TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Gerstein Rapport (04-05-1945)

    Het hieronder weergegeven rapport over de vernietigingskampen is van SS-officier Kurt Gerstein. Hij schreef dit rapport na de oorlog, gedurende zijn gevangenschap, in het Frans en het Duits. Gerstein pleegde in juli 1945 zelfmoord.


    Gerstein Rapport

    Tübingen (Württemberg), Gartenstraße 24, 4 mei 1945
    Thans Rottweil

    Persoonlijk:
    Kurt Gerstein: mijnbouwkundige buiten dienst, gediplomeerd ingenieur, op 27 september 1936 wegens staatsvijandelijke activiteiten uit de Höhere Preußische Bergdienst verwijderd. Geboren op 11 augustus 1905 in Münster (Westfalen), vennoot in Maschinenfabrik De Limon Fluhme & Co in Düsseldorf, Industriestraße 1-17. Fabriek speciaal voor automatische smeerinstallaties voor locomotieven, Knorr- und Westinghouse-Bremsen.

    Levensloop: 1905-1910 in Münster (Westfalen). 1910-1919 Saarbrücken. 1919 tot 1921 Halberstadt. 1921-1925 Neuruppin bij Berlijn. 1925 eindexamen aan humanistisch gymnasium. Studie: Universiteit Marburg a. Lahn 1925-1927. Universiteit van Berlijn 1927-1931, Technische Hogeschool Aken 1927. Gediplomeerd ingenieursexamen 1931 in Berlijn-Charlottenburg. Sinds 1925 actief lid van de georganiseerde evangelische jeugd (CVJM-YMCA) en bijbelkringen aan hogere scholen.

    Politieke activiteiten: actieve aanhanger van Brüning en Stresemann. - Sinds juni 1933 door de Gestapo vervolgd wegens christelijke activiteiten tegen de nazi-staat. Op 2 mei intrede in de NSDAP, op 2 oktober 1936 uitsluiting van de NSDAP wegens staatsvijandige (religieuze) activiteiten voor de Bekenntniskirche. Gelijktijdig ontslag als beambte uit staatsdienst. Op 30 januari wegens verstoring partij-inwijdingsplechtigheid in de stadsschouwburg van Hagen (Westfalen) tijdens de uitvoering van het drama “Wittekind” openbaar afgeranseld en verwond. - Op 27 november 1935 mijnbouwkunde-examen voor het ministerie van economische zaken in Berlijn, gezamenlijk examen met predikaat. Tot gevangenname op 27 september 1936 staatsbeambte bij het bestuur van de Saargruben in Saarbrücken. Deze eerste hechtenis was wegens het verzenden van 8.500 staats(nazi)vijandige brochures aan de gezamenlijke directeuren van ministeries en hoge beambten van justitie in Duitsland. In overeenstemming met een lievelingswens, studeerde ik vervolgens in Tübingen aan het Deutsches Institut für Ärztliche Mission Medizin. Dit was mogelijk door mijn financiële onafhankelijkheid. Als vennoot van De Limon Fluhme & Co. in Düsseldorf kreeg ik gemiddeld een jaarlijks inkomen van 10.000 Reichsmark. Ongeveer een derde van dit inkomen gaf ik gewoonlijk uit voor mijn religieuze idealen. In het bijzonder heb ik rond de 230.000 religieuze en nazi-vijandelijke brochures laten drukken en deze op mijn eigen kosten verzonden.

    Op 14 juli 1938 volgden mijn tweede gevangenname en internering in het concentratiekamp Welzheim wegens staatsvijandelijke activiteiten. Ik werd van tevoren herhaaldelijk gewaarschuwd en verhoord door de Gestapo en ben met een spreekverbod voor het gehele Reichsgebiet bestraft.

