TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    Nog steeds wordt er in vele publicaties zeer verschillend geschreven over de staat waarin het Nederlandse leger zich voorafgaand aan de meidagen van 1940 bevond. Ook over de prestaties wordt zeer verschillend gepubliceerd. Om een goede beoordeling hiervan te maken is het echter noodzakelijk om te weten wat er zich op politiek-militair vlak in die tijd heeft afgespeeld. Vaak is het eenvoudig om kritieken uit te oefenen met de historische kennis van nu. Hierdoor verliest men echter de situatie uit het oog waarin men zich toen bevond. In deze tekst trachten we een beeld te schetsen van de ontwikkelingen binnen en rond het Nederlandse leger voorafgaand aan die dramatische oorlogsdagen in mei 1940, gevolgd door de indeling van het Nederlandse leger.


    Oefening Nederlandse leger tijdens het Interbellum Bron: NIMH

    Neutraliteit

    Toen in de jaren 30 van de negentiende eeuw België zich van Nederland afscheidde, was het einde van de Nederlanden als grote Europese mogendheid aangebroken. De ontstane situatie bracht ons land ertoe zich een positie aan te meten die tot doel had om zo weinig mogelijk aanstoot te geven aan grotere mogendheden. In tijden van oplopende spanningen werd zo een politiek gevoerd, waarbij Nederland zich neutraal opstelde en vermeed partij te worden in welk mogelijk conflict ook.

    Dit betekende echter niet dat Nederland zich in die tijd weerloos opstelde. De neutraliteit die men in acht nam, was een vorm van gewapende neutraliteit. Dit hield in dat wanneer het land werd aangevallen, het leger dit diende te verdedigen met alle beschikbare middelen en dat eventuele vijanden van de aanvaller direct de bondgenoten werden. De gedachtegang hierachter was dat een eventuele aanvaller bij agressie direct te maken kreeg met meerdere vijanden en zo wel twee keer na zou denken alvorens het land binnen te vallen.

    Militair en politiek stelden deze opstelling het land echter voor grote dilemma's. Nederland was te klein om een voldoende groot leger in stand te houden dat in staat was om iedere willekeurige agressor buiten de grenzen te houden. Daarnaast dacht men echter dat door het sluiten van verdragen er bij een eventuele aanval voldoende buitenlandse hulp zou komen om iedere vijand uiteindelijk te weerstaan. Door de neutraliteit konden deze verdragen echter pas in werking treden nadat de aanval ook daadwerkelijk had plaatsgevonden. De Nederlandse verdediging diende dus zodanig te worden ingericht dat een aanval lang genoeg kon worden weerstaan.

    De verdediging van het grondgebied werd dan ook vooral gebaseerd op statische verdedigingslinies. Al van oudsher had het waterrijke Nederland de verdediging opgebouwd rond vestingsteden en de Vestingwet van 1874 begrensde de voornaamste verdediging tot de zogenaamde Vesting Holland. De kernpunten van deze vesting werden de kuststreek, de vesting Amsterdam, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en een Zuidfront. Buiten deze vesting zouden mobiele troepen de vijand zo lang mogelijk dienen bezig te houden met vertragende gevechten.

    De veranderingen in het internationaal militair denken, waarbij er door de technische ontwikkelingen steeds mobieler kon worden geopereerd, dwong echter ook Nederland om haar statische verdediging te herzien. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond meer en meer het idee om een sterke statische verdediging te combineren met, tenminste in oorlogstijd, een sterk en mobiel veldleger. Hierdoor diende echter de legerorganisatie en het stelsel van dienstplicht grondig te worden herzien. De dienstplichtwetgeving werd in 1901 herzien. Het resultaat ging minder ver dan de voorstanders van een sterk leger gewenst hadden, maar bracht toch een aanzienlijke verbetering teweeg in geoefendheid en omvang van het parate leger. In 1905 werd het Nederlandse leger uitgebreid met een vierde divisie en in 1907 werd voor het eerst overgegaan op een permanent bestaand hoofdkwartier.

    Toen bleek dat Nederland zich buiten de Eerste Wereldoorlog wist te houden, nam men aan dat alle genomen maatregelen een afdoende afschrikking hadden bewerkstelligd om het Duitse Keizerrijk en de geallieerden ervan te doen afzien ons land bij de oorlog te betrekken.

    Definitielijst

    divisie
    Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
    Eerste Wereldoorlog
    Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    neutraliteit
    Onpartijdigheid, onzijdigheid, tussen de partijen instaand, geen partij kiezen.

    Interbellum

    Toen de Eerste Wereldoorlog was afgelopen, was men er in de Nederlandse politiek van overtuigd dat de neutraliteitspolitiek de juiste was geweest. Toch zou het ook slecht zijn om zich internationaal te isoleren. Daarom trad Nederland in 1920 toe tot de Volkenbond, maar deed dit echter wel onder voorbehoud. Volgens verdragsartikel 16 zouden, bij een oorlogsdaad, door de Volkenbondleden direct alle handels- en financiële betrekkingen met de agressor worden verbroken. Nederland vond haar zelfstandigheid echter een zodanig groot erfgoed dat men aangaf hier een eigen overweging in te maken en zelf te bepalen wanneer men iets dergelijks deed.

