TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    Deze verklaring is op 4 juni 1945 door SS-Hauptsturmführer Johannes Heinrich Louis Munt, destijds SS Aussendienststellenleiter te ’s Gravenhage voor de rechtbank in Den Haag afgelegd tijdens het proces tegen o.a. hem en Hanns Rauter naar aanleiding van de executie van gijzelaars als vergelding voor de op het leven van Rauter gepleegde aanslag.

    De verklaring wordt door Dr. Kurt Steinbauer, de raadsman van Seyss-Inquart, aangehaald wanneer hij hem verhoort (Zie: Verhoor Seyss-Inquart 1, middagzitting van 10 juni 1946) en hij komt er in tweede termijn, op 12 juni nog een keer op terug.

    Afbeeldingen

    Bewijsstuk RF-277

    Document Nummer RF-277
    Verklarende kanttekening:
    Het dossier waarvan slechts een gedeelte is gepubliceerd, bestaat uit losse vellen, samengevoegd in een map; de rapporten en gepubliceerde stukken zijn in een Franse vertaling en een Nederlands origineel, soms is een Engelse en Duitse vertaling bijgevoegd.; de Franse vertaling heeft steeds op de laatste pagina van het document een cirkelvormig, zwart stempel met in het midden het Nederlandse wapen, daarboven: ”Leeraar M.O.”, daaronder: “Beëdigd vertaler bij de Arrondissementsrechtbank”, in cirkelvormige tekst “Herman Flaumenhaft te ‘s Gravenhage” en de met zwarte inkt geschreven handtekening “Flaumenhaft.” Het rapport van de militaire autoriteiten heeft op de laatste pagina een cirkelvormig stempel met in het midden het Nederlandse wapen en de cirkelvormige inscriptie “Militair Gezag, Identificatie en Berging.” en een geschreven handtekening in blauw-zwarte inkt: Cath.

    Het dossier bestaat onder andere uit een met de hand, in het Nederlands geschreven lijst waaraan een Franse vertaling is toegevoegd, vermeldend de naam, de plaats, de datum, de reden, de autoriteit die het bevel heeft gegeven en degene die de executie heeft uitgevoerd van de slachtoffers van de Duitse represaille; de Franse vertaling beslaat 24 getikte pagina’s. Twee enveloppen waarvan de ene drie foto’s van 24 x 30 bevat en de andere 18 foto’s van 13 x 18, betreffende de moorden in Scheveningen zijn aan het dossier toegevoegd. Een kaart van Nederland – schaal 1:300.000 – is aan het dossier toegevoegd waarop met rode kruisen en zwarte cijfers de plaatsen van executie en het aantal geëxecuteerde personen zijn aangegeven.

    Het dossier bevat tenslotte 18 fotokopieën van oproepen, decreten, besluiten en proclamaties van de Duitsers tijdens de bezetting; dit zijn fotokopieën van het origineel en dragen op de achterkant een cirkelvormig stempel van het Nederlandse wapen met cirkelvormige inscriptie: “Dutch Delegation to IMT” en een daaronder getypte tekst: “Ondergeteekende verklaart hierbij, dat vorenstaande tekst een fotocopie is van den destijds in het openbaar gepubliceerden oproep tot de Nederlandsche bevolking.” En daaronder een stempel in paarse inkt met over vijf regels de inscriptie: “DE COMMISSARIS VAN RIJKSPOLITIE le Masse Hoofd van het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven,” Mr. J.S. Bijl met de in inkt geschreven handtekening: Bijl.
    De Franse vertaling van deze tekst is er met zwart potlood onder gezet: “Ik, ondergeteekende verklaar dat de bovenstaande tekst een fotokopie is van een publicatie voor de Nederlandse bevolking toen ter tijd. Mr. J.S. Bijl.” Aan elk van die fotokopiën is een Franse vertaling toegevoegd.
    Kolonel A.M. Baron van Tuyll van Serooskerken, Hoofd van de Nederlandse Delegatie bij het Internationaal Militair Tribunaal te Neurenberg verklaart dat de kopieën die aan het voorliggende zijn toegevoegd, de rapporten van de 15de Canadese Field Security Section van 4 juni 1945, de verklaring van Kriminalkommissar Munt van 4 juni 1945, het rapport van Kapitein Dean Wills van 18 juni 1945 en de aanvullende verklaring van Munt waarheidsgetrouwe kopieën van de originele documenten zijn, evenals de kopieën die hem door de Minister van Justitie te ‘s Gravenhage zijn overhandigd, evenals de 21 bijgevoegde foto’s, gemaakt tijdens de opgraving van de lichamen op de Waalsdorpervlakte te ‘s Gravenhage op 17 juli 1945 tussen 09:30 en 11:30 in de morgen.

