichsbank was geen plek waar goud werd bewerkt. En ik weet ook niet of de Reichsbank de technische faciliteiten had om dit materiaal te bewerken. Daar weet ik niets van.
Mr. DODD: En de mensen gaven niet alleen geen gouden tanden in bewaring, maar ook geen brilmonturen zoals u die in de film hebt gezien?
FUNK: Dat klopt. Dat zijn natuurlijk geen normale deposito’s. Dat spreekt voor zich.
Mr. DODD: En u hebt gezien dat er sommige voorwerpen waren die duidelijk werden omgesmolten. Zowat de laatste scene in de film toont iets dat erop lijkt alsof het wordt omgesmolten, niet waar? Hebt u dat gezien?
Wilt u mij alstublieft antwoord geven, ja of nee. Hebt u dat gezien?
FUNK: Dat kan ik niet met zekerheid zeggen. Ik weet niet of het werd omgesmolten. Ik ben niet van die technische zaken op de hoogte. Om zeker te zijn, ik zie nu duidelijk wat mij tot nu toe niet bekend was; dat de Reichsbank het technische werk deed voor het omsmelten van gouden voorwerpen.
Mr. DODD: Welnu, laten we maar eens zien wat mener Puhl daarover zegt, de man over wie u ons gisteren vertelde dat hij een geloofwaardig heerschap was en die u het Tribunaal hebt verzocht als uw getuige á décharge op te roepen. Ik heb in mijn hand een verklaring, door hem afgelegd op 3 mei 1946 in Baden Baden, Duitsland.
“Emil Puhl, na het afleggen van de eed, verklaart en zegt:
“1. Mijn naam is Emil Puhl. Ik ben op 28 augustus 1889 in Berlijn, Duitsland geboren. Ik ben in 1935 benoemd tot lid van het Direktorat van de Reichsbank en in 1939 tot vice-President van de Reichsbank en heb voortdurend deze functies bekleed tot aan de capitulatie van Duitsland.
“2. In de zomer van 1942 had Walter Funk, President van de Reichsbank en Reichswirtschaftsminister een gesprek met mij en later met meneer Friedrich Wilhelm, lid van het Direktorat van de Reichsbank. Funk vertelde mij dat hij met Reichsführer Himmler was overeengekomen dat de Reichsbank goud en juwelen voor de SS in verzekerde bewaring zou nemen. Funk bepaalde dat ik de zaken zou regelen met Pohl die als hoofd van het WVHA de economische kant van de concentratiekampen onder zich had.
“3. Ik vroeg Funk waar het goud, juwelen, bankpapier en andere artikelen die door de SS zouden worden geleverd vandaan kwamen. Funk antwoordde dat het in beslaggenomen eigendommen waren uit de bezette gebieden in het Oosten en dat ik verder geen vragen moest stellen. Ik protesteerde ertegen dat de Reichsbank dit materiaal onder zich had. Funk stelde dat we ons aan de afspraak, het materiaal te beheren moesten houden en dat we de zaak absoluut geheim moesten houden.
“4. Ik trof toen de nodige maatregelen met een van de verantwoordelijke ambtenaren die de leiding had over de kas en de safe loketten om het materiaal te ontvangen en meldde de zaak aan het Direktorat van de Reichsbank op haar eerstvolgende vergadering. Diezelfde dag belde Pohl, van het WVHA mij op en vroeg of ik over de zaak was ingelicht. Ik zei hem dat ik dat niet via de telefoon wilde bespreken. Hij zocht mij toen op en meldde mij dat de SS enkele juwelen had ter levering aan de Reichsbank. Ik maakte een afspraak met hem voor levering en vanaf dat moment vonden er regelmatig leveringen plaats, vanaf augustus 1942 tot in volgende jaren.
“5. Het materiaal dat de SS leverde bestond uit juwelen, horloges, brilmonturen, gouden gebitselementen en andere gouden artikelen in grote hoeveelheden die door de SS in beslag waren genomen van Joden, bewoners va concentratiekampen en andere personen. Dit kwam ons ter ore door SS personeel dat probeerde dit materiaal in contant geld om te zetten en dat hierbij door personeel van de Reichsbank werd geholpen met medeweten en toestemming van Funk. Behalve juwelen, goud en gelijksoortige artikelen leverde de SS ook bankpapier, vreemde valuta en waardepapieren aan de Reichsbank die volgens de daarvoor vastgestelde wettelijke procedure moesten worden verhandeld. Voor zover het de juwelen en het goud betrof, vertelde Funk mij dat Himmler en Von Krosigk, de Reichsfinanzminister, een overeenkomst hadden gesloten volgens welke het goud en soortgelijke artikelen voor rekening van de Staat in depot werden gehouden en dat de opbrengsten van de verkoop ervan zouden terugvloeien in de Staatskas.
“6. In het kader van mijn functie bezocht ik regelmatig de kluizen van de Reichsbank om te zien wat we in voorraad hadden. Funk bezocht de kluizen ook zo af en toe.
“7. Op advies van Funk opende de Golddiskontobank een rekening-courant die uiteindelijk groeide tot 10 tot 12 miljoen Reichsmark voor gebruik door het WVHA om de productie te financieren van materiaal dat door bewoners van concentratiekampen werd geproduceerd in door de SS geleide fabrieken.”
“Ik beheers de Engelse taal en verklaar dat de hierin gedane uitspraken naar mijn beste weten de waarheid zijn.”
Document 3944-PS; het is ondertekend door Emil Puhl en bevestigd door getuigen.
Meneer de President, ik zou deze verklaring willen indienen als bewijsstuk USA-846 en de film als bewijsstuk USA-845.
(tot de beklaagde): Beklaagde, nu u deze verklaring van uw naaste medewerkwer en medelid van het Direktorat van de Reichsbank hebt aangehoord, en van de man van wie u gisteren toegaf dat hij een geloofwaardig en oprecht man was; wat zegt u nu tegen het Tribunaal over uw kennis over wat er gaande was tussen uw bank en de SS?
FUNK: Ik verklaar dat deze verklaring van de heer Puhl niet waar is. Zoals ik al herhaaldelijk heb gezegd, heb ik over de hele zaak van die goud deposito’s hooguit drie keer met de heer Puhl gesproken, ik denk dat het slechts twee keer was. Ik heb nooit één woord met hem gewisseld over edelstenen en juwelen. Ik kan niet geloven dat een man die binnen zijn afspraken met de SS – anders gezegd met Pohl – vast en zeker bepaalde taken uitvoerde nu probeert de schuld op mij te schuiven. Ik neem onder geen enkele voorwaarde die verantwoording en ik verzoek dat de heer Puhl hierheen wordt geroepen en dat hij in mijn aanwezigheid en tot in detail verklaart waar en hoe hij met mij over die verschillende dingen heeft gesproken en in hoeverre ik hem heb verteld wat hij moest doen.
Ik herhaal mijn uitspraak dat ik niets afwist van juwelen en andere leveringen uit concentratiekampen en dat ik nooit met de heer Puhl over deze dingen heb gesproken. Ik kan alleen maar zeggen wat ik in het begin zei, dat de heer Puhl mij een keer vertelde dat er een zending goud was aangekomen van de SS. Ik herinner het me nu, het was me ontschoten omdat ik niet al te veel aandacht aan die hele kwestie schonk. Ik herinner me dat ik op zijn aandringen er met de Reichsführer over heb gesproken of de Reichsbank deze voorwerpen kon gebruiken. De Reichsführer zei ja. Maar ik heb op geen enkel moment met de Reichsführer gesproken over juwelen, edelstenen en horloges en dergelijke. Ik heb alleen maar over goud gesproken.
Betreffende wat Puhl zegt over een financieringsregeling – ik meen dat dat een aantal jaren teruggaat – Ik weet dat de heer Puhl op een dag bij mij kwam en zei dat hem was gevraagd een lening te verstrekken aan bepaalde fabrieken van de SS en dat iemand met hem over die zaak onderhandelde. Ik vroeg hem: “Is die lening veilig? Krijgen we rente? “ Hij zei: “Ja, tot nu toe hadden ze een lening bij de Dresdnerbank en die moet nu afgelost worden.” Ik zei: “Goed, doe dat maar.” Daarna hoorde ik nooit meer iets over die kwestie. Het is nieuw voor mij dat die lening zo hoog was, dat die werd verstrekt door de Golddiskontobank. Ik herinner het me niet, maar het is heel goed mogelijk. Ik hoorde echter niets meer over die lening die Puhl aan bepaalde fabrieken had verstrekt. Hij had het altijd over fabrieken, over zaken; het was een bankkrediet dat eerder was verstrekt door een particuliere bank. Ik herinner me hem eens gevraagd te hebben: “Is deze lening terugbetaald?” Dat was een hele tijd later. Hij zei: “Nee, die is nog niet terugbetaald.” Dat is alles wat ik over die zaken weet.
Mr. DODD: Prima. En dan, wat weet u hierover – dat deel van de verklaring waarop u niet hebt gereageerd – wat weet u over het laatste deel dat luidt dat u een rekening-courant voor de SS opende voor de bouw van fabrieken bij concentratiekampen? Herinnert u zich dat? Ik zal het u voorlezen; Puhl zegt:”
“Op advies van Funk opende de Golddiskontobank een rekening-courant die uiteindelijk groeide tot 10 tot 12 miljoen Reichsmark voor gebruik door het WVHA om de productie te financieren van materiaal dat door bewoners van concentratiekampen werd geproduceerd in door de SS geleide fabrieken.”
Geeft u toe dat u dat hebt gedaan?
FUNK: Ja, dat is wat ik net heb gezegd; dat de heer Puhl mij op een dag vertelde, ik meen in 1939 of 1940 dat enkele heren van het WVHA met hem over een lening hadden gesproken die tot op dat moment werd verstrekt door de Dresdnerbank en die ze nu van de Reichsbank wilden hebben. Ik vroeg de heer Puhl: “Ontvangen we rente? Is de lening veilig?” Hij zei: “Ja.” Dus zei ik: “Geef ze dat krediet,” en later zei ik wat ik hier eerder al zei. Dat is alles wat ik van die zaak afweet. Meer weet ik er niet van.
Mr. DODD: Nu kreeg u ook een beloning voor het behandelen van het materiaal van de SS dat u in de film zag, niet waar? De bank werd betaald voor het uitvoeren van haar deel van de afspraak?
FUNK: Dat heb ik niet verstaan.
Mr. DODD: Ik zei, is het geen feit dat u van de SS betaling ontving over die periode van meer dan drie jaar voor het behandelen van het materiaal dat zij aan u overdroegen?
FUNK: Daar weet ik niets van.
Mr. DODD: Nou, u zou het moeten weten, niet waar, als president van de bank, wanneer u een betaling ontving? Hoe kon u het niet weten?
FUNK: Dat waren blijkbaar zulke kleine bedragen dat niemand die ooit aan mij meldde. Ik weet niets over betalingen door de SS.
Mr. DODD: Wat zou u zeggen wanneer ik u vertel dat de heer Puhl heeft gezegd dat de bank gedurende die jaren betaling ontving; en dat er in totaal ongeveer 77 zendingen van het materiaal dat u vanochtend op de film hebt gezien, binnenkwamen. Zegt u dat het niet waar is, of bent u het er niet mee eens?
FUNK: Dat kan heel goed waar zijn, maar ik werd nooit over die dingen ingelicht. Ik weet er niets van.
Mr. DODD: Is het voor te stellen dat u als president van de Reichsbank niet kon weten van 77 van die zendingen en van een transactie waarvoor u betaald werd om hem af te ronden? Vindt u dat een geloofwaardig verhaal?
FUNK: Als het Direktorat mij deze dingen niet meldde kan ik er niet van geweten hebben en ik stel nogmaals met klem dat ik niet over die bijzonderheden werd ingelicht. Bij een gelegenheid werd mij verteld over een deposito aan goud van de SS dat binnen zou komen. Het bleek later een leverantie van de SS te zijn. En dan wist ik van die krediettransactie. Dat is alles wat ik over die zaken weet.