    Toen ik over het begin van de euthanasie op geestelijk gehandicapten in Grafeneck en Hadamar en elders hoorde, besloot ik in elk geval te proberen om deze ovens en kamers van binnen te zien, om te weten wat daar gebeurde. Dit te meer omdat een aangetrouwde schoonzuster - Bertha Ebeling - in Hadamar gedwongen ter dood werd gebracht. Met twee referenties van de twee Gestapobeambten die mijn zaak behandelden, was het voor mij niet moeilijk om in dienst van de SS te treden. De heren waren van mening dat mijn idealisme, dat ze bewonderden, het nazisme toekomen moest. - Op 10 maart 1941 trad ik in dienst van de SS. Ik volgde mijn basisopleiding in Hamburg-Langenhorn, in Arnhem (Nederland) en in Oranienburg. In Holland nam ik onmiddellijk contact op met de Nederlandse verzetsbeweging (ingenieur Ubbink, Doesburg). Vanwege mijn dubbele studie werd ik spoedig in de technisch-medische dienst opgenomen en ingedeeld binnen het SS-Führungshauptamt, departement D, Gezondheidswezen van de Waffen-SS Afdeling Hygiëne. De opleiding doorliep ik door middel van een artsencursus voor veertig artsen. - Bij de hygiënedienst kon ik mijn werkzaamheden zelf bepalen. Ik construeerde verrijdbare en vaste desinfectie-installaties voor de troepen, voor gevangenenkampen en concentratiekampen. Hiermee behaalde ik onverdiend grote successen en werd ik vanaf dat moment als een soort technisch genie beschouwd. Ik slaagde erin om de verschrikkelijke vlektyfusepidemie van 1941 in de kampen enigszins in te dammen. Vanwege mijn successen werd ik spoedig Leutnant en Oberleutnant.
    Kerstmis 1941 nam het gerechtshof, dat tot mijn uitsluiting van de NSDAP besloten had, kennis van mijn indiensttreding van de SS in een leidende positie. Er volgde een hevige klopjacht op mij. Maar vanwege mijn grote successen en vanwege mijn persoonlijkheid werd ik door een afdeling beschermd en in dienst gehouden. In januari 1942 werd ik afdelingshoofd van de afdeling gezondheidstechniek en gelijktijdig kreeg ik een dubbele betrekking binnen dezelfde sector als Reichsarzt van de SS en de politie. Ik nam in deze hoedanigheid de volledige technische desinfectiedienst over, de desinfectie met hooggiftige gassen inbegrepen.

    In deze functie kreeg ik op 8 juni 1942 bezoek van de voor mij op dat moment onbekende SS-Sturmführer Günther van het Reichssicherheitshauptamt West-Berlijn, Kurfürstenstraße. Günther kwam in burgerkleding. Hij gaf mij de opdracht om meteen een uiterst geheime rijksbestelling van 100 kg blauwzuur te leveren en deze met een auto te brengen naar een onbekende locatie die alleen bekend was bij de bestuurder van de auto.
    We reden vervolgens enige weken later naar Praag. Ik kon me de aard van deze opdracht ongeveer voorstellen, maar aanvaardde deze omdat ik bij toeval de kans kreeg tot een gelegenheid waarnaar ik verlangd had: om binnen te kijken in zo’n instelling. Ook was ik als deskundige van blauwzuur zo’n autoriteit en zo competent dat het voor mij in elk geval gemakkelijk moest zijn om het blauwzuur op de één of andere wijze als onbruikbaar - door bederf of iets dergelijks - te bestempelen en het gebruik voor het eigenlijke doel, om te doden, te verhinderen. Met ons reed ook mee - meer door toeval - professor dr. med. Pfannenstiel, SS-Obersturmbannführer, hoogleraar in de hygiëne aan de Universiteit van Marburg/Lahn.

    We reden vervolgens met de auto naar Lublin, waar SS-Gruppenführer Globocnik ons verwachtte. In de fabriek in Collin had ik opzettelijk laten doorschemeren dat het zuur voor het doden van mensen bedoeld was. Plotseling verscheen toen ook in de namiddag een persoon die zich sterk interesseerde in het voertuig en die toen hij opgemerkt werd, in razend tempo wegsnelde. Globocnik zei: Deze aangelegenheid is één van de geheimste zaken die er in deze tijd zijn, men kan zelfs zeggen de geheimste. Wie daarover spreekt, wordt ter plekke neergeschoten. Eergisteren zijn twee kletskousen neergeschoten. Toen legde hij ons uit:

    Op dit ogenblik - dat was op 17 augustus 1942 - hebben we drie instellingen in bedrijf, namelijk:
    1. Belzec, aan de weg en het spoortraject Lublin-Lemberg, aan de snijlijn met de grens van Rusland. Maximumvermogen per dag 15.000 personen.
    2. Treblinka, 120 kilometer ten noordoosten van Warschau. Maximumvermogen 25.000 personen per dag.
    3. Sobibor, ook in Polen, ik weet het niet precies, waarschijnlijk een maximumvermogen van 20.000 personen per dag.
    4. - Toentertijd nog in voorbereiding - Majdanek bij Lublin.
    Belzec, Treblinka en Majdanek heb ik persoonlijk samen met de leider van deze instellingen, de Polizeihauptmann Wirth, uitvoerig bezichtigd.
    Globocnik richtte zich speciaal tot mij en zei: “Het is uw opdracht om in het bijzonder de desinfectie van de zeer omvangrijke hoeveelheid textielgoed uit te voeren. De gehele inzameling van textielgoed is echter slechts doorgevoerd om de herkomst van de kleding voor de arbeiders in het oosten etc. te camoufleren door het voor te stellen als de nalatenschap van de slachtoffers onder het Duitse volk. In werkelijkheid is de opbrengst van onze instellingen het tien- tot twintigvoudige van de hoeveelheid ingezameld textielgoed.”

    Ik heb toen met de meest productieve firma’s de mogelijkheid om zulke textielhoeveelheden - het betrof alleen een opgelopen voorraad van ongeveer 40 miljoen kilogram = zestig volledige goederentreinen vol - in de beschikbare wasserijen en desinfectie-instellingen te desinfecteren, besproken. Het was echter volstrekt onmogelijk om zulke grote opdrachten aan te nemen. Ik benutte al deze onderhandelingen om de feiten over het vermoorden van Joden op geschikte wijze bekend te maken of te laten doorschemeren. Het volstond voor Globocnik om het textielgoed met een beetje Detenolin te besproeien, zodat het op zijn minst gedesinfecteerd rook. Dit is toen ook zo gedaan.

    “Uw andere nog belangrijker opdracht is de omzetting van onze gaskamers, die nu nog met dieseluitlaatgassen werken, naar een beter en sneller middel, ik denk daarbij in het bijzonder aan blauwzuur. Eergisteren waren de Führer en Himmler hier. Op hun aanwijzing moest ik u daar persoonlijk heen brengen, ik mocht aan niemand schriftelijke verklaringen of toegangspassen afgeven!”

    Daarop vroeg Pfannenstiel: “Wat heeft de Führer gezegd?” - Glob.: “Sneller, sneller de gehele actie doorzetten.”. Zijn begeleider, Ministerialrat dr. Herbert Lindner vroeg toen: “Meneer Globocnik, beschouwt u het als goed en correct om alle lijken te begraven, in plaats van ze te verbranden? Na ons kan een generatie komen die dit alles niet begrijpt!”

    Daarop antwoordde Globocnik: “Mijne heren, als na ons een generatie komt die zo slap en zachtmoedig is dat ze onze grote opdracht niet begrijpen, dan is het nationaalsocialisme zonder meer tevergeefs geweest. Ik ben echter van het tegendeel overtuigd: dat men bronzen gedenkplaten plaatst waarop vastgelegd staat dat wij de moed gehad hebben om dit grote en zo noodzakelijke werk uit te voeren.

    Daarop had de Führer gezegd: “Juist, Globocnik, dat is zonder twijfel ook mijn mening!”

    Later werd een ander plan algemeen geaccepteerd. De lijken werden toen op grote roosters, geïmproviseerd met spoorrails, verbrand met behulp van benzine en dieselolie.