    Ondertussen was echter de economische situatie dramatisch aan het worden. De crisis dreigde voor grote problemen te zorgen. Tijdens de recessie tussen 1920 en 1927 werd, door prioriteiten elders, dan ook gekozen voor grote bezuinigingen, vooral op het defensiebudget. Dit werd echter niet zozeer als een probleem ervaren. De internationale politieke situatie was immers relatief rustig en er was dan ook geen enkele dreiging.

    Deze situatie veranderde echter met het aantreden van Adolf Hitler als rijkskanselier in Duitsland in 1933. De dreigender internationale situatie maakte zelfs dat tot dan toe felle voorstanders van verregaande ontwapening in de Nederlandse politiek, partijen als de liberale VDB (Vrijzinnig Democratische Bond) en de SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij), hun opstelling gingen herzien.

    In de jaren na de Eerste Wereldoorlog diende men een leger in stand te houden in een tijd dat de beschikbare budgetten door de vele bezuinigingen steeds kleiner werden. Door de handhaving van de neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog waren de belangrijkste technische ontwikkelingen aan de legerleiding voorbijgegaan. Na de oorlog diende men dus een modernisering door te voeren, ondanks het kleine beschikbare budget. Militair viel de keuze op een modern uitgerust, echter klein in omvang, goed geoefend leger. Een reorganisatie hiervoor werd in 1922 doorgevoerd. Het nieuwe dienstplichtstelsel liet toe dat ieder jaar een kleine groep mensen werd opgeroepen voor dienstplicht. Hierdoor kregen echter vele anderen vrijstellingen. Het grootste probleem hiervan zou pas bij de mobilisatie in 1939 blijken. Doordat meerdere, ook oudere, lichtingen dienden te worden opgeroepen in tijd van mobilisatie, bleken vele vaders uit jonge gezinnen deel uit te maken van het leger en mochten veel vrijgezellen thuis blijven. Vooral het psychologische effect hiervan werd danig onderschat. Daarnaast ontstond zo een relatief oud actief leger.

    Door de dienstplichtwet van 1922 ontstonden twee problemen. De dienstplichttijd werd eigenlijk militair te kort gevonden en de vredesorganisatie was een andere dan een oorlogsorganisatie. Vooral dit laatste veroorzaakte het probleem dat bij een mobilisatie kostbare tijd verloren ging, omdat de vredesorganisatie diende te worden omgevormd tot een oorlogsorganisatie. Ter verduidelijking kan worden opgemerkt dat in een vredesorganisatie vele eenheden niet bestaan en pas in de oorlogsorganisatie werden opgericht. Hierdoor was het kader pas later aanwezig en kon er de nodige verwarring en daardoor vertraging ontstaan. De dienstplichtwet werd dan ook in 1928 alweer gewijzigd. Er was echter een politieke commissie nodig om in te zien dat zo niet langer kon worden doorgegaan.

    De eerste kamercommissie die werd ingesteld was de Commissie-Welter in 1931. Deze had tot opdracht te onderzoeken of en zo ja, waar op het defensieapparaat kon worden bezuinigd. De conclusie van deze commissie was vernietigend. Het rapport concludeerde dat met behoud van de bestaande organisatie er niet of nauwelijks verantwoord verder kon worden bezuinigd op de landsverdediging. Het kabinet stelde in september 1933, onder leiding van Alexander Willem Frederik Idenburg, een nieuwe commissie in die een legerorganisatie moest ontwerpen, waarbij een grote bezuiniging kon worden doorgevoerd. Deze commissie zag echter geen verantwoorde mogelijkheden.

    Tijdens de jaren 1932 en 1933 waren enkele belangrijke ontwapeningsconferenties min of meer mislukt, terwijl de internationale omstandigheden alleen maar dreigender waren geworden. De situatie bracht de Nederlandse regering ertoe om de nieuwe Chef van de Generale Staf, generaal-majoor Izaak H. Reijnders, op te dragen verbeteringsvoorstellen te doen voor de minister van Defensie. Zijn bemoeienissen resulteerden in november 1935 tot de indiening van een wetsvoorstel door minister-president Hendrik Colijn. Er zou maar liefst 53,5 miljoen gulden worden vrijgemaakt ter modernisering van het Nederlandse leger. Daarnaast werden permanente verdedigingsstellingen opgeworpen bij de belangrijkste bruggen over de IJssel, het Maas-Waalkanaal en de Maas.