Mr. DODD: Laat me u nu iets vertellen wat u een beetje kan helpen. In feite stuurde uw bank van tijd tot tijd memoranda betreffende dit materiaal aan mensen en ik denk dat u daar van afweet, niet waar? U stelde memoranda op waarin stond wat u op voorraad had en aan wie u het overdroeg. Bent u op de hoogte van dergelijke memoranda?
FUNK: Nee.
Mr. DODD: Nou, dan kunt u beter even kijken naar document 3948-PS, bewijsstuk USA-847 en zien of dat uw geheugen opfrist. Dat is 3948-PS.
(het document wordt aan beklaagde overhandigd.)
Welnu, dit document is een memorandum, blijkbaar geadresseerd aan de Gemeentelijke Bank van Lening in Berlijn en is gedateerd 15 september 1942. Ik ga het niet allemaal voorlezen, hoewel het een zeer interessant document is maar zoals u kunt zien, staat er in het memorandum:
“Wij dragen de volgende waardeartikelen aan u over met het verzoek die zo goed mogelijk te verpanden.”
Dan somt u op: 247 platina en zilveren ringen, 154 gouden horloges, 207 oorbellen, 1601 gouden oorbellen, 13 broches met stenen – ik spring er kris kras doorheen, ik lees niet alles voor – 324 zilveren polshorloges, 12 zilveren kandelaars, schalen, lepels, vorken en messen en dan, als u mij verder naar beneden volgt, diverse juwelen en horlogekasten, 187 parels, 4 stenen, vermoedelijk diamanten. En dat is getekend met: “Deutsche Reichsbank, Hauptkasse” en de handtekening is onleesbaar. Als u het origineel bekijkt kunt u ons misschien zeggen wie het getekend heeft.
FUNK: Nee, ik weet niet wie het getekend heeft.
Mr. DODD: Hebt u het origineel?
FUNK: Dat weet ik niet ....
Mr. DODD: Wel, kijkt u naar de handtekening en ziet u of u die herkent als die van een van uw medewerkers.
FUNK: Er staat – iemand van de kasafdeling tekende het. Ik herken de handtekening niet.
Mr. DODD: Iemand van uw bank, niet waar?
FUNK: Ja, van de kasafdeling. Ik ken de handtekening niet.
Mr. DODD: Wilt u dit Tribunaal doen geloven dat medewerkers en mensen van uw bank lijsten stuurden naar de banken van lening in de stad zonder dat dat ooit onder uw aandacht kwam?
FUNK: Ik weet helemaal niets van deze gebeurtenissen. Het kan alleen maar zo worden uitgelegd dat er blijkbaar zaken aan de Reichsbank werden geleverd die zij niet mocht hebben. Dat is duidelijk.
Mr. DODD: Nou, ik zou ook graag willen dat u naar document 3949-PS kijkt, gedateerd 4 dagen later, 19 september 1942, bewijsstuk USA-848. U zult zien dat dit een memorandum is betreffende de conversie van bankbiljetten, goud, zilver en juwelen, ten gunste van de Reichsfinanzminister en er staat ook dat het een “gedeeltelijke opgave” is “van waardeartikelen die zijn ontvangen door de afdeling edele metalen.” Nogmaals, ik vind het niet nodig het allemaal voor te lezen. U kunt het bekijken en het lezen, maar de laatste twee alinea’s, nadat is gemeld wat de zendingen bevatten zoals die op 26 augustus 1942 binnenkwamen, luiden:
“Voordat we de totale opbrengst, tot op heden 1.184.345,59 Reichsmark overmaken naar de Reichshauptkasse ten gunste van de Reichsfinanzminister, verzoeken wij u ons te informeren onder welk referentienummer deze en volgende bedragen moeten worden overgemaakt.”
“Het kan verder wellicht nuttig zijn de verantwoordelijke afdeling van de Reichsfinanzminister op tijd op de hoogte te stellen van de bedragen die door de Reichsbank zullen worden overgemaakt.”
En dat is weer getekend met: “Deutsche Reichsbank, Hauptkasse,” en er staat een stempel op met de tekst: “Per cheque voldaan, Berlijn 27 oktober 1942. Hauptkasse.”
FUNK: Voor dit document, deze nota aan de Reichsfinanzminister kan ik misschien een verklaring geven en die is op basis van getuigenissen, hier door getuigen afgelegd die uit concentratiekampen kwamen. Getuige Ohlendorf, als ik me goed herinner en nog iemand hebben verklaard dat de waardeartikelen die van gevangenen in concentratiekampen waren afgenomen, moesten worden overgedragen en afgeleverd aan de Reichsfinanzminister. Nu neem ik aan dat de technische procedure was dat deze artikelen eerst bij vergissing bij de Reichsbank werden afgeleverd. De Reichsbank echter – en ik blijf het herhalen – kon niets beginnen met parels, juwelen en soortgelijke dingen die hier zijn genoemd en droeg ze daarom over aan de Reichsfinanzminister of ze werden gebruikt ten gunste van de Reichsfinanzminister. Dat blijkt uit dat document. Met andere woorden, dit is slechts een rekeningafschrift, door de Reichsbank verzonden aan de Reichsfinanzminister. Dat is naar ik meen de betekenis van dit document.
Mr. DODD: Nou, u hebt Ohlendorf inderdaad horen zeggen dat die ongelukkige mensen die in deze kampen werden uitgeroeid hun bezittingen moesten overdragen aan de Reichsfinanzminister. Hij heeft zelfs in die zin getuigenis afgelegd. Nu hebt u ook ....
FUNK: Dat is wat ik hier heb gehoord. Deze dingen waren nieuw voor mij. Ik wist echter niet dat de Reichsbank ....
Mr. DODD: Dat hebt u ons al twee keer verteld.
FUNK: ..... dat de Reichsbank zich tot in dergelijke details met deze zaken bezig hield.
Mr. DODD: Zegt u ons nu dat u niet wist dat de bank er zich tot in dergelijke details mee bezig hield of dat u niet wist dat ze er zich mee bezig hield? Ik vind dat belangrijk. Wat is uw antwoord nu, dat u niet wist dat de bank er zich tot in dergelijke details mee bezig hield of dat u er helemaal niets van wist?
FUNK: Ik had er persoonlijk niets mee te maken.
Mr. DODD: Wist u ervan?
FUNK: Nee.
Mr. DODD: U hebt er nooit iets over gehoord?
FUNK: Ik wist helemaal niet dat er juwelen, horloges, sigarettenkokers, en dergelijke bij de Reichsbank werden afgeleverd; dat is nieuw voor mij.
Mr. DODD: Wist u dat er iets uit concentratiekampen naar de Reichsbank kwam? Wist u daar iets van?
FUNK: Ja, het goud natuurlijk. Dat heb ik al gezegd.
Mr. DODD: Gouden tanden?
FUNK: Dat heb ik al gezegd – nee.
Mr. DODD: Wat voor goud uit concentratiekampen?
FUNK: Het goud waarover de heer Puhl mij had verteld en ik nam aan dat dat gouden munten waren of ander goud dat in ieder geval bij de Reichsbank moest worden gedeponeerd en dat de Reichsbank volgens de wettelijke voorschriften kon gebruiken. Anders weet ik er niets van.
Mr. DODD: Wat zei Himmler precies tegen u en wat zei u tegen Himmler tijdens dat gesprek waar u het over had, over dit goud van de slachtoffers van de concentratiekampen? Ik denk dat het Tribunaal belangstelling heeft voor dit gesprek. Wat zei hij en wat zei u en wanneer vond dat gesprek plaats?
FUNK: Ik weet niet meer waar dat gesprek plaats vond. Ik zag Himmler maar zelden, misschien maar een of twee keer. Ik neem aan dat het was ter gelegenheid van een bezoek aan het buitenverblijf van Lammers, waar Himmler’s verblijf zich ook bevond. Het moet daar geweest zijn. Bij die gelegenheid hadden we het er heel kort over.
Mr. DODD: Wacht u nu even. Kunt u ons ook vertellen wanneer dat was?
FUNK: Waarschijnlijk in 1943; het kan 1944 geweest zijn, dat herinner ik me niet.
Mr. DODD: Goed.
FUNK: Ik hechtte geen enkel belang aan die kwestie. In de loop van het gesprek stelde ik de vraag: “Er is een deposito aan goud van u, van de SS dat we bij de Reichsbank hebben. De leden van het Direktorat hebben mij gevraagd of de Reichsbank dat kan gebruiken.” En hij zei ja. Ik heb geen woord gezegd over juwelen of dergelijke dingen of gouden tanden of zo. Het hele gesprek ging daar maar heel kort over.
Mr. DODD: Wilt u ons vertellen dat er een regeling was getroffen met uw bank buiten u en Himmler om, maar door iemand binnen de SS en iemand bij uw bank – dat u niet de oorspronkelijke persoon was die de hele zaak regelde?
FUNK: Dat klopt. Dat was ik niet.
Mr. DODD: Wie maakte bij uw bank die regeling?
FUNK: Waarschijnlijk was het de heer Puhl of misschien iemand anders van het Reichsbankdirektorat die de regeling trof met een van de heren van het WVHA. En ik werd er slechts zeer summier door de heer Puhl over ingelicht.
Mr. DODD: Kende u de heer Pohl, P-o-h-l, van de SS?
FUNK: Ik stel me voor dat hij het was. De heer Pohl heeft er nooit met mij over gesproken.
Mr. DODD: U kent die man niet?
FUNK: Ik zal hem zeker eens een keer gezien hebben, maar de heer Pohl sprak nooit met mij over ie dingen. Ik sprak nooit met hem.
Mr. DODD: Waar ontmoette u hem, bij de bank?
FUNK: Ja, ik zag hem een keer bij de bank toen hij tijdens een lunch met Puhl sprak en met andere heren van het Reichsbankdirektorat. Ik liep door de zaal en zag hem daar zitten, maar ik heb nooit met de heer Pohl over die kwestie gesproken. Dit is allemaal nieuw voor mij, die hele kwestie.
Mr. DODD: Wel, herinnert u zich de verklaring van getuige Hoess nog niet zo lang geleden in deze zaal? U herinnert zich de man? Hij zat waar u nu zit. Hij zei dat hij in Auschwitz tussen de 2½ en 3 miljoen Joden had uitgeroeid. Voordat ik u nu de volgende vraag stel wil ik dat u zich die verklaring in herinnering haalt en ik wil op iets wijzen dat u misschien behulpzaam kan zijn. U herinnert zich dat hij zei dat Himmler hem in 1941 bij zich riep en dat Himmler hem vertelde dat de “Endlösung der Judenfrage” nabij was en dat hij het uitroeien op zich moest nemen. Herinnert u zich dat hij terugkeerde, de faciliteiten in een kamp in Polen bekeek en ontdekte dat die niet toereikend waren om het aantal personen waarom het ging te vermoorden en dat hij gaskamers moest bouwen waar 2.000 mensen in een keer in konden en dus kon zijn programma van uitroeïng pas redelijk laat in 1941 op gang komen en u hebt gezien dat uw assistent en geloofwaardige vriend Puhl zegt dat in 1942 deze zendingen van de SS begonnen binnen te komen?
FUNK: Nee, ik weet niets over de datum. Ik weet niet wanneer die dingen gebeurden. Ik had er niets mee te maken. Het is voor mij volkomen nieuw dat de Reichsbank in die mate bij die zaken betrokken was.
Mr. DODD: Dan neem ik aan dat u wilt vasthouden aan de absolute ontkenning dat u op enig moment ook maar iets hebt geweten over die transacties met de SS of het verband met de slachtoffers in de concentratiekampen. Na het zien van deze film, na het aanhoren van Puhl’s verklaring, ontkent u pertinent ook maar iets te hebben geweten?
FUNK: Alleen voor zover datgene wat ik hier heb genoemd.