    Op een andere dag reden we naar Belzec. Een klein speciaal station was voor dit doel op een heuvel ten noorden van de weg Chausse Lublin Lemberg aan de linkerkant van de grens, gebouwd. Ten zuiden van de weg enkele huizen met het opschrift: “Sonderkommando Belzec der Waffen-SS”. Aangezien de eigenlijke chef van alle moordinstellingen, de Polizeihauptmann Wirth, er nog niet was, stelde Globocnik de SS-Hauptstumführer Obermeyer (uit Pirmasens) aan me voor. Hij liet me in de namiddag enkel datgene zien wat hij me moest laten zien. Ik zag op deze dag geen doden, maar de geur op het gehele terrein was op deze hete augustusdag verderfelijk en miljoenen vliegen waren aanwezig. - Vlakbij dit tweesporige station bevond zich een grote barak, de zogenaamde garderobe, met een groot loket voor waardevolle zaken. Daarachter bevond zich een kamer met ongeveer 100 stoelen, de kappersruimte. Vervolgens een kleine doorgang in de open lucht onder de berken, links en rechts met dubbele staaldraadomheining omheind met daarop het opschrift: Naar de inhaleer- en badruimten! - Voor ons stond een soort badhuis met geraniums, daarna een trapje, en toen rechts en links drie ruimten van 5x5 meter, 1,90 meter hoog, met houten duren, zoals in garages. Aan de achterwand, in het donker niet goed zichtbaar, grote houten deuren. Op het dak als “lichte spot” de davidster. Voor het bouwwerk het opschrift: Hackenholt-Stiftung - Meer heb ik op die namiddag niet kunnen zien.

    Op een andere ochtend kort voor zevenen kondigde men aan mij aan: In tien minuten komt het eerste transport aan! - Inderdaad kwam enkele minuten later de eerste trein vanuit Lemberg aan. 45 Wagons met 6.700 mensen, waarvan er 1.450 bij aankomst al dood waren. Door de getraliede luiken keken vreselijk bleke en angstige kinderen, de ogen vol doodsangst, verder mannen en vrouwen. De trein reed naar binnen: 200 Oekraïners openden de deuren en sloegen de mensen met hun zwepen de wagons uit. Een grote luidspreker gaf verdere aanwijzingen: Je helemaal uitkleden, ook prothesen, brillen enz. Waardevolle zaken bij het loket afgeven, zonder bon of kwitantie. De schoenen zorgvuldig samenbinden (vanwege de textielinzameling), omdat men anders in de ruim 25 meter hoge stapels de bij elkaar horende schoenen niet meer terug kon vinden. Dan moesten de vrouwen en meisjes naar de kapper die met twee, drie knippen al het haar afknipte waarna het in aardappelzakken verdween. “Dat is bestemd voor speciale doeleinden voor de onderzeeboten, voor isolatie en dergelijke!”, zei de SS-Unterscharführer die daar dienst deed, tegen mij.