    In 1938 werd de dienstplichtwet wederom gewijzigd en werd het aantal oproepbare dienstplichtigen per jaar bijna verdubbeld. In 1937 liet Reijnders een urgentieprogramma opstellen ter modernisering van het materieel. De wapenindustrie zat echter vol met orders en Nederland zelf had maar een bescheiden industrie op dat gebied. In 1938 werd de Nederlandse luchtverdediging grondig gereorganiseerd (zie: Militaire Luchtvaart (ML)). Hierbij werd een centraal Commando Luchtverdediging ingesteld onder leiding van generaal-majoor Petrus W. Best. Ondanks de goede organisatie was het aantal beschikbare wapens (vliegtuigen en luchtafweer) echter veel te klein en grotendeels verouderd. De Koninklijke Marine nam in Nederland maar een bescheiden plaats in en was voornamelijk belast met bewakingstaken en het leggen van mijnenvelden. Haar voornaamste taak lag immers in Nederlands-Indië. De belangrijkste organisatie in Nederland was daardoor de landmacht.

    Deze landmacht was allerminst voor haar taak toegerust. Hoewel er zeker sprongen vooruit werden gemaakt in modernisering van tactiek, techniek en bewapening, was er nog een lange weg te gaan. Er was onvoldoende geoefend en vele wapens stamden nog uit voorbije jaren. Het standaard vuurwapen voor de infanterie bijvoorbeeld, het Mannlicher M-95 Hembrug geweer, hoewel kwalitatief niet slecht, was sinds haar invoering in 1890 nauwelijks gewijzigd. Van het moderne tankwapen was maar één exemplaar (een Franse Renault) op proef aanwezig. Een door Reijnders geopperde bestelling in 1937 voor 60 stuks was door de regering afgedaan als een ouderwets wapen. Toen men eindelijk doorkreeg dat andere landen dit wapen nadrukkelijker gingen gebruiken, werd besloten om alsnog 140 stuks te bestellen. Tot op de dag van vandaag is onduidelijk of deze werkelijk zijn besteld.

    Definitielijst

    Eerste Wereldoorlog
    Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
    infanterie
    Het voetvolk van een leger (infanterist).
    mobilisatie
    Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.
    neutraliteit
    Onpartijdigheid, onzijdigheid, tussen de partijen instaand, geen partij kiezen.
    rijkskanselier
    Benaming voor het Duitse staatshoofd, vanaf 1933 tot 1945 was Hitler Rijkskanselier van Duitsland
    Volkenbond
    Internationale volkerenorganisatie voor samenwerking en veiligheid (1920-1941). De bond was gevestigd in Genève, in het altijd neutrale Zwitserland. In de dertiger jaren kon zij weinig uitrichten tegen het agressieve optreden van Japan (Mantsjoerije), Italië (Abessinië) en Hitler. De Volkenbond was in feite de voorganger van de Verenigde Naties.

    Mobilisatie en opbouw

    De oplopende spanningen in de wereld hadden de Nederlandse regering al in 1937 gedwongen tot het houden van een zogenaamde proefmobilisatie. Hierbij werden bij wijze van test enkele complete eenheden voor mobilisatie opgeroepen. Toen Duitsland in maart 1938 Oostenrijk inlijfde, werd bij wetswijziging besloten om bepaalde lichtingen van dienstplichtigen direct te koppelen aan een bestaande eenheid. Op deze manier kreeg Nederland een leger met parate onderdelen en werd in feite de vredesorganisatie langzaam maar zeker weer gelijk aan die in oorlogstijd. Als reactie op de Sudentencrisis werd op 27 september 1938 een telegram, genaamd "Telegram O", verzonden.

    Met dit telegram kregen de parate eenheden de opdracht om hun stellingen in het grensgebied in te nemen. Dit werden de zogenaamde "Grensbataljons". Met "Telegram O" werd ook een waarschuwing uitgegeven dat de "Buitengewone Oproeping Uitwendige Veiligheid" (BOUV) zou worden afgekondigd. Deze waarschuwing geschiedde met "Telegram P". De BOUV zelf werd op 28 september om 04.20 uur verzonden middels "Telegram Q". De zo ontstane situatie zou voldoende bescherming moeten geven om de algemene mobilisatie te kunnen uitvoeren. Op diezelfde 28 september werd de dreiging dusdanig geacht dat ook "Telegram A" werd verzonden, wat een waarschuwing inhield voor de mobilisatie. Door het Akkoord van München konden op respectievelijk 3, 4 en 6 oktober de telegrammen A, Q en O weer worden ingetrokken.

    Deze situatie werd de periode daarna verscheidene malen herhaald, iedere keer wanneer een situatie in het buitenland daar een aanleiding toe gaf. De crisis rond Polen verscherpte de situatie. Op 22 augustus 1939 trad de BOUV in werking en op 23 augustus werd "Telegram A" weer verzonden. Op 24 augustus werd "Telegram B" verzonden, waarin een voormobilisatie werd afgekondigd op 25 augustus. Hierbij werden de militaire kaders (officieren, onderofficieren, administratief personeel, kwartiermakers en dergelijke) opgeroepen. Op 28 augustus werd "Telegram C" verzonden dat voorzag in het afroepen van de algemene mobilisatie op 29 augustus. De dag daarvoor was generaal Izaak H. Reijnders benoemd tot Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht. Op 3 september hadden alle opgeroepen eenheden hun oorlogsstellingen bereikt.