Mr. DODD: Dat begrijp ik; er werd ooit goud in depot gegeven, maar niet meer dan dat. Dat is uw verklaring. Laat me u iets vragen, meneer Funk .....
FUNK: Ja, dat deze dingen steeds weer gebeurden is volkomen nieuw voor mij.
Mr. DODD: Goed. U weet dat u bij tenminste een gelegenheid, en mogelijk bij twee, instortte en in huilen uitbarstte toen u werd ondervraagd, dat herinnert u zich en u hebt echt gezegd dat u schuldig was; daar hebt u gisteren een uitleg voor gegeven. U herinnert zich uw tranen. Ik vraag u nu; ik weet zeker dat het zo is. Ik probeer hier de basis te leggen voor nog een vraag. U herinnert zich wat er gebeurde?
FUNK: Ja.
Mr. DODD: En u zei: “Ik ben een schuldig man.” U hebt ons gisteren verteld dat u zich wat ongemakkelijk voelde over de algemene situatie. Ik leg u voor dat het een feit is dat deze kwestie waarover we het sinds gisteren hebben, altijd al uw geweten heeft bezwaard en in uw gedachten is geweest, het is een last voor u geweest vanaf uw gevangenname? Wordt het geen tijd dat u ons het hele verhaal verteld?
FUNK: Ik kan het Tribunaal niet meer vertellen dan ik al heb gedaan, dat is de waarheid. Laat de heer Puhl voor God de verantwoording maar nemen voor wat hij in zijn verklaring heeft gezegd; ik ben verantwoordelijk voor wat ik hier heb gezegd. Het is volkomen duidelijk dat de heer Puhl nu probeert de schuld op mij af te schuiven en zich vrij te pleiten. Als hij jarenlang die dingen voor de SS heeft gedaan is dat zijn schuld en zijn verantwoordelijkheid. Ik heb maar twee of drie keer met hem over die zaken gesproken, ik bedoel over de dingen die ik hier heb genoemd.
Mr. DODD: U probeert de schuld bij Puhl te leggen, niet waar?
FUNK: Nee. Hij maakt mij de verwijten en dat bestrijd ik.
Mr. DODD: Het probleem is hier dat er bloed kleefde aan dat goud, niet waar en u wist dat sinds 1942? FUNK: Dat begrijp ik niet.
Mr. DODD: Nou, ik wil u nog een of twee vragen stellen over twee korte documenten. Het zal niet lang duren. U hebt het Tribunaal gisteren verteld dat u niets te maken had met plunderingen van de bezette gebieden. Weet u wat de Roges was?
FUNK: Ja, ik weet niet tot in detail wat zij deden. Ik weet alleen dat het een organisatie was die voor diverse Rijksafdelingen officiële aankopen deed.
Mr. DODD: Deze Roges kocht in Frankrijk op de zwarte markt met de overschotten van het fonds voor de bezettingskosten, niet waar?
FUNK: Ik was tegen dit soort aankopen op de zwarte markt.
Mr. DODD: Ik vraag u niet of u er voor of tegen was. Ik vroeg gewoon of het waar is dat zij dat deden.
FUNK: Dat weet ik niet.
Mr. DODD: Goed. U kunt beter even kijken naar document 2263-PS dat geschreven is door een van uw medewerkers, Dr. Landfried die u gevraagd hebt hier te getuigen en van wie u een vragenlijst hebt. Dit is een brief gedateerd 6 juni 1942 en gericht aan de Chef van het OKW, Bestuursafdeling:
“In antwoord op mijn brief van 25 april 1942,” – et cetera – werd mij door het OKW 100 miljoen Reichsmark uit het fonds Bezettingskosten ter beschikking gesteld. Dit bedrag is op 10 miljoen na al besteed, omdat de eisen van Roges (Handelsmaatschappij in Grondstoffen) te Berlijn voor het verkrijgen van goederen op de zwarte markt in Frankrijk zeer hoog waren. Om te voorkomen dat de stroom aankopen, die worden gedaan in het belang van de voortzetting van de oorlog stagneert, moeten meer middelen uit het bezettingsfonds beschikbaar worden gesteld. Volgens informatie van Roges en van de economische afdeling van de Militärverwaltung in Frankrijk is er per dag tenminste 30 miljoen Reichsmark in Franse francs nodig voor dergelijke aankopen.”
“Omdat er volgens informatie van Roges een stijging van het aantal aankopen moet worden verwacht, zal het niet voldoende zijn de resterende 100 miljoen Reichsmark ter beschikking te stellen volgens mijn brief van 25 april 1942, maar daar bovenop zal een aanvullend bedrag van 100 miljoen Reichsmark noodzakelijk zijn.”
Er blijkt heel duidelijk uit die brief, geschreven door uw medewerker Landfried dat Roges, dat door uw Ministerie was opgezet, in Frankrijk betrokken was bij zwarte handel met geld dat van de Fransen was afgeperst door buitensporig hoge bezettingskosten, niet waar?
FUNK: Dat Roges dergelijke aankopen deed is waar. Deze zaken zijn hier al behandeld in verband met orders en richtlijnen die het Vierjarenplan uitvaardigde voor aankopen op de zwarte markt. Dit zijn echter aankopen die zijn geregeld en goedgekeurd door de staatsorganisatie. Waar we in het bijzonder tegen streden waren de ongelimiteerde aankopen op de zwarte markt. Ik heb gisteren al opgemerkt dat ik er uiteindelijk in slaagde een richtlijn van de Reichsmarschall te krijgen volgens welke alle aankopen op de zwarte markt moesten worden gestaakt omdat natuurlijk door deze aankopen goederen aan de wettige markten werden onttrokken.
Mr. DODD: Dat hebt u ons gisteren verteld. Dat was in 1943. Er was in die tijd in Frankrijk niet veel overgebleven op de zwarte of de witte of welke markt dan ook, niet waar? Dat land was tegen die tijd vrijwel leeggeroofd, zoals uit de brieven blijkt.
FUNK: Ik meen dat er in 1943 nog steeds een heleboel uit Frankrijk kwam. Er was een voortdurende productie in Frankrijk en die was aanzienlijk. De officiële Franse statistieken tonen aan dat er zelfs in 1943 grote hoeveelheden van de totale productie naar Duitsland gingen. Deze hoeveelheden waren niet veel minder dan in 1941 en ’42.
Mr. DODD: Goed, in ieder geval wil ik u ook iets laten zeggen over Rusland omdat ik begrepen heb dat u gisteren zei dat u daar niet veel mee te maken had. Schlotterer was uw man die was aangesteld om met Rosenberg samen te werken, niet waar?
FUNK: Direct aan het begin heb ik Ministerialdirektor Schlotterer aan Rosenberg toegevoegd zodat er maar een economische afdeling, de bevoegde afdeling voor de Minister voor de bezette gebieden in het Oosten in Rusland actief zou zijn en geen twee.
Mr. DODD: Dat is alles wat ik wil weten. Hij werd benoemd. En hij nam deel aan het programma voor het weghalen uit Rusland van machines, materialen en goederen – en dat ging geruime tijd door; u wist ervan.
FUNK: Nee, dat is niet waar. De man had die taak niet. Deze transacties werden behandeld door het Wirtschaftsamt Ost dat meen ik onder het Vierjarenplan viel. Voor zover ik weet werden deze transacties niet behandeld door Minister Rosenberg en zeker niet door het Ministerie van Economische Zaken.
Mr. DODD: Het is bij diverse gelegenheden steeds weer een ander verhaal. Ik denk dat het het beste is uw eigen verhoor voor te lezen. Op 19 oktober 1945 bent u hier in Neurenberg verhoord. U werd deze vraag gesteld:
“En een onderdeel van het plan was om machines, materialen, en goederen uit Rusland weg te halen en naar Duitsland over te brengen, niet waar?
En u antwoordde:
“Ja, zeer zeker maar ik had er geen deel aan. Maar het gebeurde in elk geval.
De volgende vraag:
“Ja, en u nam zelf deel aan het overleg over deze plannen en ook uw vertegenwoordiger, Dr. Schlotterer?
“Ik heb daar zelf geen deel aan had gehad.
Vraag: “Maar in dat verband gaf u Dr. Schlotterer vrijheid van handelen?
Antwoord: “Ja; Schlotterer vertegenwoordigde mij bij economisch vraagstukken op het Ministerie van Rosenberg.
FUNK: Nee, dat is niet waar. Deze getuigenis is zeer verwarrend omdat Schlotterer bij het Ministerie van Rosenberg ging werken. Hij werd hoofd van de economische afdeling daar. Deze getuigenis is ook niet waar in die zin dat we zeker meer machines naar Rusland stuurden dan dat we er weg haalden. Toen onze troepen Rusland binnentrokken was alles vernield en om de economie weer op gang te krijgen moesten we grote hoeveelheden machines en goederen naar Rusland sturen.
Mr. DODD: Bedoelt u te zeggen dat u de antwoorden die ik zojuist heb voorgelezen niet gegeven hebt toen u werd ondervraagd?
FUNK: Die antwoorden zijn niet juist.?
Mr. DODD: Weet u, het is heel interessant dat u ons gisteren vertelde dat de antwoorden op de vragen die Majoor Gans u stelde, niet juist zijn. Ik legde u gisteren een andere vragenlijst voor en u zei dat die niet juist was. Nu heeft een derde man u ondervraagd en u zegt dat dat ook niet correct is.
FUNK: Nee, wat ik heb gezegd is fout.
Mr. DODD: Jawel, daar heb ik het natuurlijk over.
FUNK: Dat is fout.
Mr. DODD: Ik zal dat verhoor als bewijsmateriaal indienen; het is niet in een vorm waarin het kan worden ingediend maar ik zou het graag wat later, met toestemming van het Tribunaal, willen indienen.
De PRESIDENT: Als u dat doet, wilt u ons dan inlichten over het nummer en zo?
Mr. DODD: Dat zal ik doen. Ik heb verder geen vragen.
De PRESIDENT: Wenst een van de andere aanklagers een verhoor af te nemen?

STAATSRAAD M. Y. RAGINSKY (Assistent Aanklager namens de U.S.S.R.): Na het kruisverhoor van Mr. Dodd wil ik een paar aanvullende vragen stellen.
Beklaagde Funk, u verklaarde gisteren dat uw Ministerie ten tijde van de aanval op de Sovjet Unie zeer beperkte bevoegdheden had en dat u geen minister was in de ware zin van het woord. In dit verband wil ik u een paar vragen stellen betreffende de structuur van het Ministerie van Economische Zaken. Vertelt u mij, bent u bekend met het boek van Hans Quecke, getiteld: “Das Reichswirtschaftsministerium? ” Kent u dit boek?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: U kent het niet? Is de naam Hans Quecke u bekend?
FUNK: Hans Quecke?
Mr. RAGINSKI: Ja, Hans Quecke. Hij was adviseur op het Ministerie van Economische Zaken.
FUNK: Quecke was Ministerialdirektor in het Reichswirtschaftsministerium.
Mr. RAGINSKI: En hij kende natuurlijk de structuur van het Ministerie en haar functies. Heb ik het goed?
FUNK: Zeker. Hij moet daarvan hebben geweten.
Mr. RAGINSKI: Ik presenteer dit boek aan het Tribunaal als bewijsmateriaal, bewijsstuk USSR-451 en u, beklaagde, zult een fotostatische afdruk van het gedeelte van dit boek krijgen zodat u mij kunt volgen. Wilt u het open slaan op pagina 65, de laatste alinea. Hebt u de passage in kwestie gevonden?
FUNK: Ik heb het nog niet gevonden. Ik zie alleen maar …..
Mr. RAGINSKI: Pagina 65, laatste alinea op de pagina.
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Hebt u het nu?
FUNK: De structuur van het Reichswirtschaftsministerium?