    Dan zet de rij zich in beweging. Vooraan een beeldschoon meisje. Ze volgen de doorgang, allen naakt, mannen vrouwen kinderen, zonder prothesen. Ikzelf sta met Hauptmann Wirth boven op de helling tussen de kamers. Moeders met hun zuigelingen aan de borst komen naar boven, aarzelen, en treden naar binnen in de moordkamers! - Op de hoek staat een sterke SS’er, die met pastorale stem tegen de zielen zegt: “Hier gebeurt jullie helemaal niks! U moet in de kamers enkel diep ademhalen, dat verwijdt de longen, deze inhalatie is noodzakelijk vanwege ziekten en epidemieën.” Op de vraag wat er met hen gebeuren zou, antwoordde hij: “Ja, natuurlijk, de mannen moeten werken, huizen bouwen en wegen aanleggen, maar de vrouwen hoeven niet te werken. Alleen als ze willen, kunnen ze in het huishouden of in de keuken meehelpen.” Voor enkelen van deze zielen een sprankje hoop, voldoende om hen zonder verzet de paar stappen naar de kamers te laten maken - de meerderheid weet het, de geur kondigt hun lot aan! Zo klimmen ze de kleine trap omhoog, en dan zien ze alles. Moeders met kinderen aan de borst, kleine naakte kinderen, volwassenen, mannen, vrouwen, allemaal naakt - ze aarzelen, maar betreden de moordkamers, door degenen achter hen voortgeduwd of voortgedreven door de lederen zwepen van de SS. De meerderheid zonder een woord te zeggen. Een Jodin van ongeveer 40 jaar, met vlammende ogen, roept om wraak op de moordenaars voor het bloed dat hier vergoten wordt. Ze krijgt vijf of zes slagen in het gezicht met de rijzweep van Wirth persoonlijk, daarna verdwijnt ook zij in de kamer. Veel mensen bidden. Ik bid met hen mee, ik druk me in een hoekje en huil luid naar mijn en hun God. Hoe graag was ik met hen mee de kamer ingegaan, hoe graag was ik net als hen gestorven. Ze zouden dan een geüniformeerde SS-officier in hun kamer aangetroffen hebben - de zaak zou beschouwd worden als een ongeluk en ook dusdanig afgehandeld worden, met stille trom vergeten. Toch mocht ik dat niet doen. Ik moest nog doorvertellen wat ik hier meemaakte! - De kamers vullen zich. Goed volstoppen - zo heeft Hauptmann Wirth bevolen. De mensen staan op elkaars voeten, 700 - 800 op 25 vierkante meter in 45 kubieke meter! De SS perst hen allemaal fysiek samen, voor zover dat überhaupt gaat. - De deuren sluiten zich. Ondertussen wachten de anderen in de buitenlucht, naakt. Men zegt tegen mij: ook in de winter gaat dat gewoon zo! Ja, maar dan kunnen ze doodvriezen. Ja, en dat is precies waarom ze hier zijn, zei een SS’er tegen mij in Platduits. Nu begrijp ik eindelijk ook waarom de gehele instelling Hackenholt-Stiftung heet. Hackenholt is de bediener van de dieselmotor, een eenvoudige technicus en gelijktijdig de bouwer van de inrichting. Met de dieseluitlaatgassen moesten de mensen ter dood gebracht worden. Maar de dieselmotor werkte niet! Hauptmann Wirth komt erbij. Je ziet aan hem dat het voor hem pijnlijk is dat dit nou net vandaag moest gebeuren wanneer ik erbij ben. Jawel, ik zie alles! En ik wacht. Mijn stopwatch heeft alles braaf geregistreerd. 50 minuten, 70 seconden - de dieselmotor springt niet aan! De mensen wachten in hun gaskamer. Voor niets! Je hoort ze huilen, snikken … Hauptmann Wirt slaat met zijn rijzweep de Oekraïner die Unterscharführer Hackenholt helpen moest met de dieselmotor, twaalf, dertienmaal in zijn gezicht. Na twee uur en 49 minuten - de stopwatch heeft alles goed geregistreerd - springt de dieselmotor aan. Tot die tijd leefden de mensen in deze vier kamers nog, viermaal 750 mensen in vier ruimten van 45 kubieke meter! - Er verstrijken 25 minuten. Jawel, velen zijn al dood. Ze kijken door een kijkgaatje, waardoorheen het elektrische licht de kamers een ogenblik beschijnt. Na 28 minuten leven er nog maar weinig. Eindelijk, na 32 minuten zijn ze allemaal dood!

    Van de andere kant openen mannen van het Arbeitskommando de houten deuren. Men had hen, zelfs Joden, de vrijheid beloofd en een zeker percentage van alle gevonden waardevolle zaken als beloning voor hun verschrikkelijke taak. Als basaltzuilen stonden de doden rechtop tegen elkaar gedrukt in de kamers. Er was ook geen ruimte om neer te vallen, zelfs niet om naar voren te buigen. Zelfs in de dood kon men nog families herkennen. Ze hielden elkaars handen, door de dood verkrampt, nog steeds vast, zodat men moeite had om ze uit elkaar te trekken om de kamer voor de volgende lading vrij te maken. Men gooide de lijken eruit, nat van zweet en urine, bevuild, menstruatiebloed aan de benen. Kinderlijkjes vliegen door de lucht. Men had geen tijd. De rijzwepen van de Oekraïners zwiepen neer op de leden van het Arbeitskommando. Twee dozijn tandartsen openen met haken de monden en zoeken naar goud. Goud links, zonder goud rechts. Andere tandartsen breken met tangen en hamers de gouden tanden en kronen uit de kaken.