    Het Hoofd van de Nederlandse Delegatie bij het Internationaal Militair Tribunaal te Neurenberg,

    Dutch Delegation to IMT,
    De kolonel,
    A.M. Baron van Tuyll van Serooskerken.

    Verklaring J. Munt

    Kopie
    Verklaring afgelegd door Kriminalkommissar Munt betreffende de executies die op 8 maart 1945 te Scheveningen hebben plaatsgevonden.
    Rotterdam, 4 juni 1945.
    Munt, Kriminalkommsissar.

    Betreft de verklaringen in verband met de executies die hebben plaatsgevonden als gevolg van de op SS-Obergruppenführer Rauter gepleegde aanslag.

    Op 7 maart 1945 werd bekend gemaakt dat er een aanslag was gepleegd tegen het leven van Rauter. Er werd voorgesteld een groot aantal personen te fusilleren (politieke gevangenen). Ik heb van de BdS, (Befehlshaber der Sicherheitspolizei) SS-Brigadeführer Schöngarth bevel gekregen de noodzakelijke maatregelen te treffen. Omdat ik altijd al vijandig heb gestaan tegenover Rauter en zijn gewelddadige methoden, protesteerde ik tegen het vanwege hem doen fusilleren van politieke gevangenen; voor het overige heb ik nooit gevangenen willen laten fusilleren die vooraf niet waren gehoord volgens de regels van de oorlogvoering.

    Er zijn een groot aantal gevangenen van Scheveningen naar Amersfoort overgebracht. Dat is waarom ik besloot te spreken met de heer Valken, commissaris van politie (tegenwoordig hoofdcommissaris te ‘s Gravenhage); op grond van een bevel van de Rijkscommissaris had de heer Valken een groot aantal plunderaars ter beschikking als gevolg van het bombardement op het Bezuidenhout.
    Dat onderhoud heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de heer Franssen, toen hoofd van de politie. Ik zeg dat ik volgens mijn geweten liever verantwoordelijk ben voor de dood van maatschappelijk asociale elementen dan de dood van politiek onschuldigen.

    De heer Valken zag geen enkele mogelijkheid mij te helpen en volgens de Nederlandse wet kon men er niets aan veranderen.
    Toen ik ‘s avonds tegen zes uur op mijn kantoor terugkwam, kreeg ik daar van de BdS het bevel 40 gevangenen te laten fusilleren.

    Omdat er in de gevangenis gevangenen uit Rotterdam en van Frank zaten, heb ik telefonisch aan Rotterdam gevraagd mij veroordeelde gevangenen te sturen waarvoor zij verantwoordelijk waren; op dezelfde tijd heb ik Frank gewaarschuwd om 20 gevangenen gereed te houden voor executie. Zonder opnieuw met Valken te spreken werden de 35 plunderaars op mijn bevel uit de gevangenis gehaald en ik heb hen een voor een aangehoord. Twaalf van hen hebben bekend de huizen geplunderd te hebben om zich te verrijken. Wat de anderen betreft was ik er helemaal niet zeker van of ze zich schuldig hadden gemaakt aan plundering. Eén van de twaalf werd gedreven door nood, hij moest elf kinderen onderhouden.