    Wat waren nu die oorlogsstellingen? Dat men het daar politiek en militair niet geheel over eens was, bleek wel uit de conflicten die ontstonden tussen generaal Reijnders en de nieuwe minister van Defensie, voormalig stafmedewerker Generale Staf, luitenant-kolonel Adriaan Quirinus Hendrik Dijxhoorn. Vooral op het punt van de bevoegdheden van beiden ontstonden de nodige strubbelingen. Reijnders wenste de afkondiging van de Staat van Beleg, dat hem als bevelhebber verregaande bevoegdheden zou geven. Het kabinet wenste niet verder te gaan dan de Staat van Oorlog, dat Reijnders alleen bevoegdheden gaf die direct betrekking hadden op de in te nemen stellingen.


    De belangrijkste Nederlandse verdedigingslinies in schema Bron: Marcel Kuster, TracesOfWar.com

    In 1925 was een aantal concentraties opgesteld die door het veldleger diende te worden ingenomen, al naar gelang de situatie die zich voordeed. De concentratie die zou worden ingenomen bij een aanval van Duitsland, werd vanaf 1928 aangeduid met "Concentratie Blauw". De Generale Staf had in de jaren 1934-1935 deze Concentratie Blauw verder uitgewerkt. Volgens de plannen zouden het IIe en IVe Legerkorps het centrum van de verdediging vormen in de Gelderse Vallei, waarbij Brigade A de Betuwestelling zou innemen en Brigade B de Maas-Waalstelling. Het gros van de verdediging zou aan de Grebbelinie plaatsvinden. Van hieruit zou men in noodgeval kunnen terugvallen op de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het Ie Legerkorps werd direct onder Reijnders als reserve gelegerd in het hart van de Vesting Holland. De Lichte Divisie zou verdeeld worden over Gelderland en Noord-Brabant, de Bewakingstroepen dienden de grenzen en de kuststreek te bewaken en de Peeldivisie en het IIIe Legerkorps dienden de Peel-Raamstelling in te nemen.

    De commandant van het Veldleger, luitenant-generaal Jan Joseph Godfried van Voorst tot Voorst, zag hierin echter een ernstige beperking van de mobiliteit van het veldleger. De benoeming van Reijnders tot opperbevelhebber op 28 augustus 1939, maakte deze tot meerdere van Van Voorst tot Voorst, waar beiden eerder in hiërarchie naast elkaar onder de Minister van Defensie vielen. Een conflict kon dan ook niet uitblijven. In januari 1940 waren de spanningen tussen Reijnders aan de ene kant en de minister van Defensie en Van Voorst tot Voorst aan de andere kant zo hoog opgelopen dat Reijnders niet meer als opperbevelhebber te handhaven was. Op 6 februari 1940 werd luitenant-generaal Henry Winkelman tot opperbevelhebber benoemd met generaal-majoor Herman F. baron van Voorst tot Voorst als zijn souschef.

    Winkelman nam zijn taak voortvarend op. Hij ging uit van een defensief plan dat uitvoerbaar was met de aanwezige middelen. Het vertrouwen dat hij genoot bij de Nederlandse regering gaf hem grote speelruimte. Winkelman koos als belangrijkste defensieve stelling voor de Grebbelinie. Het IIe en IVe Legerkorps dienden hun verdediging in die stelling uit te voeren en niet door de eerder gestelde georganiseerde terugtocht. Het IIIe Legerkorps en de Lichte Divisie dienden achter de Peel-Raamstelling de schijn van een sterke verdediging op te houden, maar wanneer ons land werd aangevallen, moesten zij op de Vesting Holland terugvallen. Nog verscheidene verschuivingen vonden plaats in de laatste weken naar mei, maar alle dienden ze de versterking van de uiteindelijke verdediging van de Vesting Holland.

    Op 9 mei achtte men op het hoofdkwartier de dreiging zodanig dat men de diverse commandanten waarschuwde voor een dreigende aanval. Hierbij liet men veel over aan het eigen inzicht van die commandanten. Toen Winkelman naar bed ging was hij tevreden. Hij had alles gedaan wat in zijn vermogen lag. Meer kon hij niet doen.

    Het Nederlandse Leger kende als grootste orgaan het zogenaamde Legerkorps. Standaard bestond een Legerkorps uit 2 Divisies met elk ongeveer 10.000 manschappen. Deze twee Divisies, samen met de Legerkorpstroepen, brachten een Legerkorps op ongeveer 25.000 man. De Legerkorpstroepen waren opgebouwd uit een Legerkorpsstaf (inclusief het Artilleriecommando en een verbindingsafdeling), een Compagnie Politietroepen, een Regiment Huzaren, een Afdeling Artillerie, twee Compagnieën Luchtdoelmitrailleurs, een Artillerie-Meetcompagnie, een Compagnie Aan- en Afvoertroepen, een Autobataljon (onderverdeeld in vier Compagnieën) en een Legerkorpstrein.