Mr. RAGINSKI: Die vermeldt de structuur van het Ministerie van Economische Zaken per 1 juli 1941. Uw permanente vertegenwoordiger was een zekere Dr. Landfried. Is dat dezelfde Landfried wiens verklaring door de Aanklager is ingediend?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Ik moet u vragen de tekst te volgen:
“Landfried had een bijzondere afdeling onder zich die belast was met fundamentele kwesties van de aanvoer van grondstoffen voor de militaire economie.
Beklaagde Funk, ik vraag u …..
FUNK: Een moment. Waar staat dat?
Mr. RAGINSKI: Het staat in sectie 2, deel II. Hebt u het gevonden?
FUNK: Nee, er staat hier niets over oorlogseconomie. Ik zie niets over oorlogseconomie. Auslands-Organisation ...
Mr. RAGINSKY: Deel II, Subparagraaf 2.
FUNK: Er staat hier niets over oorlogseconomie.
Mr. RAGINSKI: Ik zal de hele alinea voor het verslag voorlezen. We komen vanzelf op de Auslands-Organisation.
FUNK: Dit is een bijzondere sectie.
Mr. RAGINSKI: Ja, een bijzondere sectie.
FUNK: Direct ondergeschikt aan de staatssecretaris staat hier sectie S, bijzondere sectie, fundamentele kwesties van de aanvoer van grondstoffen, fundamentele kwesties van de oorlogseconomie, fundamentele kwesties van……..
Mr. RAGINSKI: Het is juist die oorlogseconomie waar ik het over wil hebben. Hij was ook belast met het fundamentele marktbeleid en economische kwesties in de grensgebieden.
Het ministerie bestond uit vijf hoofdafdelingen. Klopt dat?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: De derde hoofdafdeling stond onder leiding van Schmeer? Klopt dat?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: U had een bijzondere afdeling, genaamd “Eliminatie van Joden uit het economische leven.” Dat was in 1941? Klopt dat?
FUNK: Ja, dat was de tijd waarin we ons met die zaken bezig hielden; op die afdeling werden de regelingen voor het uitvoeren van die order behandeld. Die hebben we gisteren uitgebreid besproken.
Mr. RAGINSKI: Beklaagde Funk, ik verzoek u de tekst te volgen: “De vierde hoofdafdeling stond onder leiding van Mini¬sterialdirektor Dr. Klucki en deze afdeling had de leiding over de banken, het geldverkeer, kredieten en verzekeringsaangelegenheden. “Is dat juist?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Ik neem aan dat u de structuur van uw eigen ministerie kent en we hoeven geen tijd te verknoeien in verdere discussies. U moet weten dat de vijfde hoofdafdeling onder leiding stond van staatssecretaris Von Jagwitz. Dit departement was belast met bijzondere economische kwesties in verschillende landen. De vijfde sectie van dit departement hield zich bezig met vraagstukken van militair-economische aard in verband met buitenlandse economie. Heb ik het goed?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Dezelfde afdeling hield zich bezig met zowel bijzondere buitenlandse betalingen als met geblokkeerde tegoeden….
FUNK: Ik begrijp het niet. Dit is de afdeling Buitenlandse handel. Die hield zich alleen bezig met de technische uitvoering van de export.
Mr. RAGINSKI: Neemt u de sectie die zich bezig houdt met vreemde valuta. Hebt u de passage gevonden?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: U hebt gezien dat die zich bezig hield met geblokkeerde tegoeden. Was u eigenlijk gebonden aan de bestaande samenwerking tussen uw ministerie en het Bureau Buitenland van de NSDAP? Is mijn vraag u duidelijk?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: En uw ministerie had een speciale afdeling die zich met die zaken bezig hield?
FUNK: Alleen deze afdeling. Dat kan op de volgende manier worden uitgelegd. Onderstaatsecretaris Von Jagwitz, die aan het hoofd van die hoofdafdeling stond was ook actief in de Auslands-Organisation. Hij had een verbindingskantoor voor zichzelf gevormd binnen het ministerie om economische vraagstukken te behandelen die bij het ministerie terecht kwamen – bij die afdeling, het departement export en het departement buitenland – via de Auslands-Organisation. Dit ging alleen Von Jagwitz aan die op hetzelfd moment ook actief was in de Auslands-Organisation en er een verbindingskantoor op na hield.
Mr. RAGINSKI: We moeten het dus zo zien dat de afdeling Buitenlandse politiek bijzondere economische functies in het buitenland had en dat die in die zin samenwerkte met uw ministerie? Is dat juist?
FUNK: Nee, dat is niet juist.
Mr. RAGINSKI: Waarom bestond dit departement dan?
FUNK: Het was geen departement, maar de onderstaatssecretaris Von Jagwitz was op hetzelfde moment ook actief in de Auslands-Organisation. In wat voor functie weet ik niet. Hij was actief in de Auslands-Organisation tot hij door de Reichsmarschall in het ministerie werd opgenomen. Daarna vormde hij een soort verbindingskantoor tussen zijn afdeling en de Auslands-Organisation. Anders gezegd, regelmatig kwamen er economen uit het buitenland die lid waren van de Auslands-Organisation van de NSDAP naar Berlijn; deze mensen kwamen naar onderstaatssecretaris Von Jagwitz en bespraken hun zaken met hem, brachten verslag uit over hun ervaringen en kennis van vreemde landen. Meer weet ik er niet van.
Mr. RAGINSKI: U wilt ons ervan overtuigen dat dit een persoonlijk initiatief van Von Jagwitz was en dat u er als minister niets van afwist?
FUNK: Zeker wist ik er van af. Hij deed het met mijn medeweten, met mijn medeweten en toestemming …
Mr. RAGINSKI: Wilt alstublieft de tekst volgen en u kunt beter luisteren naar wat ik te zeggen heb. Ik lees de laatste alinea en die luidt:
“Aan de Hoofdafdeling V is toegevoegd het bureau van de Auslands-Organisation bij het Reichswirtschaftsministerium. Dit bureau garandeert de samenwerking tussen het ministerie en de Auslands-Organisation van de Nazi Partij.”
Dit betekent dat er geen melding wordt gemaakt van enig persoonlijk initiatief van Von Jagwitz, zoals u ons wilt doen geloven, maar deze afdeling was in feite een onderdeel van uw ministerie. Hebt u de passage gevonden?
FUNK: Ja. De heer Von Jagwitz had dit kantoor en dat was in feite voor hem gereserveerd. Het was een verbindingskantoor voor samenwerking met de Auslands-Organisation, wat in veel gevallen een volkomen normale procedure was. Ik zie niet in waarom dit ongewoon of misdadig moet zijn.
Mr. RAGINSKI: We komen in een later stadium op die vraag terug. Meneer de President, ik zou op een ander onderwerp wilen overgaan. Zou het goed zijn om nu een korte pauze te houden? Ik heb nog maar een paar vragen te stellen.
De PRESIDENT: Prima; ik schors de zitting.

Definitielijst

capitulatie
Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
Endlösung
Eufemistische term, letterlijk eindoplossing, waarbij met oplossing bedoeld werd de oplossing voor het Jodenprobleem zoals dat door de nationaal-socialisten was geconstateerd. De Endlösung zou uiteindelijk vorm krijgen in de pogingen van de nazi's om het gehele Joodse volk in Europa uit te roeien in speciaal daarvoor ingerichte vernietigingskampen.
Geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
USSR
Unie van Socialistische Sovjet Republieken, ook wel Sovjet-Unie genoemd. Federatie van republieken tijdens de communistische periode van Rusland.
Vierjarenplan
Duits economisch plan dat gericht was op alle sectoren van de economie waarbij de vastgestelde productiedoelen in 4 jaar gehaald moeten worden.

Afbeeldingen

Walter Funk

Ochtendzitting 2

Mr. RAGINSKI: U zei gisteren dat u gevolmachtigde voor Economie was maar geen gevolmachtigde in de ware zin van het woord. Schacht was de echte gevolmachtigde en u maar een “tweede rangs.” Herinnert u zich uw artikel, getiteld: “Economische en Financiële mobilisatie?” Herinnert u zich wat u destijds schreef?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: Nou, we gaan geen tijd verknoeien met die vraag. Ik zal u eraan herinneren. Ik dien bij het Tribunaal als bewijsmateriaal in document USSR-452, bewijsstuk USSR-452, een artikel door Funk, gepubliceerd in 1939 in het maandblad “Der Schulungsbrief” van de NSDAP en het DAF.
(tot de beklaagde): U schreef destijds:
“Als gevolmachtigde voor Economie, benoemd door de Führer moet ik ervoor zorgen dat gedurende de oorlog alle krachten van de natie gebundeld zijn, ook uit economisch oogpunt.”
Hebt u die passage gevonden?
FUNK: Ja, ik heb hem gevonden.
Mr. RAGINSKI: Verderop schreef u:
De bijdrage van de economie aan de grootse doelen van de Führer vereist niet alleen een sterke en verenigde sturing van alle politieke en economische maatregelen maar bovenal ook een nauwkeurige coördinatie. De industrie, voeding, land- en bosbouw, de houtindusrie, buitenlandse handel, transport, mankracht, het reguleren van lonen en prijzen, financiën, kredieten; alles moet worden gecoördineerd zodat het hele economische potentieel wordt ingezet voor de verdediging van het Reich. Teneinde deze taak uit te voeren zijn de autoriteiten in het Reich, belast met de leiding over deze sectoren onder mijn gezeg geplaast in mijn hoedanigheid van gevolmachtigde voor Economie.”
Bevestigt u dat u dit in 1939 letterlijk schreef?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Is de vraag u niet duidelijk?
De PRESIDENT: Hij heeft al ja gezegd.
FUNK: Ik zei ja. Zeker heb ik dat geschreven.
Mr. RAGINSKI: U bevestigt het. U weet van de kwestie in 1941, het zogeheten Groene Dossier van Göring? Het is hier voor het verslag voorgelezen. Dat zijn richtlijnen voor de sturing van de economie, of liever gezegd richtlijnen voor de plundering van de bezette gebieden in de U.S.S.R. Hoe hebt u persoonlijk deel gehad aan de voorbereiding van deze richtlijnen?
FUNK: Dat weet ik niet. Ik weet niet meer of ik er wel of geen deel aan had.
Mr. RAGINSKI: U herinnert het zich niet? Hoe is het mogelijk dat deze documenten zonder u werden voorbereid, u als Reichswirtschaftsminister, President van de Reichsbank en Gevolmachtigde voor Economie en de wapenindustrie?
FUNK: Allereerst, destijds was ik niet langer Gevolmachtighde voor Economie. Ik ben nooit gevolmachtigde voor de wapenindustrie geweest. De bevoegdheden van de Gevolmachtigde voor Economie werden kort na het begin van de oorlog overgedragen aan de Gedelegeerde voor het Vierjarenplan. Dat is al herhaaldelijk bevestigd en benadrukt en wat ik destijds persoonlijk deed betreffende de economie in de bezette gebieden in het Oosten kan alleen maar zeer, zeer weinig zijn geweest. Ik herinner me het niet meer omdat het bestuur over de economie in de bezette gebieden in het Oosten de Wirtschaftsstab Ost en de Gedelegeerde voor het Vierjarenplan onder zich had en die afdeling werkte natuurlijk samen met Rosenberg’s ministerie voor de bezette gebieden in het Oosten. Zelf herinner ik me alleen maar, zoals ik gisteren heb gezegd, dat in de loop der tijd het Ministerie van Economische Zaken individuele zakenlieden, kooplui uit Hamburg, uit Keulen en zo naar Rusland stuurde om particuliere activiteiten in de bezette gebieden in het Oosten te ontplooien.
Mr. RAGINSKI: Ja, we hebben al gehoord met welke “activiteiten” u zich bezig hield. U vertaalt “plundering” met “particuliere economische activiteiten.” Herinnert u zich de conferentie in Praag van december 1941, de bijeenkomst van de economische oganisaties – of moet ik u eraan herinneren.
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: Niet nodig?