    Volgens bevel heb ik de elf toegevoegd aan de lijsten van Rotterdam en van Frank. Deze elf plunderaars bevonden zich onder het aantal van ongeveer 35 mannen die in de middag van 8 maart 1945 door de Ordnungspolizei zijn gefusilleerd.
    Om acht uur werd mij gemeld dat de executie had plaatsgevonden. Ik heb daarna met Zwolle getelefoneerd en daarbij opzettelijk verzuimd mijn naam te noemen, zodat men niet zou ontdekken wat mijn houding was tegenover deze gebeurtenis. Zonder dat is het duidelijk dat men van plan geweest zou zijn mij een proces aan te doen wegens insubordinatie.
    Ik heb mijn best gedaan de goede Nederlanders te beschermen opdat hen zo min mogelijk schade zou worden berokkend.

    Veel later heb ik uit andere bron vernomen dat ik me niet had hoeven bezighouden met de executie van de plunderaars. Ik heb niet geholpen bij de executie omdat ik de schuldigen tot drie uur in de morgen heb verhoord.
    Ik heb van de Nederlandse politie de namen van de gefusilleerden (plunderaars) gekregen. Ik heb de 24 andere plunderaars laten terugbrengen naar de gevangenis aan het Lyceumplein.
    Ik verklaar dat hetgeen ik gezegd heb, de waarheid is.

    (get.) Munt.

    Ik verklaar dat ik de Nederlandse en Franse taal grondig beheers en dat bovenstaande tekst een nauwkeurige en waarheidsgetrouwe vertaling is van de tekst die mij is voorgelegd.

    HERMANN FLAUMENHAFT, Leeraar M.O.
    Beëdigd vertaler bij de Arrondissementsrechtbank te ‘s Gravenhage.

    Herman Flaumenhaft te ‘s Gravenhage

    Definitielijst

    Rijkscommissaris
    Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.

    Aanvullende verklaring

    Afschrift.
    Munt Kriminalkommissar.
    Betreft: Rectificatie van en aanvulling op mijn rapport van 4 juni 1945 betreffende de executie van gevangenen volgend op de aanslag op SS-Obergruppenführer Rauter.

    De 56 slachtoffers die ik in Scheveningen vond hebben me geen momennt met rust gelaten. Ik ben er vast van overtuigd dat het aantal beneden de 40 lag. Ik heb alle vergeldingsmaatregelen afschuwelijk gevonden, zeker die op voorstel van Rauter, die ik op geen enkele wijze respecteerde. Daarom heb ik geprobeerd alle omstandigheden uit te leggen die aan deze zaak verbonden zijn, te meer omdat ik weinig tijd had om dit rapport op te stellen en omdat ik niet zonder noodzaak mijn chef, Obersturmbannführer Kolitz wilde beschuldigen. Na ampele overwegingen heb ik het hele incident gereconstrueerd, ik maak melding van mijn fout en bevestig hetgeen volgt.

    Op 7 maart 1945 gaf Obersturmbannführer Kolitz, in zijn hoedanigheid van hoofd van de B.d.S. bevel om in totaal 80 gevangenen te fusilleren. Ik antwoordde dat ik op dat moment niet voldoende gedetineerden in de gevangenis had. Op ruwe toon zei Kolitz: “Dit is een zaak die een bevel betreft van de Brigadeführer (Dr. Schöngarth). Het interessert me niet waar u uw gevangenen vandaan haalt.” Ik wilde het aantal tot de helft terugbrengen maar daar ging Kolitz niet mee accoord. Op 6 maart 1945 werden 198 gevangenen naar Amersfoort getransporteerd. Onder hen bevonden zich onder andere gevangenen van het Einsatzkommando te ‘s Gravenhage, (op mijn bevel) van het Sonderkommando Frank en van het Einsatzkommando Rotterdam en daarnaast enkele gevangenen uit die drie districten die in Scheveningen gevangen zaten.

    Rotterdam gebruikte deze gevangenis voor belangrijke gedetineerden omdat deze gevangenis zich binnen het fort bevond en dus meer garanties bood tegen ontsnappingspogingen. Frank hield daar een groot aantal spionnen gevangen die hij daar wilde houden om ze tegen elkaar te laten getuigen. Op 7 maart 1945 heb ik ‘s middags en ‘s avonds een onderhoud gehad met Rotterdam en Frank over het executiebevel. Men heeft mij lijsten gegeven van personen die moesten worden geëxecuteerd. Om misverstanden te voorkomen, heb ik erop gestaan dat de commandant van Rotterdam een hogere rang had dan ik. Frank was geheel onafhankelijk van ‘s Gravenhage en handelde slechts op aanwijzing van de Commandant van de B.d.S. (Kolitz en Schreieder). Ik wist niets van hun gevangenen die vastzaten in Scheveningen, noch van de beschuldigingen die tegen hen waren geüit. Ik kan dus niet verantwoordelijk worden gehouden voor die gevangenen die onder een van de bovengenoemde instanties vielen.