    Iedere Divisie telde standaard drie Regimenten Infanterie en een Regiment Artillerie. Daarnaast kende de Divisie een Divisiestaf, twee Mitrailleurcompagnieën (met 12 zware mitrailleurs per Compagnie), een Compagnie Pantserafweergeschut (zes 4,7 cm PAK) en een Compagnie Pioniers. Een Regiment Infanterie telde naast de Staf, drie Infanteriebataljons (elk opgebouwd uit een Staf, drie Tirailleurscompagnieën en een Mitrailleurcompagnie), een Batterij Geschut "6-Veld" (vier vuurmonden), een Compagnie Pantserafweergeschut met zes 4,7 cm PAK en een Compagnie Mortieren met zes mortieren van 8 cm. Een Regiment Artillerie telde naast de Staf totaal drie Afdelingen met elk drie Batterijen van vier vuurmonden. In de praktijk bestonden diverse Regimenten slechts uit één of twee Batterijen. Een Regiment Huzaren telde naast de Staf twee Eskadrons te paard en vier Eskadrons op de fiets, een Eskadron Pantserafweergeschut (per Eskadron vier stuks 4,7 cm PAK), een Mitrailleureskadron (12 zware mitrailleurs) en een Sectie Mortieren (twee stuks van 8,1 cm).

    Naast de Legerkorpsen kende het Nederlandse Leger enkele onafhankelijke Brigades. Deze hadden elk een eigen indeling, afhankelijk van de taak waarvoor ze waren aangesteld. Van hoog naar laag in aantallen manschappen en ondergeschiktheid kende men zo de structuur van Legerkorps-Divisie-(Brigade)-Regiment-Bataljon (Afdeling bij Artillerie)-Compagnie (Batterij bij Artillerie en Eskadron bij Huzaren)-Sectie (Peloton bij Cavalerie en Luchtdoelmitrailleurs)-Groep.

    Definitielijst

    Artillerie
    Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
    Brigade
    Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.
    Cavalerie
    In het Engels Calvary. Oorspronkelijk een aanduiding voor bereden troepen. In de Tweede Wereldoorlog de aanduiding voor gepantserde eenheden. Belangrijkste taken zijn verkenning, aanval en ondersteuning van infanterie.
    Divisie
    Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
    Infanterie
    Het voetvolk van een leger (infanterist).
    mobilisatie
    Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.
    Regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.
    Staat van Beleg
    Toestand waarin alle burgerlijke vrijheden worden opgeschort en het bestuur bij het leger berust.

    Slagorde tot 9 mei 1940

    Indeling Landmacht 9 mei 1940
     
    Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht Generaal H.G. Winkelman
           
    Vesting Holland   Luitenant-generaal J. van Andel
    - IJsselmeer-flotila    
        - Hr. Ms. Friso  
        - Hr. Ms. Hefring  
        - Hr. Ms. Sija, Hr. Ms. Argri, Hr. Ms. Zeemeeuw, Hr. Ms. Tema, Hr. Ms. Oranje, Hr. Ms. Nelly, Hr. Ms. Albatros, Hr. Ms. Adwill
           
    - Oostfront      
      - Groep Merwede  
        - 23e Regiment Infanterie
        - 13e Regiment Artillerie
        - I/24 R.A.  
        - I/27 R.A.  
      - Groep Lek    
        - II/32 R.I.  
        - Marine eenheden  
      - Groep Utrecht  
        - II/25 R.I.  
      - Groep Nieuwersluis  
        - III/31 R.I.  
      - Groep Naarden  
        - rest 31e Regiment Inf.  
           
    - Westfront      
      - Groep Alkmaar  
      - Groep Haarlem  
      - Marinepositie IJmuiden  
        - III/42 R.I.  
        - 10e grensbataljon  
      - Groep Leiden  
      - Groep 's Gravenhage  
      - Marinepositie Hoek van Holland  
        - 39e Regiment Infanterie  
      - 4e Inundatie Afdeling  
           
    - Zuidfront      
      - Groep Spui    
        - I/39 R.I.  
        - 34e Regiment Infanterie
        - Vesting Willemstad  
        - 14e Regiment Artillerie  
      - Groep Kil    
        - 28e Regiment Infanterie
        - III/34 R.I.  
        - 23e Regiment Artillerie  
        - Artilleriebatterij Prinsenheuvel
           
    Militaire Luchtvaart (ML) Luitenant-generaal P.W. Best
           
    - I Regiment Huzaren Motorrijders

    Wassenaar

     
    - III-Regiment Grenadiers
    Ypenburg  
         
      - 1-III/R.Gr.    
      - 2-III/R.Gr.    
      - Mitr. Comp. III/R.Gr.  
           