    Hauptmann Wirth springt overal tussendoor. Hij is in zijn element. Enkele arbeiders controleren de genitaliën en het achterste op goud, diamanten en andere waardevolle zaken. Wirth roept mij erbij: “pakt u dit conservenblik met gouden tanden eens, dat is nog maar van gisteren en eergisteren!” Op een onvoorstelbaar alledaagse en boosaardige spreekwijze zei hij tegen mij: “U gelooft vast niet wat we elke dag vinden aan goud en diamanten” … “en dollars. Maar kijkt u maar eens zelf!” En toen bracht hij me naar een juwelier die al deze schatten beheerde, en liet me dit alles zien. Men liet me toen ook een vroegere chef van het Kaufhaus des Westens in Berlijn zien en een violist. Hij was een kapitein van het oude keizerlijke-koninklijke Oostenrijkse leger, drager van het IJzeren Kruis 1e klasse die nu kampoudste was van het Joodse Arbeitskommando! - De naakte lijken werden op houten draagbaren slechts enkele meters verder naar groeven van 100 x 20 x 12 meter gesleept. Na enkele dagen zwollen de lijken op, maar krompen in korte tijd vervolgens sterk ineen, zodat men een nieuwe laag erop kon gooien. Vervolgend werd er tien centimeter zand op gestrooid, zodat nog slechts enkele hoofden en armen omhoogstaken. - Ik zag op zo’n plek dat Joden in de graven over de lijken heen klommen en dat ze daar werkten. Men vertelde me dat bij een transport de dood gearriveerde mensen bij vergissing niet ontkleed geweest waren. Vanwege de textielstoffen en de waardevolle zaken die anders begraven zouden worden, moest dit natuurlijk ingehaald worden. Zowel in Belzec als in Treblinka had men geen enkele moeite gedaan om de doden te registreren of te tellen. De aantallen waren slechts schattingen naar de wagoninhoud … - Hauptmann Wirth vroeg me om in Berlijn geen veranderingen aan zijn instellingen voor te stellen en alles te laten zoals het was. Zoals het in de praktijk het beste was en naar genoegen had gewerkt. Het blauwzuur heb ik onder mijn toezicht laten begraven, aangezien het zogenaamd bedorven was.

    Op een andere dag - 19 augustus 1942 - reden we met de auto van Hauptmann Wirth naar Treblinka, 120 kilometer ten noordoosten van Warschau. De inrichting was ongeveer hetzelfde, maar veel groter dan Belzec. Acht gaskamers en heuse bergen van koffers, textiel- en linnengoed. Ter ere van ons werd in de gemeenschapszaal op typisch Himmleriaans oud-Duitse stijl een feestmaal gegeven. Het eten was eenvoudig, maar het was allemaal in elke hoeveelheid beschikbaar. Himmler had persoonlijk opgedragen dat de mannen van deze eenheden zoveel vlees, boter e.d. konden krijgen als ze wilden, alcohol in het bijzonder.