    Als, zoals men heeft verklaard, die 56 slachtoffers zijn gevonden moeten Rotterdam em Frank zonder mijn medeweten die slachtoffers naar die executie hebben gestuurd. Ik heb mij de hele nacht bezig gehouden met 35 plunderaars om te zien of er geen ernstige juridische fouten waren gemaakt. In ‘s Gravenhage zijn alleen 11 plunderaars door mij in vrijheid gesteld, zoals ik heb verklaard in mijn rapport van 4 juni 1945. Een deel van de gedetineerden van Rotterdam en Frank is op 6 maart 1945 naar Amersfoort afgevoerd.
    Vijf van mijn gevangenen die al door HSSPF Rauter ter dood waren veroordeeld, werden eveneens naar Amersfoort afgevoerd. Kolitz gaf opdracht die personen in Amersfoort te fusilleren. Zo moet het aantal van 80 zijn bereikt. Omdat het aantal uitgevoerde executies in Amersfoort kleiner was dan in Scheveningen, ben ik overtuigd van de juistheid van het afvoeren van de 56 slachtoffers die in Scheveningen zijn gefusilleerd. Onder mijn vijf gedetineerden in Amersfoort bevonden zich, voor zover ik weet, twee politieke gevangenen, namelijk Denier van der Gon en De Coster. Beiden hadden bekend verbonden te zijn geweest aan een illegale organisatie. Ik verklaar hier tot hun eer dat ze niet zijn verraden door collaborateurs. Men heeft op hen ook geen speciale methoden toegepast om hen te dwingen namen te noemen; voor de rest heb ik altijd mijn best gedaan om overeenkomstige praktijken en maatregelen binnen mijn gebied te voorkomen. Tenslotte was Denier in het bezit van een wapen. Het is heel waarschijnlijk dat Generaal Christiansen op mijn advies het hoogst mogelijke aantal te executeren slachtoffers heeft geëist. Christiansen besprak met Rauter, een impulsieve en tactloze man een aantal vergeldingsmaatregelen en hij op zijn beurt oefende druk uit op de B.d.S. (Dr. Schöngarth); men zou zelfs kunnen spreken van terrorisme. Om duidelijk te zijn neem ik nu de vrijheid over andere executies te spreken die in ‘s Gravenhage hebben plaats gevonden.

    1. Na de moord op Schutzgruppenmann Janssen en later op Oberfähnrich Guse voor het huis Laan van N.O. Indië 7 werden tien Nederlanders gefusilleerd en men heeft door een afdeling van het leger op bevel van Commandant Modrow (Wehrmachtcommandant in ‘s Gravenhage), die zich beriep op Christiansen, twee huizen op laten blazen. Men eiste 15 tot 20 personen. Ik heb een telefoongesprek gevoerd met Dr. Schöngarth, die het bevel tot executie had gegeven. In het geval Janssen heb ik zelfs drie weken daarna nog geweigerd gevangenen te laten fusilleren. In het geval van Guse heb ik het bevel van Modrow moeten doorgeven aan de B.d.S.

    2. Na een aanval op diverse delen van de R.R. installaties in Delft heeft men tien Nederlanders gefusilleerd, op bevel van Commandant Modrow. Hier kan Christiansen ook weer gezien worden als de persoon die heeft gestaan op executie. De executies hebben plaats gevonden op bevel van Dr. Schöngarth.

    3. Na een aanval op twee leden van de Wehrmacht op twee opeenvolgende dagen, waarbij beiden gewond raakten terwijl hen de geweren werden afgenomen, stond Modrow erop dat men 15 Nederlanders zou fusilleren. Twaalf Nederlanders werden in de buurt van het station Staatsspoor gefusilleerd, dit gebeurde op bevel van de B.d.S.