FUNK: Tijdens mijn ondervraging werd door Generaal Alexandrow mijn aandacht op deze toespraak gevestigd en ik heb hem toen al verteld dat er een onjuist krantenartikel over mij bestond dat ik later of na een poosje heb laten rectificeren.
Mr. RAGINSKI: Een moment, beklaagde Funk. U loopt iets op de dingen vooruit. U weet nog niet wat ik u ga vragen. Luistert u eerst naar mij en geeft u dan antwoord. U hebt het Tribunaal gezegd dat u nooit een bijeenkomst van Hitler hebt bijgewoond waar de politieke en economische doelstellingen van de aanval op Rusland werden besproken, dat u niet wist van enige bedoeling of geopperde plannen van Hitler voor de gebiedsmatige amputate van de Sovjet Unie, en toch hebt u in uw verklaring gezegd dat ”het Oosten zal de toekomstige kolonie van Duitsland zijn.” Duitsland’s koloniale gebied. Zei u dat het Oosten de toekomstige kolonie van Duitsland zou zijn?
FUNK: Nee, dat heb ik tijdens mijn verhoor ontkend. Ik zei direct nadat mij dit was voorgelegd dat ik het over de oude Duitse koloniale gebieden had. Generaal Alexandrov kan dat bevestigen. Hij ondervroeg mij destijds.
Mr. RAGINSKI: Ik ben niet van plan om Generaal Alexandrov als getuige op te roepen. Ik vraag u alleen maar of u het hebt gezegd, is het genoteerd zoals het gezegd is?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: U zei dat u er niet aan herinnerd hoefde te worden, maar dat is net datgene wat u in uw toespaak noemde en ik ga letterlijk uit die rede citeren:
“De uitgestrekte gebieden in de Oost-Europese regio met de grondstoffen die nog niet aan Europa ter beschikking staan, zullen het veelbelovende koloniale gebied van Europa worden.”
En precies wat voor Europa besprak u in 1941 en welke voormalige Duitse gebieden wilde u het Tribunaal noemen? Dat vraag ik u.
FUNK: Dat heb ik niet gezegd. Ik zei dat ik het niet had over koloniale gebieden, maar over de oude kolonies van Duitsland. (in Afrika, Vert.)
Mr. RAGINSKI: Ja, maar we hebben het hier niet over oude gebieden; we hebben het over nieuwe gebieden die u eerst wilde veroveren.
FUNK: Het gebied was al veroverd. Dat hoefden we niet te veroveren. Dat was al door Duitse troepen veroverd.
Mr. RAGINSKI: Nee, het was niet bekend dat die waren veroverd, omdat u zich daar al uit terugtrok.
U zei dat u president was van de Continental Oil Company. Deze onderneming was opgericht voor de exploitatie van de olievelden in de bezette Oostelijke gebieden, in het bijzonder in de streken rond Grozny en Bakoe. Antwoordt u alstublieft met ja of nee.
FUNK: Niet alleen in de bezette gebieden in het Oosten – deze onderneming hield zich bezig met de olie industrie in heel Europa. Het is begonnen met de Roemeense oliebelangen en naarmate Duitse troepen gebieden bezetten waar zich olievoorraden bevonden kreeg die firma, een onderdeel van het Vierjarenplan, van de diverse economische afdelingen, later door de wapenindustrie, opdracht in deze gebieden de olie te winnen en de verwoeste olie installaties te herstellen. De firma had een omvangrijk herbouwprogramma. Zelf was ik president van de adviesraad en ik hield me voornamelijk bezig met de financiering van alleen die onderneming.
Mr. RAGINSKI: Dat heb ik al gehoord. U hebt mijn vraag nog niet beantwoord. Ik vroeg u of deze onderneming tot doel had: de exploitatie van de oliebronnen bij Grozny en Bakoe. Vormden de oliebronnen in de Kaukasus het basiskapitaal van de Continental Oil Company?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: Nee? Ik ben tevreden met uw antwoord.
FUNK: Dat is niet juist. We hadden de Kaukasus nog niet veroverd en daarom kon de Continental Oil Company niet actief zijn in de Kaukasus. Mr. RAGINSKI: Goed. Maar Rosenberg had destijds al een rapport opgesteld over de verovering en de exploitate van de Kaukasus. Herinnert u zich dat hier, voor het Tribunaal een transcript is voorgelezen van de notulen van een bijeenkomst, op 6 augustus 1942 gehouden in het kantoor van Göring met de Rijkscommissarissen van de bezette gebieden? Herinnert u zich die vergadering?
FUNK: Ja.
Mr. RAGINSKI: Hebt u deelgenomen aan die vergadering?
FUNK: Dat weet ik niet. Hadden ze het bij die vergadering over de olievelden in de Kaukasus. Dat weet ik niet.
Mr. RAGINSKI: Nee, daar wil ik nu nog niets over zeggen. Ik stel u een vraag en u geeft antwoord. Ik vroeg u: “Hebt u deelgenomen aan die vergadering”?
FUNK: Ik kan het me niet herinneren. Dat kan heel goed.
Mr. RAGINSKI: U herinnert het zich niet?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: In dat geval zal u een document getoond worden. Dat is al bij het Tribunaal ingediend en hier voor het verslag voorgelezen. Het is bewijsstuk USSR-170 en is al voorgelegd. Zoals vermeld werden tijdens die vergadering de meest effectieve maatregelen voor de economische uitbuiting van de bezette gebieden in de U.S.S.R., Polen, Tsjechoslowakije Joegoslavië en andere landen besproken. Op die vergadering richtte Göring zich tot u. Herinnert u zich of u wel of niet bij die vergadering aanwezig was?
FUNK: Ja, inderdaad; dat herinner ik me. Maar wat Göring mij toen vertelde betrof het feit dat wij daar, lang nadat de Russische gebieden waren veroverd, zakenlieden heen stuurden om goederen naar die gebieden te brengen waar de bevolking belangstelling voor kon hebben. Er staat hier bijvoorbeeld: “Er moeten zakenlieden naartoe worden gestuurd. .... Die moeten we naar Venetië sturen en daar goederen op laten kopen om die in de bezette Russische gebieden weer te verkopen.”
Dat is wat Göring mij bij die gelegenheid vertelde. Tenminste, dat valt hier te lezen.
Mr. RAGINSKI: Daar vroeg ik u niet naar, beklaagde Funk. Was u bij die vergadering aanwezig of niet? Kunt u die vraag niet beantwoorden?
FUNK: Natuurlijk. Omdat Göring het tegen mij had, moet ik daar geweest zijn. Dat was op 7 augustus 1942.
Mr. RAGINSKI: Beklaagde Funk, u hebt hier antwoord gegeven op bepaalde vragen van Mr. Dodd betreffende de toename van de goudreserves van de Reichsbank; ik zou u de volgende vraag willen stellen: U hebt gezegd dat de goudreserves van de Reichsbank alleen maar toenamen met de goudreserves van de Nationale Bank van België; maar wist u niet dat er 23.000 kilo goud was gestolen uit de Nationale Bank van Tsjechoslowakije en overgebracht naar de Reichsbank?
FUNK: Ik wist niet dat dat gestolen was.
Mr. RAGINSKI: Wat weet u dan wel?
FUNK: Ik heb hier gisteren uitdrukkelijk gezegd dat de goudreserves voor het grootste deel waren toegenomen door de overname van het goud van de Nationale Bank van Tsjechoslowakije en de Nationale Bank van België. Ik heb het gisteren in het bijzonder gehad over de Nationale Bank van Tsjechoslowakije.
Mr. RAGINSKI: Ja, maar ik vraag u niet naar de Nationale Bank van België maar naar de Nationale Bank van Tsjechoslowakije.
FUNK: Ja, ik noemde die gisteren. Dat zei ik gisteren .....
De PRESIDENT: Hij heeft dat net gezegd. Hij zei dat hij het heeft gehad over de Tsjechoslowaakse goudreserves.
Mr. RAGINSKI: Meneer de President, hij noemde Tsjechoslowakije gisteren niet en ik stel hem vandaag dezelfde vraag. Maar als hij deze vraag bevestigend beantwoord zal ik hem niet verder over deze kwestie ondervragen omdat hij het heeft toegegeven.
(tot de beklaagde): Ik kom nu aan de volgene kwestie, de kwestie Joegoslavië. Op 14 april 1941, voorafgaand aan de totale bezetting van Joegoslavië vaardigde de opperbevelhebber van het Duitse leger een richtlijn uit voor de bezette gebieden in Joegoslavië. Dat is bewijsstuk USSR-140; dat is al bij het Tribunaal ingediend. Alinea 9 van deze richtlijn legt de verplichte Joegoslavische wisselkoers vast – 20 Dinar tegen 1 Duitse Reichsmark. Dezelfde verplichte wisselkoers, die voor de Joegoslavische dinar was vastgesteld, werd ook vastgesteld voor de Rijkskredietnota’s, uitgegeven door het Rijksinstituut voor Buitenlandse valuta. Deze valutamaatregel stelde de Duitse invallers in staat om tegen een zeer laag tarief diverse goederen zowel als andere waardeartikelen uit Joegoslavië uit te voeren. Gelijksoortige operaties vonden in alle bezette gebieden in het Oosten plaats en ik vraag u: Geeft u toe dat dergelijke operaties enkele van de middelen waren voor de economische plundering van de bezette gebieden in het Oosten?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: Goed.
FUNK: Dat hangt af van het verband tussen de wisselkoersen. In sommige gevallen, in het bijzonder in het geval van Frankrijk, protesteerde ik tegen die onderwaardering ....
Mr. RAGINSKI: Neemt u mij niet kwalijk, beklaagde Funk. U hebt het al over Frankrijk gehad en ik wil niet onnodig beslag leggen op de tijd van het Tribunaal. Ik denk dat u beter mijn vraag kunt beantwoorden.
FUNK: Op het moment weet ik niet wat de wisselkoers tussen de Dinar en de Mark destijds was. In het algemeen, voor zover ik er iets mee te maken had – ik heb die richtlijn niet opgesteld; die kwam van de Minister van Financiën en van de strijdkrachten – voor zover ik er iets mee te maken had, heb ik er altijd op aangedrongen dat de koers niet teveel zou afwijken van de bestaande koers die was gebaseerd op de koopkracht. Natuurlijk moesten er Rijkskredietnota’s bij de troepen worden ingevoerd want anders hadden we speciale vorderingsbewijzen moeten invoeren en dat zou veel slechter zijn geweest dan de invoering van een officieel betaalmiddel, zoals nu in Duitsland door de Geallieerden wordt gedaan want het werken met vorderingsbewijzen is veel nadeliger en slechter voor de bevolking en het hele land dan het werken met een erkend betaalmiddel. We hebben die Rijkskredietnota’s zelf ontwikkeld.
Mr. RAGINSKI: Met andere woorden, u wilt zeggen dat u er niets mee te maken had en dat de hele kwestie berustte bij het Ministerie van Financiën. Vertelt u mij dan alstublieft, bent u op de hoogte van de verklaringen, afgelegd door uw assistent Landfried wiens verklaring door uw verdediger is ingediend? U zult zich herinneren dat Landfried heel iets anders heeft verklaard en bevestigd. Hij zei dat bij de vaststelling van de wisselkoersen in de bezette gebieden uw stem de defintieve en doorslaggevende was. Bent u het oneens met die verklaring?
FUNK: Toen deze koersen werden vastgesteld werd ik natuurlijk, als President van de Reichsbank geraadpleegd en zoals door ieder document wordt bevestigd was ik er altijd voorstander van dat de nieuwe koersen zo dicht mogelijk bij de oude, gebaseerd op koopkracht zouden liggen, anders gezegd geen onderwaardering.
Mr. RAGINSKI: Met als gevolg dat de verplichte wisselkoersen in de bezette gebieden werden vastgesteld met uw medeweten en volgens uw instructies?
FUNK: Niet op basis van mijn richtlijnen, mij werd slechts om advies gevraagd.
Mr. RAGINSKI: Uw advies?