    - III-4 Regiment Infanterie
    Valkenburg
     
           
      - 1-III/4R.I. Valkenburg  
      - 2-III/4R.I. Katwijk aan Zee  
      - 3-III/4R.I. Valkenburg  
      - M.C.-III/4R.I. Katwijk aan den Rijn  
           
    - 22e Depotcompagnie Bewakingstroepen  
      Ockenburg  
           
    Directeur Etappen- en Verkeersdienst 
        Kolonel H.H. Thoden van Velzen
           
    Veldleger   Luitenant-generaal
    J.J.G. Baron van Voorst totVoorst
           
    - IIe Legerkorps
    Generaal-majoor J. Harberts
         
      - 2e Divisie Kolonel J.S. Barbas
        - 10e Regiment Infanterie  
        Luitenant-kolonel P.J. van den Briel
        - 15e Regiment Infanterie  
        - 22e Regiment Infanterie  
        Luitenant-kolonel J. F. de Ridder
        - 4e Regiment Artillerie  
           
      - 4e Divisie Kolonel A.A.M. van Loon
        - 8e Regiment Infanterie  
        Luitenant-kolonel W.F. Hennink
        - 19e Regiment Infanterie  
        - 8e Regiment Artillerie  
           
    - IIIe Legerkorps
    Generaal-majoor A.A. van Nijnatten
         
      - 5e Divisie
     
        - 2e Regiment Infanterie  
        - 13e Regiment Infanterie  
        - 17e Regiment Infanterie  
        - 3e Regiment Artillerie  
           
      - 6e Divisie    
        - 3e Regiment Infanterie  
        - 6e Regiment Infanterie  
        - 14e Regiment Infanterie  
        - 7e Regiment Artillerie  
           
      - II-Regiment Huzaren Motorrijders  
        Luitenant-kolonel A.J.E. Mathon
         
      - 3e Grensbataljon  
        Majoor A.G.C. Reijers
           
      - 6e Grensbataljon  
        Majoor J. Hendriksz
           
    - IVe Legerkorps
    Generaal-majoor A.R. van den Bent
         
      - 7e Divisie
     
        - 7e Regiment Infanterie  
        - 18e Regiment Infanterie  
        - 1e Regiment Artillerie  
           
      - 8e Divisie    
        - 5e Regiment Infanterie  
        - 16e Regiment Infanterie  
        - 21e Regiment Infanterie  
        - 5e Regiment Artillerie  
           
      - 1e Regiment Huzaren  
      - 5e Regiment Huzaren  
           
      Territoriaal Bevelhebber Overijssel
        Kolonel J.H. Dwars
        - Groep IJssel Zuid
    - Groep IJssel Noord
    - 11e Genie Compagnie
     
           
    - Peeldivisie
    Kolonel L.J. Schmidt
         
      - Vak Schaijk (ten zuiden van Nijmegen tot ten zuiden van Gennep)
        Reserve Luitenant-kolonel J. Detmar
         
        - II/29 R.I.
     
        - III/14 R.I.  
        - I/6 R.I.  
        Majoor A.J.M. Allard
        - I/3 R.I.  
        Majoor A. Netze
        - II/26 R.I.  
        - III/20 R.A.  
           
      - Vak Erp (ten zuiden van Gennep tot ten zuiden van Vierlingsbeek)
       
        - II/2 R.I.  
        - II/17 R.I.  
        - I/13 R.I.  
        - 15e Grensbataljon  
        - II/20 R.A.  
           
      - Vak Bakel (ten zuiden van Vierlingsbeek tot ten noorden van Venlo)
       
        - I/27 R.I.  
        - II/27 R.I.  
        - III/27 R.I.  
        - I/41 R.I.  
        - III/26 R.I.  
           
      - Vak Asten (ten noorden van Venlo tot ten noorden van Roermond)
       
        - II/30 R.I.  
        - III/30 R.I.  
        - 2e Grensbataljon  
        - III/41 R.I.  
           
      - Vak Weert (ten noorden van Roermond tot ten zuiden van Wessem)
       
        - I/30 R.I.  
        - 4e Grensbataljon  
        - II/41 R.I.  
        - 17e Grensbataljon  
        - I/20 R.A.  
           
    - Lichte Divisie
    Kolonel H.C. van der Bijl
         
      - 1e Regiment Wielrijders  
      - 2e Regiment Wielrijders  
        Luitenant-kolonel Mijsberg
      - 3e Regiment Huzaren Motorrijders  
      - Regiment Gemotoriseerde Artillerie  
           
    - Brigade A
    Kolonel J. van Voorthuysen
         
      - 44e Regiment Infanterie  
      - 46e Regiment Infanterie  
      - Groep Betuwe (8e Grensbataljon en III/43 R.I.)
           