    We reden vervolgens met de auto naar Warschau. Terwijl ik in de trein tevergeefs naar een slaapwagenbed zocht, ontmoette ik de secretaris van de Zweedse ambassade in Berlijn, Baron Von Otter. Met een nog verse indruk van de verschrikkelijke ervaringen heb ik hem alles verteld en hem gevraagd om onmiddellijk aan zijn regering en de geallieerden door te geven dat elke dag van uitstel nog meer duizenden en tienduizenden het leven kosten zal. Hij verzocht mij om een referentie te geven, waarop ik hem Generalsuperintendent dr. Otto Dibelius, Berlijn, Brüderweg 2, Lichterfelde-West opgaf, een vertrouwde vriend van pastoor Martin Niemöller en lid van de kerkelijke verzetsbeweging tegen het nazisme. Ik ontmoette meneer Von Otter nog tweemaal in de Zweedse ambassade. Hij had ondertussen het bericht aan Stockholm gerapporteerd en vertelde me dat dit bericht van substantiële invloed was geweest op de Zweeds-Duitse betrekkingen. Ik verzocht om over dezelfde zaak aan de pauselijke nuntius in Berlijn verslag te doen. Daar werd mij gevraagd of ik een soldaat was. Vervolgens werd elk verder onderhoud met mij verworpen en werd mij dringend verzocht om de pauselijke ambassade te verlaten. Bij het verlaten van de pauselijke ambassade werd ik door een politieagent op de fiets gevolgd, die langs me heen reed, afstapte, en me toen, volledig onbegrijpelijk, liet gaan. Ik heb toen rapport uitgebracht aan honderden prominente personen, onder andere de secretaris van de bisschop van Berlijn, de heer dr. Winter, met het uitdrukkelijke verzoek om het door te geven aan de pauselijke zetel. Ik moet nog toevoegen dat SS-Sturmbannführer Günther van het Reichssicherheitshauptamt - ik geloof dat hij de zoon van Rassen-Günther is - begin 1944 nogmaals een zeer grote hoeveelheid blauwzuur van mij verlangde voor een zeer duister doel. Hij liet me in de Kurfürstenstraße in Berlijn een loods zien, waarin hij het blauwzuur wilde opslaan. Ik legde hem uit dat ik daarvoor onmogelijk de verantwoording nemen kon. Het ging om meerdere wagons, genoeg om vele miljoenen mensen daarmee om te brengen. Hij zei me dat hij zelf nog niet wist of het gif gebruikt zou worden, wanneer, voor wie op welke manier enzovoorts. Maar het moest voortdurend ter beschikking gehouden worden. Ik heb later vaak aan de woorden van Goebbels moeten denken. Ik kan me voorstellen dat zij een groot deel van het Duitse volk om wilden brengen, zeker met inbegrip van de predikanten of de impopulaire officieren. Dat zou in leeszalen en clubruimten gebeuren, zoveel kon ik opmaken uit de vragen over de technische uitvoering die Günther aan me stelde. Het kan ook zijn dat hij de buitenlandse arbeiders of de krijgsgevangenen ombrengen wilde - ik weet het niet. In ieder geval regelde ik het zo dat het blauwzuur voor bepaalde desinfectiedoeleinden meteen na aankomst in de beide concentratiekampen Oranienburg en Auschwitz vernietigd werd. Dat was een beetje gevaarlijk voor mij, maar het was gemakkelijk om te zeggen dat het gif zich reeds in een gevaarlijke staat van bederf bevond. Ik ben er zeker van dat Günther het gif gebruiken wilde om misschien wel miljoenen mensen om te brengen. Het was genoeg voor ongeveer 8 miljoen mensen, 8.500 kilogram. Meer dan 2.175 kilogram heb ik op rekening gezet. De rekeningen liet ik altijd op mijn naam zetten, zogenaamd vanwege discretie, maar in werkelijkheid om in mijn besluiten vrijer te zijn en om het gif te kunnen laten vernietigen. Boven alles vermeed ik het om door het indienen van rekeningen de zaak telkens weer in herinnering te brengen. Ik liet de rekeningen daarentegen liever volledig onbetaald om de firma tegemoet te komen. …

    Ik heb het verder vermeden om al te vaak in concentratiekampen te verschijnen, omdat het wel eens gebruikelijk was om ter ere van de bezoeker mensen op te hangen of executies uit te voeren.

    Heel mijn verklaring is woordelijk waar. Ik ben me volledig bewust van de ongewoonheid van de tragedie die ik beschreven heb in mijn aantekeningen voor God en de gehele mensheid en verklaar onder ede dat niks van dit alles, wat ik opgetekend heb, verzonnen is. Alles is precies zo gebeurd.

    Definitielijst

    Führer
    Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    IJzeren Kruis
    Duitse militaire onderscheiding, vertaling vanuit het Duits. Zie: Eisernes Kreuz.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    nazisme
    Afkorting van nationaal-socialisme.

    Afbeeldingen

    Informatie

    Vertaald door:
    Kevin Prenger
    Geplaatst op:
    20-02-2006
    Laatst gewijzigd:
    13-11-2011
    Feedback?
    Stuur het in!

    Gerelateerde boeken

    De boodschapper uit de hel