FUNK: Ik moest mijn goedkeuring geven. Anders gezegd, het Reichsbankdirektorat gaf formeel toestemming maar ....
Mr. RAGINSKI: Ik ben tevreden met uw antwoord. Ik ga nu naar de volgende vraag. Op 29 mei 1941 gaf de opperbevelhebber in Servië een order uit betreffende de Nationale Bank van Servië, welke order al is ingediend als bewijsstuk USSR-135. Door deze order werd de Nationale Bank van Joegoslavië geliquideerd en het totale bezit van de bank werd verdeeld tussen Duitsland en haar satelleten. In plaats van de Nationale Bank van Joegoslavië werd een fictieve zogenaamde Nationale Bank van Servië opgericht waarvan de directeuren werden benoemd door de Duitse Gevolmachtigde voor de Nationale Economie in Servië. Vertelt u mij, weet u wie die Gevolmachtigde voor de Nationale Economie in Servië was?
FUNK: Dat was waarschijnlijk Consul-generaal Franz Neuhausen, de vertegenwoordiger van het Vierjarenplan.
Mr. RAGINSKI: Ja, het was Franz Neuhausen. Was hij een medewerker op het Ministerie van Economische Zaken?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: Hij heeft nooit op dat ministerie gewerkt?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: Hij heeft daar nooit gewerkt?
FUNK: Nee, hij heeft nooit op het Ministerie van Economische Zaken gewerkt.
Mr. RAGINSKI: Was hij een medewerker van Göring?
FUNK: Ja, dat is juist.
Mr. RAGINSKI: Nou, hij was een medewerker van Göring. Geeft u toe dat dergelijke bijzondere monetaire operaties, als gevolg waarvan de Joegoslavische regering en haar burgers van enkele miljoenen dinars werden beroofd, niet konden worden uitgevoerd zonder uw deelname en zonder de samenwerking tussen de verschillende departementen onder uw gezag?
FUNK: Ik ken de richtlijnen, volgens welke de liquidatie werd uitgevoerd en de nieuwe Nationale Bank van Servië opgericht, niet tot in detail maar het spreekt voor zich dat de Reichsbank deel had aan een dergelijke transactie.
Mr. RAGINSKI: Ik wil u nog twee vragen stellen. Samen met de onverhulde plundering, bestaande uit confiscaties en invorderingen die de Duitse invallers in de bezette gebieden van Oost-Europa uitvoerden, buitten zij deze landen ook uit tot aan de grens van hun economische bronnen door de toepassing van diverse wisselkoersen en economische maatregelen zoals devaluatie van de munteenheid, in beslagname van banken, het kunstmatig verlagen van lonen en prijzen en daarmee de economische plundering van de bezette landen voortzettend. Geeft u toe dat juist dit het beleid van Duitsland in de bezette gebieden van Oost-Europa was?
FUNK: Nee.
Mr. RAGINSKI: U geeft dat niet toe?
FUNK: Op geen enkele manier.
Mr. RAGINSKI: Ik dien nu bij het Tribunaal in document USSR-453. Dit is een nieuw document bestaande uit notities van een vergadering op 22 april 1943 belegd door de Rijkscommissaris voor de vaststelling van prijzen. Deskundigen op het gebied van prijzen uit alle bezette gebieden woonden deze vergadering bij. Ik zal nu enkele passages uit dit document voor het verslag voorlezen. Op pagina 2 staat:
“Het aantal van 5½ miljoen buitenlandse arbeiders bestaat uit 1½ miljoen krijgsgevangenen en 4 miljoen burgerarbeiders.” Het document luidt verder:
"1.200.000 uit het Oosten, 1.000.000 uit de voormalige Poolse gebieden ... 200.000 burgers uit het Protectoraat ... 65.000 Kroaten, 50.000 rest Joegoslavië (Servië)"- en zo voorts.
Verder stelt dit document in verband met de gelijkschakeling van prijzen ook:
“Gelijkschakeling van prijzen moet geschieden ten gunste van de producerende landen. anders gezegd via het centrale Clearing Instituut, hetgeen voor het merendeel in het voordeel van de bezette landen is.”
Op pagina 14 staat:
“Dit prijsoverleg was niet van belang voor de bezette gebieden want het grootste belang lag niet in het welzijn van de bevolking maar in de inzet van alle economische krachten van dat land.”
Op pagina 16 staat de volgende passage:
Wat betreft de bezette gebieden in het Oosten heeft Ministerialrat Römer gezegd dat de prijzen daar ver beneden de Duitse liggen en tot dusverre heeft het Reich al grote winsten uit de import behaald.”
Op pagina 19 wordt melding gemaakt van Duitsland’s verrekeningsschulden die 9.300.000 Reichsmark bedroegen. Op hetzelfde moment vertoonde de balans van Tsjechoslowakije een tekort van 2.000.000; van de Oekraïne 82.500.000, van Servië 219.000.000, van Kroatië 85.000.000 en van Slowakije 301.000.000 Reichsmark.
En tenslotte staat op pagina 22 van het document:
“De prijzen in de bezette gebieden in het Oosten worden op het laagst mogelijke peil gehouden. We hebben al winsten uit import behaald die worden gebruikt om schulden van het Reich af te lossen. De lonen bedragen in het algemeen ongeveer een vijfde van wat ze in Duitsland zijn.
U moet toegeven dat die voorgenomen plundering door de Duitse invallers nooit op een dermate grote schaal kon zijn uitgevoerd zonder uw actieve deelname als Ministerie van Economische Zaken, President van de Reichsbank en Gevolmachtigde voor Economie?
FUNK: Ik moet nogmaals benadrukken dat ik tijdens de oorlog geen Gevolmachtigde voor Economie was. Maar mag ik mijn mening over dit document geven. Allereerst het aantal arbeiders dat uit de bezette gebieden en andere landen naar Duitsland werd gehaald. Zelf heb ik benadrukt, en dat is door andere verklaringen bevestigd dat ik er in principe tegen was arbeiders uit bezette gebieden weg te halen in een mate waarin de economische orde in die gebieden werd verstoord. Ik heb het nog niet eens over het ronselen van dwangarbeiders. Daar was ik ook tegen.
Wanneer een deskundige die ik niet ken zegt dat het overleg over prijsbeleid niet van belang was voor de bezette gebieden omdat het grootste belang niet lag in het welzijn van de bevolking maar in de inzet van economische krachten, moet ik die mening ook tegenspreken. In elk geval is het mijn mening niet. Ik weet niet wie de man was die dat zei maar het spreekt voor zich dat een gebied niet goed kan produceren tenzij de economie op een gezonde basis wordt gehouden en de prijzen worden vastgesteld op een peil dat de bevolking in staat stelt te overleven en de sociale orde te handhaven. Ik ben dus ook tegen dat standpunt. Waar het de verrekeningsschulden betreft, ik heb gisteren tot in bijzonderheden uitgelegd dat het clearing stelsel voor Duitsland algemeen gebruik was en dat ik altijd heb erkend en toegegeven dat deze verrekeningsschulden echte handelsschulden waren die na de oorlog moesten worden terugbetaald in de munteenheid waarin zij waren aangegaan, gebaseerd op de koopkracht van die tijd. Ik zie daarin geen enkele plundering.
Bovendien moet ik nogmaals het feit benadrukken dat ik geen zeggenschap had over de economie van de bezette gebieden, dat ik niet de bevoegdheid had daar richtlijnen uit te vaardigen en dat ik er in zoverre deel aan had ik ambtenaren op individuele afdelingen benoemde net zoals alle andere departementen dat deden en dat er natuurlijk samenwerking bestond tussen deze afdelingen en het departement in Duitsland. Maar ik kan geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor de economie in de bezette gebieden. De Reichsmarschall heeft zeer beslist toegegeven dat waar het economische kwesties betrof, dat zijn verantwoordelijkheid was.
Mr. RAGINSKI: Ik begrijp het. U werkte eraan mee en nu wenst u de verantwoordelijkheid niet te dragen. U zei dat de deskundige die uitspraak heeft gedaan. Maar herinnert u zich uw eigen getuigenis, afgelegd op 22 oktober 1945?
FUNK: Ik weet niet welke ondervraging ....
Mr. RAGINSKI: Toen u werd gevraagd naar het dwangmatig mobiliseren van buitenlandse arbeiders, werd u ook gevraagd of u ervan wist en of er ooit tegen had geprotesteerd. Is dat juist? U antwoordde: “Nee, waarom zou ik degene moeten zijn die ertegen protesteert?
FUNK: Dat is niet juist. Ik protesteerde tegen het dwangmatig werven van arbeiders en tegen het weghalen van zoveel arbeiders uit de bezette gebieden dat de plaatselijke economie niet langer meer functioneerde. Dat is niet juist.
Mr. RAGINSKI: Ik heb een laatste vraag voor u. Herinnert u zich een artikel in Das Reich van 18 april 1940 in verband met uw 50ste verjaardag? Het artikel is getiteld: “Walter Funk, pionier van de Nationaalsocialistische economische gedachte.” Ik zal een aantal passages uit dit artikel voor het verslag voorlezen:
“Vanaf 1931 was Walter Funk, als persoonlijk economisch adviseur en Gevolmachtigde voor Economie van de Führer en daarmee de onvermoeibare tussenpersoon tussen de Partei en de Duitse economie, de man die de weg effende naar de nieuwe spirituele zienswijze van de Duitse industriëlen.”
“Als tijdens de doorbraak van 1933 de verschillen die al langer dan tien jaar in het openbare leven in Duitsland tussen politiek en economie hadden bestaan en in het bijzonder tussen de politek en de industriëlen als sneeuw voor de zon verdwenen; als vanaf het begin het leidende principe van de arbeid een voortdurende bijdrage is geweest aan een gemeenschappelijk doel, dan is dit te danken aan de pioniersarbeid van Funk die vanaf 1939 met zijn toespraken en geschriften naar dat doel heeft toegewerkt.”
En in de laatste alinea van dat artikel:
“Walter Funk bleef trouw aan zichzelf omdat hij een Nationaalsocialist was, is en zal blijven, een vechter die al zijn arbeid opdraagt aan de idealistische doelen van de Führer.”
De hele wereld weet wat de idealen van de Führer waren.
Geeft u toe dat dit artikel een correct beeld geeft van uw personlijkheid en van uw activiteiten?
FUNK: Over het algemeen, ja.
Mr. RAGINSKI: Ik heb verder geen vragen.
(Dr. Dix gaat naar de lessenaar.)

De PRESIDENT: Wat wilt u zeggen, Dr. Dix?
Dr. DIX: Ik heb slechts een vraag voor de beklaagde die opkwam uit het verhoor van Mr. Dodd. Ik kon deze vraag niet eerder stellen omdat ik hem alleen maar stel vanwege iets wat Mr. Dodd zei.
De PRESIDENT: Ja, gaat u verder.
Dr. DIX: Beklaagde, Mr. Dodd heeft een verslag van uw verhoor aan u voorgelegd, volgens welk Schacht, nadat hij de Reichsbank had verlaten, daar nog een kantoor had. U hebt de getuigenis van Schacht hier gehoord. Hij heeft duidelijk verklaard dat hij geen kantoor in de Reichsbank had maar dat de Reichsregierung hem een kamer in zijn appartement beschikbaar stelde en meebetaalde aan de huur; dat de Reichsregierung een secretaresse voor hem betaalde die hij uit de Reichsbank met zich mee nam maar die nu door de Reichsregierung werd betaald en niet door de Reichsbank. Dat was de verklaring van Schacht. Uit het antwoord dat u aan Mr. Dodd gaf bleek niet helemaal duidelijk of u twijfelt aan de juistheid van de verklaring van Schacht. Ik vraag u om uw mening.
FUNK: Ik weet niets over het appartement van Dr. Schacht. Mij werd destijds verteld dat hij nog regelmatig bij de Reichsbank kwam en dat er een kantoor voor hem werd gereserveerd. Als die informatie niet juist is, is dat mijn fout niet. Ik twijfel er niet aan dat het juist is wat Dr. Schacht heeft gezegd. Hij moet de regelingen rond zijn appartement beter kennen dan ik.