    - Brigade B
    Kolonel J.C.C. Nijland
         
      - 24e Regiment Infanterie  
      - 29e Regiment Infanterie  
      - 16e Regiment Artillerie  
      - Groep Maas-Waal(I/26 R.I. en 11e Grensbataljon)
           
    - Brigade G
    Generaal-majoor G. Dames
         
      - 25e Regiment Infanterie  
      - 32e Regiment Infanterie  
           
    - 2e Luchtvaartregiment Luitenant-kolonel J.H. Sar
           
    Territoriaal Bevelhebber Friesland Kolonel J. Veenbaas
           
    Territoriaal Bevelhebber Zuid-Limburg 
        Luitenant-kolonel A. Govers
         
    Ie Legerkorps   Generaal-majoor N.T. Carstens
         
    - 1e Divisie
    Kolonel W.F.K. Bisschoff van Heemskerck
         
      - 3e Regiment Grenadiers (Vliegpark Ypenburg)
        Majoor J.K. de Visser
      - 3e Regiment Jagers (Vliegpark Waalhaven)  
      - 4e Regiment Infanterie  
        Luitenant-kolonel H.D. Buurman
      - 2e Regiment Artillerie  
      - 3e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs voor de Luchtverdedigingskring
    (Rotterdam/Den Haag)
      - 4e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs (Stelling Den Helder)
      - 1e Pionier Compagnie (Groep Merwede)
       
    - 3e Divisie   Kolonel L.H. Kraak
      - 1e Regiment Infanterie  
      - 9e Regiment Infanterie  
      - 12e Regiment Infanterie  
      - 6e Regiment Artillerie  
           
    Koninklijke Marine   Vice-admiraal J.Th. Furstner
           
    - Stelling Den Helder   Schout-bij-nacht H. Jolles
           
    - Commandant Zeeland Schout-bij-nacht H.J. van der Stad
         
      - 38e Regiment Infanterie  
      - 40e Regiment Infanterie  
        Reserve Luitenant-kolonel P.L.R. van der Drift
      - 14e Grensbataljon  
        Majoor F.G. Triebel
      - I/1e Regiment Marine Infanterie  
      - 17e Regiment Artillerie  
           
    Luchtafweer Regiment Utrecht/Soesterberg
           
    Commandant Stelling Den Helder


    Definitielijst

    Regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.

    Slagorde 10 mei 1940

    Indeling Landmacht avond 10 mei 1940

    Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht  
       
    Generaal H.G. Winkelman
         
    Vesting Holland
    Luitenant-generaal J. van Andel
           
    - IJsselmeer-Flotila    
        - HrMs Friso  
        - HrMs Hefring  
        - HrMs Sija, HrMs Argri, HrMs Zeemeeuw, HrMs Tema, HrMs Oranje, HrMs Nelly, HrMs Albatros, HrMs Adwill
           
    - Oostfront    
         
      - Groep Merwede  
        - 23e Regiment Infanterie
        - 13e Regiment Artillerie
        - I/24 R.A.
        - I/27 R.A.
      - Groep Lek  
        - II/32 R.I.
        - Marineeenheden
      - Groep Utrecht  
        - II/25R.I.
      - Groep Nieuwersluis  
        - III/31 R.I.  
      - Groep Naarden  
        - rest 31e Regiment Inf.  
           
    - Westfront    
      - Groep Alkmaar  
      - Groep Haarlem  
      - Marinepositie Ijmuiden  
        - III/42 R.I.  
        - 10e Grensbataljon  
      - Groep Leiden  
      - Groep 's Gravenhage  
      - Marinepositie Hoek van Holland  
        - 39e Regiment Infanterie  
      - 4e Inundatie Afdeling  
           
    - Zuidfront    
         
      - Groep Spui  
        - I/39 R.I.
        - 34e Regiment Infanterie
        - Vesting Willemstad
        - 14e Regiment Artillerie
      - Groep Kil  
        - 28e Regiment Infanterie
        - III/34 R.I.
        - 23e Regiment Artillerie
        - Artilleriebatterij Prinsenheuvel
           
    - Ie Legerkorps
    Generaal-majoor N.T. Carstens
       
      - 1e Divisie    
       
    Kolonel W.F.K. Bisschoff van Heemskerck
         
        - 3e Regiment Grenadiers (Vliegpark Ypenburg)
       
    Majoor J.K. de Visser
        - 3e Regiment Jagers (Vliegpark Waalhaven)
        - 4e Regiment Infanterie
       
    Luitenant-kolonel H.D. Buurman
        - 2e Regiment Artillerie
        - 3e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs
    (Rotterdam/Den Haag)
        - 4e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs
    (Stelling Den Helder)
        - 1e Pionier Compagnie (Groep Merwede)
         
      - 3e Divisie  
       
    Kolonel L.H. Kraak
         
        - 1e Regiment Infanterie
        - 9e Regiment Infanterie
        - 12e Regiment Infanterie
        - 6e Regiment Artillerie
         
      - Lichte Divisie  
       
    Kolonel H.C. van der Bijl
           
        - 1e Regiment Wielrijders
        - 2e Regiment Wielrijders  
       
    Luitenant-kolonel Mijsberg
        - 3e Regiment Huzaren Motorrijders
        - Regiment Gemotoriseerde Artillerie
         
      - Militaire Luchtvaart (ML)  
       
    Luitenant-generaal P.W. Best
           
        - I Regiment Huzaren Motorrijders
        - III Regiment Grenadiers
        - III/4 Regiment Infanterie
        - 22e Depotcompagnie Bewakingstroepen
           
           
           
           