    4. Op bevel van de Reichskommissar, plunderaars ter dood te brengen, werd een jongen van 16 jaar opgepakt die een huis plunderde in de Spuistraat in ‘s Gravenhage; hij werd op bevel van Brigadeführer Schöngarth ter plaatse gefusilleerd. Mevrouw Mr. Stapel, Lange Voorhout 21, heeft mij enige tijd later medegedeeld dat rapporten, opgesteld door anti-Duitse elementen aantoonden dat de jongen uit een asociaal gezin kwam. Hij had ongeveer Hfl. 500 bij zich, verdiend met zwarthandel in levensmiddelen. Zijn vader zat in de gevangenis.

    5. Een andere keer, toen een soldaat van de Wehrmacht door terroristen was doodgeschoten terwijl hij in dienst was, heb ik geweigerd de vergeldingsmaatregelen te nemen die Modrow had geëist. Op zijn beurt schreef Modrow daarover een rapport aaan Christiansen. Ik baseerde mijn weigering op het feit dat zelfs de Feldgendarmerie geen vergeldingsmaatregelen neemt als het personeel gewond of gedood wordt.

    De executies werden uitgevoerd door de Ordnungspolizei. De commandant, Gallsen, Kdr.III SS Pol. 3 ‘s Gravenhage, zei vaak tegen me dat het de Wehrmacht moest zijn die eventueel de executies moest uitvoeren. De commandant Modrow verschool zich achter de bevelen van zijn superieuren welke moesten worden uitgevoerd in het geval dat de Ordnungspolizei niet aanwezig zou zijn. In ‘s Gravenhage werden de executies door diegenen die eraan moesten meewerken als drastisch maar noodzakelijk beschouwd. Alle te executeren personen werden uit de voorraad van het Einsatzkommando ‘s Gravenhage gehaald; die gevangenen waren toch al ter dood veroordeeld wegens overtredingen van de oorlogswetten.

    Het ging hier vaak om gevangenen die al door de Höhere SS und PolizeiFührer ter dood waren veroordeeld.
    De vergeldingsmaatregelen wegens misdaden vielen onder verantwoordelijkheid van de politie.
    Na augustus 1944 en op grond van een Führerbefehl legde men de vergeldingsmaatregelen zo uit dat een aantal Nederlanders om geheel andere redenen werd gearresteerd en gefusilleerd wegens sabotagedaden of poging tot moord.

    Iedere illegale activiteit werd met de dood bestraft (na vaststelling van uitzonderlijke omstandigheden). Zonder erover te spreken handelde ik op bevel van mijn superieuren. Op mijn aanraden kwam het totaal aan gevangenen van mijn commando, dat moest worden gefusilleerd niet boven de tien; Dat waren politieke gevangenen die toch niet gered hadden kunnen worden; gegeven het feit dat ze in het bezit van wapens waren of zich schuldig hadden gemaakt aan andere ernstige misdrijven.
    Dat aantal, tragisch als het is in individuele gevallen, is klein vergeleken met de 200 politieke gevangenen van wie de gevallen in de afgelopen zes maanden door de Einsatzkommandos zijn behandeld.

    Door zo te handelen heb ik meer dan één Nederlander van de doodstraf kunnen redden, ik heb er ook velen vrijgelaten wanneer er geen Duitse belangen in het spel waren. Met Kerstmis 1943 heb ik er voor het eerst een groot aantal vrijgelaten. Voordat ik in Nederland werd gestationneerd was een groot aantal personen gevangen gezet op verdenking van communistische activiteiten.

    Omdat de laatste 65 van deze gevangenen naar een Duits concentratiekamp moesten worden afgevoerd (waar er velen ongetwijfeld zouden zijn omgekomen) en omdat men zich in vele gevallen slechts heeft gebaseerd op persoonlijke brieven van buren of leden van de NSB, heb ik 58 personen in vrijheid gesteld waartegen de Nederlandse politie geen enkel bewijs heeft kunnen vinden. In die tijds zou het zeker zeer ernstig zijn geweest, door zijn meerderen beschuldigd te worden van het vrijlaten van communisten.