De PRESIDENT: Dr.Sauter, wenst u een verhoor in tweede termijn?

Dr. SAUTER: Meneer de President, we vonden dit laatste verhoor van beklaagde Funk moeilijker te volgen dan in de andere gevallen want de vertaling leverde ernstige problemen op. Ik moet eerlijk toegeven dat ik slechts gedeeltelijk in staat ben geweest te begrijpen wat hier is gezegd. De beklaagde heeft wellicht dezelfde moeilijkheid gehad en daarom, Meneer de President zou ik mij het recht willen voorbehouden om enkele correcties aan te brengen nadat ik het stenografische verslag heb ontvangen, als het transcript aantoont dat dit nodig is. Het is ons ook moeilijker gemaakt, Meneer de President, omdat er in de loop van het verhoor een groot aantal uitvoerige documenten aan beklaagde is overlegd. We raken langzamerhand gewend aan dergelijke verrassingen. Bovendien werd van beklaagde Funk verwacht dat hij antwoord gaf betreffende documenten die hij niet had opgesteld, die niets te maken hadden met zijn activiteiten, die hij....
De PRESIDENT: Dr. Sauter, het Tribunaal heeft er niets van gemerkt dat beklaagde Funk niet in staat zou zijn geweest elke vraag die hem werd gesteld volledig te begrijpen. En ik denk dat er daarom voor u geen enkele reden voor een protest is en dat u verder moet gaan met hem de vragen te stellen die u in uw tweede verhoor wilt stellen, laten we zeggen, vragen die opkomen uit het eerste verhoor.
Dr. SAUTER: Meneer de President, via onze koptelefoons, althans aan onze kant, konden we een vrij groot aantal vragen niet verstaan. Of dat voor deze koptelefoons of voor de gehele installatie geldt weet ik niet.
De PRESIDENT: Nou, als beklaagde Funk een hem gestelde vraag niet heeft begrepen had hij dat kunnen zeggen. Hij zei echter niets. Hij heeft alle vragen vanuit een logisch oogpunt volkomen correct beantwoord. Als u wilt, kunt u hem vragen of hij enige vraag die hem werd gesteld niet heeft begrepen.
Dr. SAUTER: Nu, meneer Funk, de Aanklager heeft u onder andere verweten dat u deel hebt gehad aan de uitbuiting, de plundering van Frankrijk. Is het in dit verband juist dat de handelswaren, de consumentengoederen die uit Frankrijk kwamen in veel gevallen waren geproduceerd met grondstoffen die uit Duitsland waren gekomen?
FUNK: Zeker. Wij leverden voortdurend kolen, ijzer en andere grondstoffen aan Frankrijk zodat zij goederen konden blijven produceren – wij leverden in het bijzonder die grondstoffen die de Fransen zelf niet in eigen land hadden. Er was een zeer levendige uitwisseling van goederen en een zeer nauwe samenwerking tussen de Duitse en Franse economie bij de productie. Zelfs werden dezelfde methoden van organisatie toegepast.
Dr. SAUTER: Dr. Funk, er zijn eerder uittreksels voorgelezen uit een artikel dat verscheen ter gelegenheid van uw verjaardag. Kent u de schrijver van dat artikel?
FUNK: Ja, uit vroeger dagen.
Dr. SAUTER: Heeft hij van u enig feitenmateriaal voor dat artikel ontvangen?
FUNK: Nee.
Dr. SAUTER: Heeft hij er niet om gevraagd?
FUNK: Nee, ik wist van tevoren niets over dat artikel. Ik heb voor mijzelf geen artikel voor mijn verjaardag besteld.
Dr. SAUTER: Precies. U wist dus niets over dat artikel en daarom is er, wanneer ik u goed begrijp, geen zekerheid dat wat er in dat artikel staat de volledige waarheid is.
FUNK: Nee, maar ik vind dat de strekking van dat artikel over het algemeen erg goed is. De strekking ...
Dr. SAUTER: Beklaagde, de Amerikaanse aanklager confronteerde u gisteren met de kwestie van uw onderhandelingen met Rosenberg in het voorjaar van 1941 en het feit dat u destijds, een paar maanden voor de inval in Rusland die onderhandelingen met Rosenberg voerde. Hij wilde blijkbaar de conclusie trekken dat u had toegegeven of had willen toegeven dat u had geweten van het voornemen van Hitler een aanvalsoorlog tegen Rusland te beginnen. U hebt gisteren niet de gelegenheid gehad hier iets over te zeggen. Daarom zou ik u nu nog een kans willen geven om duidelijk te verklaren wat uw mening destijds was betreffende de voornemens van Hitler in het voorjaar van 1941, toen u met Rosenberg onderhandelde en wat u voor die tijd wist over mogelijke aanleidingen voor een oorlog.
FUNK: Wat betreft de vraag van de Amerikaanse aanklager, ik heb die niet zo begrepen als zou ik iets geweten hebben over een aanvalsoorlog tegen Rusland. De aanklager had het met name over voorbereidingen op een oorlog tegen Rusland. Ik heb zelf al heel duidelijk gemaakt dat ik volledig verrast was dat die taak werd opgedragen aan Rosenberg en dat ik zowel door Dr. Lammers als door de heer Rosenberg erover ben ingelicht dat de reden voor die benoeming was dat de Führer een oorlog tegen Rusland verwachtte; omdat Rusland grote aantallen troepen opstelde langs de hele oostgrens; omdat Rusland Bessarabië en Bukovina binnen was gevallen en dat zijn onderhandelingen met Molotov het bewijs leverden dat Rusland een agressief beleid voerde op de Balkan en in het Baltische gebied waardoor Duitsland zich bedreigd voelde. Daarom moesten er aan de kant van Duitsland wel voorbereidingen worden getroffen voor een mogelijk conflict met Rusland.
Wat betreft de bijeenkomst die de Amerikaanse aanklager heeft genoemd, ik heb duidelijk gezegd dat de maatregelen betreffende de munteenheid die daar werden besproken, door mij werden goedgekeurd omdat we daarmee een stabiele monetaire toestand in de bezette gebieden in het Oosten schiepen. Ik was daarom tegen het idee de Duitse Reichsmark, die de bevolking toch niet zou hebben geaccepteerd omdat ze hem niet konden lezen, daar zou worden ingevoerd.
Dr. SAUTER: Beklaagde, de Russische aanklager heeft er keer op keer op gewezen dat u niet alleen President van de Reichsbank en Reichswirtschaftsminister was maar ook Gevolmachtigde voor Economie. Dat hebt u al verbeterd en erop gewezen dat vanaf het moment van uw aanstelling uw gezag als Gevolmachtigde voor Economie practisch werd overgenomen door Göring en dat naar ik meen in december 1939 uw bevoegdheden als Gevolmachtigde voor Economie ook formeel werden overgedragen aan Göring.
Mr. DODD: Ik wens te protesteren, niet alleen tegen de vorm die dit verhoor gaat aannemen, maar ook tegen de inhoud. De raadsman legt in feite zelf getuigenis af en hij getuigt over zaken waarover de beklaagde tijdens zijn eerste verhoor al getuigd heeft. Het lijkt ons duidelijk dat dit voor het Tribunaal van geen enkel nut kan zijn voor een verhoor in tweede termijn.
De PRESIDENT: Dr. Sauter, is het voor u echt nodig de beklaagde het bewijsmateriaal dat hij al heeft geleverd nogmaals te laten behandelen? Het enige doel van een tweede termijn is vragen op te helderen die tijdens het eerste verhoor niet correct zijn beantwoord. Beklaagde heeft het al gehad over de onderwerpen waarover u het nu heeft, op dezelfde manier zoals u het nu doet.
Dr. SAUTER: Ik heb de uitspraken alleen maar herhaald omdat ik beklaagde nu een vraag wil stellen betreffende een document dat pas gisteren is ingediend en waarover ik mij daarom geen mening kon vormen; en omdat de Sovjet Russische aanklager hier weer de bewering heeft gedaan dat beklaagde ook tijdens de oorlog Gevolmachtigde voor Economie was, hoewel dat niet juist is. Meneer de President .....
De PRESIDENT: Zelf heb ik beklaagde keer op keer horen zeggen dat hij tijdens de oorlog niet de Gevolmachtigde voor Economie was. Hij heeft dat herhaaldelijk gezegd.
Dr. SAUTER: Maar het is van deze kant herhaald, Meneer de President, gisteren is er een document ingediend met het nummer EC-488.
De PRESIDENT: Wat is dat voor document waarover u het wilt hebben?
Dr. SAUTER: Nummer EC-488. Dat is gisteren ingediend en het is een brief gedateerd 28 januari 1939. Op de eerste pagina staat in grote letters “Geheim.” Hier in het origineel luidt de kop, gedrukt in hoofdletters: “De Gevolmachtigde voor de Oorlogseconomie.” Tot zover dit briefhoofd. Dan is het woord Oorlog doorgestreept zodat er alleen nog staat: “De Gevolmachtigde voor Economie.”
Daarom moet voor 28 januari 1939 de titel van Gevolmachtigde voor Oorlogseconomie veranderd zijn in een nieuwe titel “Gevolmachtigde voor Economie.” Ik vraag nu of beklaagde ...
De PRESIDENT: Ja, ik zie het. Op de kopie die voor ons ligt staat het woord Oorlog helemaal niet.
Dr. SAUTER: Op de fotostatische kopie wel.
De PRESIDENT: Ja, ik zie het. Maar wat is de vraag die u wilt stellen?
Dr. SAUTER: In de tijd toen deze brief werd geschreven was de Gevolmachtigde beklaagde Funk. Ik zou willen verzoeken hem te mogen vragen hoe het kan dat de titel van zijn functie – Gevolmachtigde voor Oorlogseconomie – veranderd werd. De vraag zou zijn hoe het kan dat de titel van zijn functie Gevolmachtigde voor Oorlogseconomie veranderd is in de nieuwe titel Gevolmachtigde voor Economie.
FUNK: De reden is .....
Dr. SAUTER: Een ogenblik graag, Dr. Funk.
De PRESIDENT: Ik vroeg u niet uw vraag te onderbreken . U kunt uw vraag stellen. Gaat u verder. Wat is de vraag?
Dr. SAUTER: Gaat u verder Dr. Funk.
FUNK: De reden was dat volgens het oude Reichsverteidigungsgesetz Schacht benoemd was tot Gevolmachtigde voor Oorlogseconomie en op basis van dit tweede Reichsverteidigungsgesetz, waardoor ik werd benoemd, werd ik benoemd tot Gevolmachtigde voor Economie want in die tijd was het volkomen duidelijk dat de speciale taken betreffende de oorlogseconomie – anders gezegd de wapenindustrie – die economie zelf kon niet langer onder de Gevolmachtigde voor Economie blijven omdat hij in hoofdzaak de civiele economische afdelingen moest coördineren.
Dr. SAUTER: In verband daarmee, Meneer de President, mag ik uw aandacht vestigen op een ander document dat gisteren is ingediend. Dat is nummer 3562-PS. Hier vermeldt het briefhoofd al de juiste titel “Gevolmachtigde voor Economie.” Dat is niet meer “Gevolmachtigde voor Oorlogseconomie,” en dat is ook een nieuw document dat gisteren pas is ingediend. Meneer de President, ......
Mr. DODD: Voor de volledigheid, Meneer de President, document 3562-PS zit bij het bewijsmateriaal en is door Luitenant Meltzer ingediend toen hij de zaak tegen beklaagde Funk presenteerde.
De PRESIDENT: Mr. Dodd, heb ik niet gelijk te denken dat beklaagde Funk vanaf het begin tijdens zijn verhoor heeft verklaard dat hij was benoemd tot Algemeen Gevolmachtigde voor Economie?