    Directeur Etappen- en Verkeersdienst
    Kolonel H.H. Thoden van Velzen

    Veldleger
    Luitenant-generaal
    J.J.G. Baron van Voorst tot Voorst
           
    - Territoriaal Bevelhebber Overijssel
    Kolonel J.H. Dwars
           
    - IIe Legerkorps
    Generaal-majoor J. Harberts
           
      - 2e Divisie  
       
    Kolonel J.S. Barbas
           
        - 10e Regiment Infanterie
       
    Luitenant-kolonel P.J. van den Briel
        - 15e Regiment Infanterie
        - 22e Regiment Infanterie
       
    Luitenant-kolonel J.F. de Ridder
        - 4e Regiment Artillerie
         
      - 4e Divisie
       
    Kolonel A.A.M. van Loon
         
        - 8e Regiment Infanterie
       
    Luitenant-kolonel W.F. Hennink
        - 19e Regiment Infanterie
        - 8e Regiment Artillerie
           
    - IIIe Legerkorps
    Generaal-majoor A.A. van Nijnatten
       
      - 5e Divisie
         
        - 2e Regiment Infanterie
        - 13e Regiment Infanterie
        - 17e Regiment Infanterie
        - 3e Regiment Artillerie
           
      - 6e Divisie
        - 3e Regiment Infanterie
        - 6e Regiment Infanterie
        - 14e Regiment Infanterie
        - 7e Regiment Artillerie
         
      - II-Regiment Huzaren Motorrijders
       
    Luitenant-kolonel A.J.E. Mathon
           
      - 3e Grensbataljon
       
    Majoor A.G.C. Reijers
           
      - 6e Grensbataljon
       
    Majoor J. Hendriksz
           
    - IVe Legerkorps
    Generaal-majoor A.R. van den Bent
         
      - 7e Divisie
         
        - 7e Regiment Infanterie
        - 18e Regiment Infanterie
        - 1e Regiment Artillerie
           
      - 8e Divisie
           
        - 5e Regiment Infanterie
        - 16e Regiment Infanterie
        - 21e Regiment Infanterie
        - 5e Regiment Artillerie
           
      - 1e Regiment Huzaren
           
      - 5e Regiment Huzaren
           
    - Brigade A
    Kolonel J. van Voorthuysen
       
        - 44e Regiment Infanterie
        - 46e Regiment Infanterie
        - Groep Betuwe
    (8e Grensbataljon en III/43 R.I.)
           
    - Brigade B
    Kolonel J.C.C. Nijland
       
        - 24e Regiment Infanterie
        - 29e Regiment Infanterie
        - 16e Regiment Artillerie
        - Groep Maas-Waal
    (I/26 R.I. en 11e Grensbataljon
           
    - Brigade G
    Generaal-majoor G. Dames
         
        - 25e Regiment Infanterie
        - 32e Regiment Infanterie

    Territoriaal Bevelhebber Noord-Brabant en Peeldivisie
    Kolonel L.J. Schmidt

         
    - Peeldivisie

       
    - Vak Schaijk
    Reserve Luitenant-kolonel J. Detmar

       
      - II/29 R.I.
      - III/14 R.I.
      - I/6 R.I.
     
    Majoor A.J.M. Allard
      - I/3 R.I.
     
    Majoor A. Netze
      - II/26 R.I.
      - III/20 R.A.

       
    - Vak Erp

       
      - II/2 R.I.
      - II/17 R.I.
      - I/13 R.I.
      - 15e Grensbataljon
      - II/20 R.A.

         
    - Vak Bakel

       
      - I/27 R.I.
      - II/27 R.I.
      - III/27 R.I.
      - I/41 R.I.
      - III/26 R.I.

         
    - Vak Asten

         
      - II/30 R.I.
      - III/30 R.I.
      - 2e Grensbataljon
      - III/41 R.I.

         
    - Vak Weert

         
      - I/30 R.I.
      - 4e Grensbataljon
      - II/41 R.I.
      - 17e Grensbataljon
      - I/20 R.A.

    Koninklijke Marine
    Vice-admiraal J.Th. Furstner
         
    Territoriaal Bevelhebber Zuid-Limburg 
    Luitenant-kolonel A. Govers
           
    Stelling Den Helder
    Schout-bij-nacht H. Jolles
           
      Territoriaal Bevelhebber Friesland
    Kolonel J. Veenbaas
           
    Territoriaal Bevelhebber Zeeland
    Schout-bij-nacht H.J. van der Stad
       
      - 38e Regiment Infanterie
      - 40e Regiment Infanterie
    Reserve Luitenant-kolonel P.L.R. van der Drift
      - 14e Grensbataljon
    Majoor F.G. Triebel
      - I/1e Regiment Marine Infanterie
      - 17e Regiment Artillerie

    Informatie

    Artikel door:
    Wilco Vermeer
    Geplaatst op:
    06-04-2005
    Laatst gewijzigd:
    17-07-2022
    Feedback?
    Stuur het in!

    Gerelateerde boeken

    Mei 1940
    Grebbelinie 1940
    Een soldaat doet zijn plicht