    Die personen bevonden zich sinds half mei 1940 in Kamp Vught. Mevrouw Mr. Stapel zal zich deze zaak herinneren. De hierna volgende personen zijn, gezien hun positie, in staat te oordelen over mijn karakter en mijn hulp.

    Ik mag veronderstellen dat deze verklaring en die van 4 juni 1945 bevestigd kunnen worden door bewijzen van deze Nederlanders die mijn vertrouwen genieten.
    Mevrouw Mr. Ragnhild Stapel, Lange Voorhout 21, ‘s Gravenhage;
    Mr. de Boer, Goudenregenstraat 146, ‘s Gravenhage;
    Mr. van Dal, Parkstraat 10a, ‘s Gravenhage;
    M. Visser, Wassenaar;
    Pastoor Kuyper (adres is bekend bij Mevr. Stapel)
    Pastoor Heereboer, Loosduinen;
    Professor de Block (adres is bekend bij Mevr. Stapel);
    De hoofdcommissaris van politie Valken, ‘s Gravenhage;
    Mevrouw van Overeem, Het Nederlandse Rode Kruis;
    Officier van politie Tielens, Alexanderstraat 4, ‘s Gravenhage;
    Tandarts Jens, Wassenaar. Deze man heeft vier of vijf maanden in Scheveningen gevangen gezeten.
    Mr. Dr. Salinger, van Soutelandelaan 65, ‘s Gravenhage.

    Tenslotte zou ik eraan willen toevoegen dat Rauter, een tactloze man, in tegenwoordigheid van Dr. Schwebel, ‘s Gravenhage, Munt beschreef als een zwakke man, in tegenstelling tot Frank die hard was.

    Een ander schandalig voorval waarbij ik betrokken raakte was de vernietiging van de ‘Haagsche Courant’ nadat die krant in staking was gegaan; Ditmar, de persvoorlichter van de Reichskommissar had de vernietiging van de installaties geëist om indruk te maken op de andere kranten. Op zijn verzoek heeft de B.d.S. het bevel telefonisch gegeven. De vernietiging werd persoonlijk door Ditmar uitgevoerd met hulp van een afdeling van de genie waarvan ik de legerplaats niet weet. De krant werd gefinancierd door de B.d.S. Na de zelfmoord van Ditmar is de Beauftragte Reichsrichter Dr. Schwebel de enige getuige van die affaire.

    Slechts één keer is op mijn bevel een huis in brand gestoken; dat was in Loosduinen. In de tijd die volgde heb ik het slachtoffer zoveel blijken van welwillendheid getoond gedurende mijn diensttijd dat hij mij uitnodigde voor het feestmaal bij het betrekken van zijn nieuwe woning.

    De inbeslagname van het gehele fortuin was op de radio aangekondigd. Ik heb slechts een deel in beslag laten nemen in al die gevallen waarvan al bekend was dat ze geheel opgehelderd waren.

    Nogmaals, ik heb hier de juiste omgeving gekozen om extremen te vermijden. Hiermee denk ik een objectief verslag te hebben gedaan van mijn activiteiten in ‘s Gravenhage.

    (get.) Munt

    Ik verklaar dat ik de Nederlandse en Franse taal grondig beheers en dat bovenstaande tekst een nauwkeurige en waarheidsgetrouwe vertaling is van de tekst die mij is voorgelegd.

    HERMANN FLAUMENHAFT, Leeraar M.O.
    Beëdigd vertaler bij de Arrondissementsrechtbank te ‘s Gravenhage.

    Hermann Flaumenhaft.

    DUTCH DELEGATION TO I.M.T.

    Copie.

    15 Cdn: FS. Sec. 4 juni 45.
    Speciaal rapport.
    Aan: Officer Commanding 15th Canadian Field Security Section.
    Van: B. 31656 Sgt Hausen. 7.7.

    Definitielijst

    NSB
    Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.

    Informatie

    Vertaald door:
    Arnold Palthe
    Geplaatst op:
    14-03-2008
    Laatst gewijzigd:
    14-08-2021
    Feedback?
    Stuur het in!

    Bronnen

    International Military Tribunal, Nuremberg 1947.