Mr. DODD: Ja inderdaad, meneer; zo heb ik het ook begrepen.
De PRESIDENT: En u hebt dat niet bestreden?
Mr. DODD: We hebben het feit niet bestreden dat hij dat heeft gezegd. Maar wij bestrijden wel het feit dat hij er alleen voor de economie was. Wij blijven erbij dat hij als Gevolmachtigde veel te maken had met de oorlogsinspanning.
De PRESIDENT: Ja, maar zo mocht hij niet genoemd worden?
Mr. DODD: Nee. En dat document EC-488 werd in ieder geval niet daarvoor ingediend maar eerder om aan te tonen dat beklaagde betrokken was bij gesprekken over wat krijgsgevangenen zouden doen in geval van een aanval.
Dr. SAUTER: Gisteren is er een document ingediend over de ondervraging van een zekere Hans Posse. Dat is document 3894-PS. Getuige Hans Posse was vroeger staatssecretaris op het Ministerie van Economische Zaken en als zodanig plaatsvervangend Gevolmachtigde voor Economie. Dat verhoor is door de Aanklager ingediend om aan te tonen dat er, zoals hier staat, een machtsstrijd gaande zou zijn tussen Funk en Göring.
Ik zou beklaagde echter een paar punten uit dit verhoor willen voorleggen zodat diverse andere punten ook als bewijsmateriaal kunnen dienen.
Beklaagde, staatssecretaris Posse zegt bijvoorbeeld – en ik zou u willen vragen of dit vandaag de dag nog steeds uw mening is – dat is document 3894-PS, pagina 2 van de Duitse vertaling onderaan de pagina – hem werd gevraagd: “Hoe vaak bracht u aan Funk verslag uit in verband met uw taken als plaatsvervanger van de Gevolmachtigde”?
De getuige antwoordde toen: “De Gevolmachtigde voor Economie kwam nooit echt in actie.”
FUNK: Ik moet herhalen wat ik steeds weer heb gezegd en wat door iedereen die over deze kwestie is verhoord is bevestigd. Dat was een functie die slechts op papier bestond.
Dr. SAUTER: Toen werd de getuige gevraagd naar welk einddoel u Dr. Funk had toegewerkt. Er staat hier:
“Dr. Posse, is het juist dat de functie van Gevolmachtigde voor Economie werd ingesteld met als uiteindelijk doel alle economische functies te verenigen voor de voorbereiding op oorlog”?
Toen antwoordde de getuige: “Het doel was wat ik net heb gezegd – om de diverse tegenstrijdige economische belangen te coördineren. Maar er was geen sprake van voorbereidingen op oorlog.”
Op dezelfde pagina 4, onderaan zegt de getuige en ik citeer:
“Het is juist dat het doel was alle economische kwesties te coördineren maar het doel was niet ons voor te bereiden op oorlog. Natuurlijk, mocht voorbereiding op oorlog noodzakeljk worden dan is het de taak van de Gevolmachtigde voor Economie zich met deze kwesties bezig te houden en als coördinator op te treden.
FUNK: De heer Posse was een oud en ziek man die ik op die post had benoemd. Hij was vroeger staaatssecretaris onder Schacht en toen ik het ministerie overnam kreeg ik via Göring een nieuwe staatssecretaris die later helaas krankzinnig werd. En toen kwam staatssecretaris Dr. Landfried bij mij en Posse, die formeel nog op het Ministerie zat als staatssecretaris, had geen baan meer. Daarom gaf ik hem een leidende functie toegevoegd aan de Gevolmachtigde voor Economie.
Hier had hij natuurlijk vanaf het begin moeilijkheden. Het Opperbevel van de strijdkrachten of de Kriegswirtschaftsstab wilde de bevoegdheden van de Gevolmachtigde beperken, zoals kan worden opgemaakt uit de brief die gisteren is ingediend. En de civiele economische afdelingen wilden zijn rchtlijnen niet opvolgen omdat die al ondergeschikt waren aan en de richtlijnen moesten volgen van de Gedelegeerde voor het Vierjarenplan. Daarom bekleedde de ongelukkige Gevolmachtigde voor Economie slechts een functie die feitelijk alleen op papier bestond.
De PRESIDENT: Zou dit een gunstig moment zijn voor een schorsing?
(de zitting wordt geschorst tot 14:00 uur.)

Definitielijst

Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
kolonie
Overzees gebiedsdeel.
mobilisatie
Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.
Rijkscommissaris
Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.
USSR
Unie van Socialistische Sovjet Republieken, ook wel Sovjet-Unie genoemd. Federatie van republieken tijdens de communistische periode van Rusland.
Vierjarenplan
Duits economisch plan dat gericht was op alle sectoren van de economie waarbij de vastgestelde productiedoelen in 4 jaar gehaald moeten worden.

Middagzitting 1

Dr. SAUTER: Meneer de President, ik heb nog twee vragen die ik aan beklaagde Funk wil stellen.
(tot de beklaagde): Dr. Funk, voor het reces zijn we gebleven bij document 3894-PS, de getuigenis van uw staatssecretaris Posse. Ik zou u van pagina 7 van de Duitse tekst een passage willen voorlezen en u vragen of u het daar mee eens bent. Getuige Posse werd door de Aanklager gevraagd of hij als plaatsvervangend Gevolmachtigde voor Economie bekend was met internationale betrekkingen, in het bijzonder over de oorlogssituatie en zo en op pagina 7 in het midden zegt hij:
“Wij wisten nooit iets over de internationale situatie en we hoorden er ook nooit iets over; als de internationale situatie al in onze gesprekken werd genoemd dan konden we alleen maar onze eigen mening geven.” En een aantal regels verder naar beneden:
“Wij,” – hij bedoelt hier blijkbaar zichzelf en u, Dr. Funk – “we hoopten altijd dat er geen oorlog zou komen.”
Bent u het eens met deze opvatting van uw vroegere staatssecretaris Posse?
FUNK: Ja. Ik heb herhaaldelijk gezegd dat ik tot aan het einde aan toe niet geloofde dat er een oorlog zou uitbreken, hetzelfde geldt voor mijn collega’s en iedereen die destijds met mij sprak zal dat bevestigen. Meneer Posse was natuurlijk nog minder ingelicht over politieke en militaire gebeurtenissen dan ik. Als gevolg geldt dat ook voor hem.
Dr. SAUTER: Dan heb ik nog een laatste vraag voor u, beklaagde. U hebt de film gezien die de Aanklager heeft vertoond. Nu was u President van de Reichsbank. U moet dus op de hoogte zijn, mogelijk alleen oppervlakkig van de situatie in de kluizen van de Reichsbank in Berlijn, zo niet in Frankfurt waar de film werd opgenomen, neem ik tenminste aan en u weet ook hoe, in het bijzonder tijdens de oorlog, deze voorwerpen die in koffers of pakketten en dergelijke bij de bank werden binnen gebracht, bewaard werden. Misschien kunt u, Dr. Funk op basis van uw eigen kennis van de situatie een uitspraak doen betreffende de korte film die we hebben gezien.
FUNK: Ik raakte volledig verward door deze film en diep geschokt. Foto’s en in het bijzonder films zijn altijd zeer gevaarlijke documenten omdat ze dingen in een ander licht tonen dan ze in werkelijkheid zijn. Zelf heb ik de indruk, en ik meen dat de Aanklager dit waarschijnlijk zal beamen, dat dit depots zijn van waardeartikelen en deze hele verzameling waardevolle artikelen kwam uit de kaliummijnen waar op mijn aandringen al het goud, vreemde valuta en andere waardeartikelen van de Reichsbank waren opgeslagen toen we na een heftig bombardement op Berlijn niet meer in de Reichsbank konden werken. Het gebouw van de Reichsbank werd alleen al bij die aanval op 3 februari 1945 door 21 hoog explosieve bommen geraakt; het was slechts als door een wonder dat ik in staat was, samen met nog 5.000 mensen uit deze diepe kelder de oppervlakte te bereiken. Goud, vreemde valuta en alle andere depots van waardeartikelen werden toen naar een kaliummijn in Thüringen overgebracht en vandaar vermoedelijk naar Frankfurt, neem ik aan. Dit betreft dus in hoge mate normale depots van cliënten die hun waardeartikelen, hun eigendommen in deze safeloketten hadden opgeborgen waar de Reichsbank niet aan kon komen. Op grond van deze film kan ik dus niet beoordelen welke van deze artiklen door de SS waren geleverd en welke echte depots waren. De Aanklager heeft volkomen gelijk wanneer hij zegt dat niemand zijn gouden tanden bij een bank in bewaring zou geven. Het is echter heel goed mogelijk dat bepaalde functionarissen van concentratiekampen echte depots bij de Reichsbank in bewaring gaven die dergelijke voorwerpen bevatten om die te bewaren voor later gebruik. Ik denk dat dat mogelijk is. Tot slot moet ik echter nogmaals zeggen dat ik absoluut geen kennis had van dit soort zaken en van het feit dat er juwelen, diamanten, parels en andere voorwerpen in dergelijke hoeveelheden vanuit concentratiekampen aan de Reichsbank werden geleverd. Ik wist er niets van, het was mij niet bekend en persoonlijk ben ik van mening dat de Reichsbank niet bevoegd was dit soort zaken te doen. Er blijkt uit een document dat een overzicht bevat voor de Minister van Financiën heel duidelijk dat zeer waarschijnlijk alles uit de concentratiekampen eerst naar de Reichsbank werd gebracht en dat de ongelukkige ambtenaren van de Reichsbank alles moesten sorteren, het naar de Minister van Financiën sturen, of liever naar de Bank van Lening die onder de Minister van Financiën viel – en een overzicht opstellen. Daarom moet ik verzoeken dat er iemand over deze kwestie wordt verhoord – allereerst de heer Puhl zelf en misschien iemand anders die zich met deze zaak bezig hield – teneinde uit te leggen wat er in werkelijkheid gebeurde en bovenal om aan te tonen dat ik persoonlijk geen enkele kennis had van dit soort zaken behalve van die paar feiten die ik zelf voor het Tribunaal heb genoemd.
Dr. SAUTER: Meneer de President, ik beëindig hiermee mijn verhoor van beklaagde Funk en ik zou nu toestemming willen vragen de enige getuige te verhoren die ik op dit moment kan oproepen en dat is de getuige Dr. Hayler.
De PRESIDENT: Prima.
Mr. DODD: (onderbreekt hem) Meneer de President, mag ik nog een kwestie ter sprake brengen voordat beklaagde kan gaan? Dit document 3894-PS waaruit we hebben geciteed en waar beklaagde uit heeft geciteerd bevat een aantal andere citaten en ik denk dat het goed zou zijn wanneer wij het hele document in de vier talen indienen; ik ben bereid dat te doen zodat het Tribunaal het voordeel heeft, over de hele tekst te beschikken. Tot zoverre hebben we eruit geciteerd maar het zou voor het Tribunaal nuttig zijn over de volledige tekst te beschikken.
En mogen wij vragen, Meneer de President, zullen wij regelingen treffen of moet ik iets doen om de getuige Puhl hier te krijgen?
De PRESIDENT: Dr. Sauter, hebt u nog een verzoek met betrekking tot de getuige Puhl, die een verklaring heeft afgelegd?
Dr. SAUTER: Betreffende de getuige Puhl verzoek ik eerbiedig, Meneer de President, dat hij hierheen wordt gebracht voor verhoor. Ik was in elk geval van plan dat verzoek te doen.
De PRESIDENT: Ja zeker, Dr. Sauter; getuige Puhl moet hier verschijnen. Hij zal zo snel mogelijk hierheen worden gehaald.
Dr. SAUTER: Ik dank u.
De PRESIDENT: De beklaagde kan nu terug gaan naar zijn plaats op de tribune.

Zie ook; Verhoor Funk 1, Verhoor Funk 2, Slotverklaring Funk, Vonnis Funk.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
30-09-2009
Laatst gewijzigd:
09-01-2019
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947.